Dit jaar zijn er gemeenteraadsverkiezingen. In de aanloop daartoe zulle we lezen en horen hoe belangrijk de lokale gemeenschap wel is, hoe belangrijk buurtwerking wel is, hoe belangrijk het is dat er hulp en betrokkenheid is van eenieder in een buurt. Allicht wordt er gesproken over het uiteenvallen van de samenleving, het gebrek aan sociale cohesie. Allemaal terecht wel. Die gemeenschapsvorming botst op vele hindernissen, en ik wil er hier één van bespreken, waarvan de verwoestende werking nog steeds onderschat wordt: de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens (wat minder precies privacywetgeving genoemd). Deze heeft inderdaad een vernielende werking op het gemeenschapsleven en op het geheugen van onze gemeenschappen, dat een belangrijke rol speelt voor onze identiteit.
Toen we dertig jaar geleden kwamen wonen in Mariakerke bij Gent bestond er nog een stratengids met de namen van de bewoners, we konden meteen opzoeken wie onze dicht en verdere buren waren, en we konden hen dus ook bellen indien ze telefoon hadden. Vandaag is dit verboden want strijdig met de privacywetgeving. Zelfs wanneer omzeggens iedereen akkoord zou gaan met de opname, gebeurt het niet meer: de administratieve rompslomp is te groot, de kost weegt niet meer op tegen de advertentie-inkomsten. Grotere verenigingen moeten kunst- en vliegwerk gebruiken om het contact met hun leden te kunnen behouden. Enkel de doden vallen buiten toepassing van de wetgeving: men moet dus wachten tot iemand doodgaat om er informatie over te mogen verwerken. Een gemeenschap van de doden rest ons, de levenden zijn gereduceerd tot individuen.
Van die doden zal men ook de geschiedenis niet meer kunnen schrijven, want dat vereist dat de gegevens over hen ook tijdens hun leven bewaard blijven. De fundi's van de GBA (Gegevensbeschermingsautoriteit) zijn van oordeel dat men op basis van de privacywetgeving niet enkel de verdere verwerking van persoonsgegevens kan verbieden, maar zelfs bevel kan geven om registers te vernielen die enkel historische feiten bevatten, zodra die registers ook nog levende personen betreffen, zoals bv. een doopregister waarin de doop van een nog levende persoon is vermeld. Ook al is dat een gegeven dat op geen enkele manier nadien nog wordt verwerkt tenzij wanneer de betrokkene zelf een verzoek indient. Aan die fundi's hebben we dus de bevoegdheid gegeven om ons collectief geheugen te vernietigen en de geschiedenis te vervalsen.
Dit alles heeft overigens zeer weinig te maken met de bescherming van de privacy, en des te meer met de vernieling van de burgerlijke samenleving ten gunste van een steeds almachtiger staat, die steeds meer informatie over ons heeft en mag verwerken. Want zeg nu zelf: de informatie die de meeste mensen privé willen houden is nu precies het soort informatie dat de overheid - denk aan de fiscus - op steeds grotere schaal mag verwerken. Het gemeenschapsleven, de kern van onze Vlaamse overtuiging, wordt dan ook verwoest door de aanvallen van individualisme én etatisme tegelijk.
Matthias Storme
(deze column verscheen in ONAF februari 2024, p. 14)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten