Sinds de gruwelijke aanslagen in Parijs op 13
november 2015 worden we bijna dagelijks om de oren geslagen met beweringen over
wat de terroristen wilden of wat hen motiveert en het daarop voortbouwende
argument dat we vooral dat niet mogen doen. Over die motivering van de
terroristen lopen de stellingen natuurlijk ook ten dele uiteen. Al kan men deze
keer de zaak toch niet zomaar wegwuiven als die van een lone wolf bij wie de individuele frustratie of waan een verklaring
vormt. Daarvoor zijn de uitgevoerde of geplande terreurdaden in Frankrijk te
goed voorbereid en gecoördineerd. De rechtstreekse oogmerken zijn vrij
duidelijk. Ten eerste wil men natuurlijk de samenleving in de geviseerde landen
(Frankrijk, maar ook België, Duitsland, de VS, Tunesië, Libanon e.a.) bang
maken, al zeggen de commentatoren er niet bij waarvoor dan wel. Dat men de
burgers bang wil maken voor de terreurorganisatie Islamitische Staat kan het
minst ontkend worden. Dat men ze ook bang wil maken voor de kracht van een
religie durft nauwelijks iemand schrijven, want die religie noemt zichzelf de
islam, althans de ware islam, en bang zijn voor de islam (islamofobie) is voor
de politiek correcten een misdrijf. Het tweede oogmerk is ook vrij duidelijk:
het is evident geen toeval dat aanslagen gepleegd worden op activiteiten die
voor de terroristen haram zijn,
verboden, zoals sportwedstrijden, popmuziekconcerten en uitingen van een
bourgondische levenswijze, vooral wanneer daarbij mannen en vrouwen ongeremd
met elkaar omgaan. Maar ook wie dit wel inzet en schrijft probeert meestal
absoluut te vermijden het daarbij over een cultuuroorlog te hebben. Het mag en
zal geen cultuuroorlog zijn, en dus moeten wij maar geloven dat het allemaal
niets te maken heeft met wat de terroristen verfoeien. Of er dan achter een
terreurorganisatie mee mensen zitten die ook andere belangen hebben, kan wel
zijn, maar doet geen afbreuk aan het feit dat zo’n organisatie maar vlees en
bloed heeft in de mate waarin een groot aantal mensen mee door een bepaalde
monocultuur wordt gedreven. Dat sommige van die mensen krijgers van zo’n
radicale cultuur worden kan misschien individueel verklaard worden door
persoonlijke frustraties, maar ook dan kan de georganiseerde terreur blijkbaar
toch maar deze omvang aannemen doordat er een cultureel systeem is dat mensen
zo doet handelen. Er is zeker niets op tegen dat men benadrukt dat er een
‘andere islam’ mogelijk is, maar dat het allemaal niets met ‘de’ islam te maken
heeft (waarvan men anders steeds zegt dat die niet bestaat) is onzin.
Nog meer af te dingen is er natuurlijk op de
redenering dat we ‘vooral niet mogen doen wat de terroristen willen’, waarbij
dat laatste dan ingevuld wordt naar eigen ideologie en wereldbeeld. Dat zou
betekenen dat we vooral voortdurend moeten doen wat haram is, naar popconcerten
gaan, flirten, Allah karikaturiseren .... terwijl een zinnige reactie enkel de
vrijheid om dat te doen verdedigt, niet de plicht. En dat we vooral niet mogen
polariseren ‘omdat dat is wat de terroristen willen’, is wel de kromste redenering
in het dominante discours. Vooral niet doen wat zij willen kan al evenmin een
zinnig gebod zijn als vooral doen wat zij wel willen. In beide gevallen laten
we onze beslissingen evenzeer door hen dicteren. Laat ons doen wat nodig is om
onze vrijheid en veiligheid te beschermen, daarbij bondgenoten zoeken waar dat
mogelijk is zonder toe te geven, maar ook scheidslijnen trekken waar dat nodig
is. Of dat dan polariseren wordt genoemd of niet, is geblaf in de woestijn.
(deze column verscheen eerder in Grondvest januari 2016 p. 5)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten