dinsdag, juni 30, 2015

Datafobie

De Amerikaanse hoogleraar James Whitman, die dit jaar eredoctor werd aan de KU Leuven, beschreef in enkele zeer goed gedocumenteerde artikelen (1) een merkwaardig verschil tussen de Amerikaanse en Europese rechtscultuur inzake privacy. In Amerika wordt privacy namelijk enger begrepen in die zin dat wie zich buitenhuis, in het openbare leven, begeeft, zich in beginsel niet op privacy kan beroepen. Anderzijds wordt wat zich in de privésfeer in enge zin afspeelt een stuk sterker beschermd met name tegen de overheid. In Europa wordt dat privéleven juist veel minder sterk beschermd tegen de overheid, maar wordt de vrijheid van private spelers (media, verenigingen, ondernemingen) om gegevens over personen in hun publieke leven te verwerken juist veel meer aan banden gelegd. Zo zijn enerzijds traditionele waarborgen tegen totalitaire regimes zoals het bankgeheim jegens de overheid in Europa opgedoekt, en worden anderzijds zoekmachines gecensureerd omwille van het “recht om te worden vergeten” (2). 

Wie nieuws en debat over het gebruik van informatie bij ons volgt, kan echter merken dat ook waar de aldus ruim begrepen privacy niét op het spel staat er een cultuur van geheimdoenerij heerst en vooral ook schrik voor alle gegevens die vergelijkingen inhouden en verschillen aan het licht brengen. België was ooit een gidsland inzake statistische gegevens over bevolking en alles daarrond, maar is vandaag vaak de rode lantaarn.

We zijn ongeveer het enige land in de EU dat geen deftige statistieken kan voorleggen inzake de werking van het gerecht (3). Op meerdere vlakken is het onmogelijk om in België over opgesplitste gegevens per gewest te beschikken, omdat die gegevens te ‘gevoelig’ zijn. Zo wil men ook verhinderen dat interregionale geldstromen (‘transferten’) correct in kaart worden gebracht – terwijl bv. in Duitsland het deel van de belastingen dat dient om de armere deelstaten te financieren expliciet apart op de belastingbrief wordt vermeld. Bij ons stelden politici dat de de ‘interpersonele solidariteit’ in gevaar zou brengen.

Met informatie die transparante competitie tussen instellingen zou kunnen bevorderen is het zeker niet beter gesteld. Er is duidelijk geen animo voor vergelijkende resultaten van scholen of studierichtingen; in studies en rapporten over leerresultaten krijgt men nooit informatie over individuele scholen. Hetzelfde geldt voor vergelijking tussen ziekenhuizen of medische diensten; Test-aankoop kreeg van de rechter geen inzage in rapporten over ziekenhuisinfecties, omdat door de slechte kwaliteit van de informatie deze zelf een gevaar zou zijn voor de volksgezondheid (sic)(4). In 2008 werd een Nederlander vervolgd door de ziekenfondsen omdat hij een vergelijking publiceerde tussen de diensten die zij aanbieden. Rond de publicatie van de rapporten inzake voedselveiligheid in restaurants was er trammelant. Wel publiceerde Antwerpen in 2014 misdaadcijfers per wijk. Informatie over statistische verschillen tussen etnische groepen daarentegen blijft een groot taboe.

Ook voor transparante informatie over de mobiliteitsscore van woningen is er geen geestdrift. En het hek is helemaal van de dam wanneer er online informatie wordt verschaft die per woonbuurt aangeeft wat het gemiddeld inkomen er is, de gezinsgrootte (aantal kinderen, aantal gehuwden) of het aantal verschillende nationaliteiten der bewoners (5).


In omzeggens al deze gevallen gaat het niet om privacy. Anonieme statistische informatie wordt beschuldigd van discriminatie omdat mensen deze informatie zouden kunnen gebruiken om dingen te doen die aan hun voorkeuren beantwoorden. Terwijl men er blijkbaar minder moeite mee heeft dat de overheid die wel mag gebruiken om het ‘gedrag te sturen’. Zo verkiest men in naam van de verlichting de verduistering. Voor mensen die toch zo graag anderen van fobieën beschuldigen past dan ook dit woord: zij lijden aan datafobie.

-----
(1) in het bijzonder J.Q. WHITMAN, "The Two Western Cultures of Privacy: Dignity versus Liberty", The Yale Law Journal, Vol. 113, No. 6 (Apr., 2004), pp. 1151-1221, http://www.jstor.org/stable/4135723.
--------

Deze bijdrage verscheen in Grondvest, tijdschrift van de VVB, juli/augustus 2015.
 
Locations of visitors to this page