woensdag, oktober 10, 2007

Matthias Storme en Pieter Huys over Vlaanderen of België

In Tertio van vandaag verschijnt een bijdrage met stukjes uit een gesprek tussen Pieter Huys en mezelf, op vragen van Jan de Volder. Het gesprek vond plaats in restaurant De Klosse met boven de deur het symbolische jaartal 1789 als bouwjaar van de hoeve. Zoals de lezer kan vermoeden, is "1789" iets waarover Huys en ikzelf het grotendeels eens zijn ... Jammer genoeg kwam maar een klein stukje van het gesprek in tertio, en daardoor zijn de uitspraken van Peter Huys en mezelf een beetje verknipte citaten. Correct weergegeven natuurlijk, maar toch maar een klein stukje van een veel langere discussie. De argumenten komen daardoor niet uit de verf, maar goed, dat zijn de beperkingen van het genre. Ik geeft het gepubliceerde deel hieronder weer:

"De keuze van de conservatieven"

Matthias Storme en Piet Huys zijn twee katholieke advocaten, die niet in de pas lopen van het politiek correcte denken. Waar de eerste een voorvechter is van de Vlaamse onafhankelijkheidsgedachte, ziet de tweede daar geen meerwaarde in. Tertio bracht hen bijeen en luisterde naar hun communautaire gedachtewisseling.

Zijn verdedigers van België progressief en aanhangers van de Vlaamse onafhankelijkheid conservatief? Zo eenvoudig liggen de kaarten niet. Zoals de discussie in het progressieve kamp woedt, zo ook onder conservatieven.
Gentenaar Matthias Storme, advocaat in Brussel en hoogleraar recht aan de KU Leuven, is lid van de Warandegroep die het Manifest voor een onafhankelijk Vlaanderen in Europa uitwerkte. Met zijn e-zine Iskander steekt hij zijn conservatief-liberale gedachtegoed niet onder stoelen of banken.
Bruggeling Piet Huys is eveneens actief als advocaat. Hij is bekend als uitgever van het conservatieve maandblad Nucleus, waarin hij opkomt voor een sterk en christelijk Europa.
Huys en Storme zijn twee tegendraadse denkers, die beiden de identiteitscrisis van Europa, het lage geboortecijfer, de crisis van het christelijke geloof en de immigratie met lede ogen aanzien.
Storme denkt dat een onafhankelijk Vlaanderen beter gewapend is om de uitdagingen aan te gaan. Huys gelooft dat allerminst. Volgens hem is Vlaanderen al in hetzelfde nihilistische bedje ziek als de rest van Europa.

Piet Huys: ,,Ik geloof niet in het einde van België. Wel zijn er elementen die dat in de hand werken. De Vlamingen gedragen zich als een minderheid in eigen land. Ik begrijp de pleinvrees niet. Met de staatshervorming vanaf 1970 gaven ze hun natuurlijke meerderheid op. Terwijl ze dit land in handen konden nemen. De tweeledigheid bracht de splitsingsdynamiek in de grondwet.
Alle partijen werden geregionaliseerd, zodat er geen enkele partij is die nog politieke belangen heeft in het andere gewest. Is dat nog omkeerbaar? Waar een wil is, is een weg. Maar een onafhankelijk Vlaanderen zal altijd een kleiner Vlaanderen zijn.’’

Matthias Storme: ,,Federaties met twee werken niet. Tsjechië en Slovakije, Noorwegen en Zweden gingen ieder hun eigen weg. De weigering van de Franstaligen om heel het land tweeledig te maken consacreerde al voor de oorlog de tweeledigheid van België. Dit is geen tweetalig land, maar twee eentalige landen in staatsverband. De taal is sinds tweehonderd jaar de belangrijkste factor van natievorming.
Een splitsing van het land moet niet worden overroepen. Het gaat maar om de organisatie van de publieke sector.’’

Huys: ,,Toch is de grootste argumentatie voor een zelfstandig Vlaanderen, zoals in het Warandemanifest, economisch van aard. Dat volstaat niet om een nieuwe natie te scheppen. Vlaanderen heeft daar niet de kracht voor. Het is een marxistische redenering: als je de economische onderbouw hebt, volgt de rest wel. Dat is een misvatting.
Taal is in de moderne tijd inderdaad een belangrijke factor voor natievorming. Maar ons land is veel ouder. Onze gebieden werden vanaf de 15e eeuw samengebracht door de Bourgondische hertogen en Keizer Karel. Ze waren altijd tweetalig.
Ik vrees dat Vlaams-nationalisten de kosten van een scheiding onderschatten. Vlaanderen vergrijst sneller dan Wallonië. De kostenstroom kan in de toekomst keren.’’

Storme: ,,Dat zou ideaal zijn, want dan maken de Walen onmiddellijk een einde aan België! Ernstig nu: natuurlijk heeft een scheiding ook kosten, vooral op korte termijn. Op lange termijn wegen de baten daartegen op. We krijgen twee landen die efficiënter werken en beter afgestemd zijn op de democratische voorkeur van de bevolking. Uiteengaan sluit het voortbestaan van gemeenschappelijke instellingen en activiteiten niet uit. Ik maak deel uit van een gesplitste Universiteit Leuven en een gesplitste balie van Brussel. De relaties met de Franstaligen zijn nu veel beter.’’

Huys: ,,Zou een splitsing van het land zo vreedzaam verlopen als u veronderstelt? Ik heb nog nooit een land zien verdampen. Wat doet u met Brussel? Hoe reageert de internationale gemeenschap eens aan het statuut van Brussel wordt geraakt? ‘We made Belgium’, geloven de Britten. Zij zullen niet aanvaarden dat Frankrijk de helft van België annexeert. Je kunt dat niet uit internationaal vaarwater houden. Als je zelf het dak van je huis haalt, moet je niet schrikken dat anderen binnenkomen. Ik vrees dat wij overmoedig zijn: De wereld lijkt ons te klein maar België is te groot.’’

Storme: ,,De internationale gemeenschap bewijst veel lippendienst aan de eenheid van een land, maar eens de vreedzame scheiding er is, tornt niemand er nog aan. Of heeft ooit iemand aan Tsjechië en Slovakije gezegd dat ze weer bij elkaar moesten om in de EU te komen? ’’

Huys: ,,Op binnenlands en cultureel vlak zie ik evenmin de meerwaarde van een onafhankelijk Vlaanderen. Vlaanderen is in hetzelfde nihilistische bedje ziek als België. De deelstaat heeft nu al een jacobijns en centralistisch bestuur. Dat maakt me niet vrolijk. En dat allemaal terwijl we afstevenen op geweldige problemen: er worden een derde kinderen te weinig geboren om de bevolking op peil te houden. Vandaar de immigratie van volkeren die vreemd zijn aan de Europese cultuur. Ik zie niet hoe een zelfstandig Vlaanderen daar beter tegen gewapend zou zijn.’’

Storme: ,,Kleine en homogene staten kunnen de problemen beter aan. Een zelfstandig Vlaanderen kan een efficiëntere overheid hebben, met meer kansen op directe democratie. Bovendien komt het dan tot een politieke hergroepering, met de vorming van een grote conservatieve partij.
De grotere cohesie in de samenleving zal de inburgering van nieuwkomers bevorderen. Want voor inburgering heb je ‘Leitkultur’ nodig, terwijl het Belgische model vooral het multiculturalisme verdedigt. Om dit land in stand te houden, huldigt men een ideologie die culturele identiteit negeert, en daarom meer naar nihilisme neigt.
Naar buiten uit helpt staatsvorming de Vlaamse belangen beter verdedigen. Om in de EU te tellen moet je een staat zijn: de eisen van Basken en Catalanen worden geneutraliseerd, maar de Letten, de Litouwers en de Esten tellen wel. Omdat ze een staat zijn.
Eens de onafhankelijkheid gerealiseerd, wordt het tijd voor een levensbeschouwelijk offensief.’’

Huys: ,,Daarvoor is geen onafhankelijk Vlaanderen nodig. De echte uitdagingen wachten op een hoger vlak. Overigens hebben kleine landen straks door de mini –grondwet nog heel weinig inbreng in Europa.’’


BRUSSEL, GENT OF MECHELEN?

‘Vlaanderen laat Brussel niet los’. Het was decennialang een dogma van de Vlaamse beweging. Bij de jongste generatie Vlaams-nationalisten is dat niet langer zo.
,,De Brusselaars moeten zelf over hun lot beslissen. Ik geloof dat ze belang hebben bij een hechte band met Vlaanderen,’’ zegt Storme. ,,Maar ik ben niet bang voor een scenario waarbij de Brusselaars hun eigen weg gaan.’’
Volgens Huys weten separatisten geen weg met de Gordiaanse knoop Brussel. Het Warandemanifest stelt een statuut voor dat Europese voogdij koppelt aan een Vlaams-Waalse. ,,Het voorstel is zo ingewikkeld dat je er geen touw aan kunt vastknopen. Het loslaten van Brussel met de bijhorende twisten rond de periferie kan Vlaanderen wel eens bijzonder klein maken.’’
Wat met de internationale rol van Brussel? Noch Huys, noch Storme gelooft dat zijn rol als Europese hoofdstad op het spel staat. ,,Al was het maar omdat Brussel voor de Britten de enige stad op het continent is waar het Engels een hoofdrol kan spelen.’’
En wat wordt de hoofdstad van het onafhankelijke Vlaanderen zonder Brussel? ,,Gent natuurlijk,’’ lacht Storme. Volgens hem gunnen Gent en Antwerpen wat dat betreft elkaar het licht in de ogen niet. Zijn oplossing ligt klaar: ,,Wegens zijn historische rol en centrale ligging, is er maar een echte kandidaat: Mechelen.’’ (JDV)


WELKE OVERHEID EN WELK EUROPA?

De verschillende communautaire overtuiging van Storme en Huys spoort met hun opvatting over de rol van de staat. Storme pleit voor een kleine overheid, die de vrijheden van de burgers beschermt en de verantwoordelijkheid bij hen legt. ,,Eenmaal de Vlaamse regering nationale bevoegdheden krijgt, kan ze op haar beurt bevoegdheden overhevelen naar het niveau van de gemeente.’’ Denemarken is hier zijn voorbeeld.
Dat subsidiariteitsbeginsel moet ook het verenigde Europa hanteren. ,,Nu is de EU een groot België. Het moet een groot Zwitserland worden.’’ Is dat geen terugtrekking uit de geschiedenis? ,,Les peuples heureux n’ont pas d’histoire. Denis de Rougemont beantwoordde de boutade met zijn boek La Suisse ou l’histoire d’un peuple heureux. Wat verkies je: gelukkig zijn of geschiedenis maken?’’
Ook Huys vindt dat de Europese instellingen zich gedragen als een ‘ondoorzichtige sovjet.’ Toch kent hij een grotere rol aan de staat toe. ,,Ik geloof in een gezag dat het ‘bonum comune’ – het gemeenschappelijke goed – verdedigt. Daarbij moet het de burgers zoveel mogelijk vrijlaten, maar geen wetten aannemen die tegen de natuurwet ingaan. Het oordeel van dit geweten van het volk wordt nu gereduceerd tot een vrijblijvende ethische keuze. Dat is een illusie zoals blijkt uit de gevolgen van wettelijke abortus. Die is volgens vooraanstaande Franse en Duitse demografen verantwoordelijk voor de demografische terugval. Onverwacht is dat dus een politiek probleem van eerste orde.’’ De prioritaire strijd voor Huys is die voor het overleven van Europa en zijn eeuwenoude cultuur. ,,We mogen niets prijsgeven aan het heersende nihilisme en de dreigende islamisering. De communautaire discussie is daaraan totaal ondergeschikt.’’

maandag, oktober 08, 2007

De logica van een uniek concept

Hoorde U ook al de reclamespot van Nearly New Car ? "Niet alleen goedkoper dan een nieuwe auto, maar ook nog eens betrouwbaarder dan een klassieke occasiewagen". Een "uniek concept" noemt men dat. Die krijgt van mij de Antitoteles-prijs (het tegendeel van Aristoteles ;) ...). Want eigenlijk zegt die reclame voor de goede toehoorder ook het volgende: "Niet alleen duurder dan een klassieke occasiewagen, maar ook nog eens minder betrouwbaar dan een nieuwe Mercedes".

Met andere woorden: zo kunnen we er nog bedenken. "Dit restaurant is niet alleen goedkoper dan Comme Chez Soi, maar ook nog eens lekkerder dan de Quick".

Of wat dacht U van : "België staat niet alleen dichter bij de burger dan Europa, maar is ook nog eens tot groter handelen in staat dan Vlaanderen". België is immers ook een "uniek concept", niet ?

Maar daarbij kent U mijn opinie natuurlijk al: het is te groot voor wat Vlaanderen zelf kan doen, en te klein voor wat Vlaanderen niet zelf kan doen. Geef mij maar een nieuwe staat als een echte occasie. Maar die occasie moeten we dan wel grijpen - zoals Kohl de kans op hereniging heeft gegrepen in 1990.

vrijdag, oktober 05, 2007

Maak uw voorraad gooicentjes maar aan


Nu het er met de dag meer en meer naar uitziet dat CD&V (en vanzelfsprekend ook VLD) van plan zijn om tot een federale regering toe te treden zonder één ernstige stap in de Vlaamse staats(her)vorming te realiseren, doen we er goed aan om de wapens klaar te maken.

En wees gerust, ik denk op de eerste plaats aan de muntjes van 1 en 2 cent die blijkbaar toch niet erg nuttig meer zijn in het betalingsverkeer.

Herinnert U zich nog Mani Pulite in Italië ? De mensen hadden toen een dergelijke afkeer van de politici dat deze zich niet meer in het openbaar konden vertonen zonder dat er muntstukjes naar hun hoofd werden gegooid.

Leg de voorraad muntjes maar al aan.

En verder luidt de vraag, die Dehaene reeds stelde: quid N-VA ?

woensdag, september 19, 2007

Polen lijdt aan een progressief virus: het Europees mensenrechtenvirus

De Poolse regering wenst geen Europese dag tegen de doodstraf, maar wel een voor het recht op leven. Polen doorprikt daarmee natuurlijk de Europese hypocrisie: "Geen enkel EU-land past de doodstraf immers toe. Volgens Polen kan er wel geprotesteerd worden tegen abortus en de toepassing van euthanasie in Europa." Polen beschuldigt de EU niet ten onrechte van de promotie van "abortus, destructieve levensstijlen en euthanasie". Zoals kon verwacht worden, krijgt Polen daardoor daardoor allerlei verwensingen naar het hoofd geslingerd ("sabotage" kopt de Standaard van vandaag).

Is dit nu een uiting van reactionair katholicisme ? Ik durf eraan te twijfelen. In tegendeel, Polen lijdt aan het progressieve virus.Of liever: de Poolse reactie is volledig coherent met de dominante progressieve manier van redeneren, die alles in termen van "(mensen)recht op ..." plaatst. De Polen kennen alleen hun hiërarchie der waarden iets beter dan die progressievelingen die tegen Polen staan te schoppen. Andere fundamentele rechten hebben immers maar zin als men eerst een recht op (bescherming van het) leven erkent. Vanuit de logica van de mensenrechten hebben de Polen gelijk.

Als conservatief ben ik desondanks niet zo gelukkig met het Poolse standpunt - al heb ik er welk begrip voor. Conservatieven huiveren van "de" rechten van "de" mens en verkiezen concrete vrijheden en concrete waarborgen tegen machtsmisbruik boven hoogdravende mensenrechten. Het verbod op de doodstraf is zo'n concrete waarborg. Nu weet ik ook dat niet alle conservatieven daarachter staan. En al kan ik enkele van hun argumenten begrijpen, toch kan ik enkel maar volmondig achter het verbod staan. Daar sta ik, ik kan niet anders. Het is allicht genetisch bepaald; zowel mijn grootvader August de Schryver als mijn vader Marcel Storme hebben - in het bijzonder ook als parlementslid - gevochten tegen de doodstraf. Ook de Poolse regering pleit overigens tegen de doodstraf.

Maar al te vaak wordt de abstracte vrijheid (la liberté) evenwel ingeroepen om de concrete vrijheden (les libertés) te beknotten. We moeten de concrete vrijheden koesteren, diegene die in het verleden bewezen hebben een waarborg te zijn geweest tegen machtsmisbruik. De vrijheden die in de Magna Charta werden erkend, in de Blijde Inkomsten, in de Engelse en Amerikaanse Bill of Rights. En ja, in de Belgische Grondwet van 1831. De concrete waarborgen voor die vrijheden zijn daarbij minstens zo belangrijk als de principes zelf.

Denken we in het bijzonder aan de waarborgen die we wel in de grondwet vinden - of vonden - en waarvan de meeste in de ronkende mensenrechtenverklaringen ontbreken, zoals onder meer:
- de instelling van de jury voor drukpersmisdrijven en politieke misdrijven, een grondwettelijke waarborg die overigens zowel door het hof van casatie als het parlement grotendeels vakkundig werd uitgehold (het nu geamputeerde art. 150 GW);
- de zogenaamde "getrapte aansprakelijkheid" bij drukpersmisdrijven, die kort gezegd inhoudt dat voor een onrechtmatige publicatie de auteur, drukker en verspreider niet elk kunnen worden vervolgd, maar de tweede pas als de eerste niet bekend is en de derde pas als de eerste en tweede niet bekend zijn (nu art. 25);
- het censuurverbod, d.w.z. de onmogelijkheid om publicatie van geschriften preventief te verbieden (nu art. 25 GW);
- het verbod op uitzonderingsrechtbanken (art. 146 GW);
- het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel (nu art. 14 GW: Geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet);
- het vermoeden van onschuld in strafzaken;
- het recht op bijstand van een advocaat en de waarborg van het beroepsgeheim van de advocaat;
- de openbaarheid van de rechtspraak en van de rechterlijke uitspraak (nu art. 149 GW);
- het verbod om de straf van verbeurdverklaring der goederen in te voeren (nu art. 17);
- zeer strikte voorwaarden voor uitlevering aan het buitenland;
- de mogelijkheid om openbare ambtenaren te dagvaarden wegens hun bestuursdaden zonder dat er voorafgaand verlof van de overheid nodig is (nu art. 31 GW);
- het "recht op antwoord" bij persoonlijke aanvallen in de media;
- de gelijkheid voor de wet, ook de fiscale.

Laat de Europese Unie daar maar eens voor vechten, in plaats van een gratuite strijd te voeren tegen de in Europa gelukkig niet meer bestaande doodstraf die moet verbergen dat men in vele andere opzichten een cultuur van de dood bevordert(zie Evangelium Vitae). Jammer genoeg zien we daar veeleer het tegendeel. Door middel van het uitleveringsbevel worden lidstaten gedwongen om zelfs eigen burgers uit te leveren zonder dat aan waarborgen zoals strafbaarheid ter plaatse moet zijn voldaan; advocaten worden verplicht hun cliënten in sommige gevallen te verklikken bij aanwijzingen van witwassen; tegoeden kunnen worden geblokkeerd zonder dat men die maatregel bij de rechter kan aanvechten; europese instellingen genieten van een ruime immuniteit en europese ambtenaren zijn niet aan de gewone belastingplicht onderworpen. Een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, zei U ?

maandag, september 17, 2007

Nog steeds "Ils nous ont pris la Flandre"

Uitgenodigd worden voor een debat op de RTBF is altijd interessant, toch voor zover men voldoende Frans spreekt om er zijn mannetje te staan. Het overkwam me vorige zondag (Mise au point 9 september). Niet dat ik ditmaal echt veel heb bijgeleerd; vooral zijn er een aantal donkere vermoedens van mijn kant over de mentalité van de Francobelgische politici bevestigd geworden, nog veel duidelijker dan ik tevoren dacht. Opnieuw is mij duidelijk geworden dat de kloof tussen Vlaanderen en Francobelgië inderdaad nog altijd zeer sterk samenhangt met een taalkwestie, zonder daartoe beperkt te blijven. Nog altijd gaat het om een totale weigering van de Franstaligen om te aanvaarden dat de publieke taal in Vlaanderen ééntalig Nederlands is. Nog altijd is er de overtuiging "Vlaanderen is ook van ons, want het is een deel van België". Het bekende citaat uit de Lettre au roi sur la séparation de la Wallonie et de la Flandre van Jules Destrée (1912) blijft nog steeds gelden: "Ils nous ont pris la Flandre, d'abord. Certes, c'était leur bien. Mais c'était aussi un peu le nôtre". Het is nog steeds de idee dat waar ook ter wereld er zelfs maar één Franstalige woont of gewoond heeft, dat land ten eeuwigen dage het Frans zou moeten erkennen. Het doet me heel sterk denken aan de Servische ideologie die in de voorbije decennia steeds heeft volgehouden dat waar ook er Serviërs wonen, het land daardoor Servisch is, of toch minstens ook van Servië (ter illustratie, bij de zeshonderdste verjaardag van de Slag op het Merelveld werd aldaar verklaard: ‘Kosovo is Servië en dit feit is niet afhankelijk van albanese geboortecijfers of servische sterftecijfers. Er ligt hier zoveel servisch bloed en er zijn zo veel servische heiligdommen dat het nog servisch land is als er niet één serviër meer woont’).

Zo blijven de francobelgen bij manier van spreken stellen dat Vlaanderen van hen is omdat Maeterlinck er begraven ligt en die in het Frans schreef. In het RTBF-debat kon Armand Dedecker het alvast niet laten weer te stellen dat Vlaanderen historisch toch ook Frans is. Net zoals islamisten beweren dat zowel Israël als Spanje nog steeds van hen zijn, omdat ze dat ooit bestuurd hebben.

Wat achter die houding echter steeds opnieuw schuilgaat is evenvoudigweg de weigering om een gelijke behandeling van het Nederlands en het Frans te aanvaarden. Vanuit een oogpunt van rechtvaardigheid is het territorialiteitsbeginsel niet het enig mogelijke beginsel. Telkens opnieuw moeten we de Francobelgen eraan herinneren dat het niet de Vlamingen zijn die ervoor gekozen hebben, maar de Walen die absoluut niet konden aanvaarden dat heel België en dus ook Wallonië tweetalig zou zijn. Maar nog steeds hebben ze niet aanvaard dat wat voor Wallonië moet gelden, ook voor Vlaanderen moet gelden, nl. dezelfde ééntaligheid. Steeds weer wordt dan het drogargument bovengehaald van de "rechten" van de Vlamingen in Brussel. Sommige Vlamingen lopen in een debat overigens nog steeds in die valkuil; maar de positie van Franstaligen in Vlaanderen kan enkel vergeleken worden met die van Nederlandstaligen in Wallonië. Het is enkel op die reciprociteit dat België kan (of althans kon) overleven.

Steeds weer blijkt de houding van asymmetrie in plaats van recprociteit die de bijl is aan de wortel van de Belgische boom. Die asymmetrie houdt in dat in gebieden waar het Frans de meerderheid is het territorialiteitsbeginsel geldt, in gebieden waar het in de minderheid is de zogenaamde "rechten van Franstaligen". In het ene gebied het recht van Franstaligen om enkel Frans te begrijpen, aan de andere kant het recht om de anderen te verplichten Frans te begrijpen en te hanteren.

Zolang aan die asymmetrie geen einde komt, zal er geen normale verstandhouding kommen tussen deze beide buurvolkeren. Ceterum censeo dat dit eerst een scheiding vereist opdat er nadien op basis van vrijwilligheid en reciprociteit met elkaar zou kunnen worden samengewerkt.


PS. 1. Mijn opmerking over de Servische ideologie betekent niet dat de Serviërs over de hele lijn ongelijk hadden. Anders dan de Fransen en Francobelgen hebben zij in de loop der eeuwen immers heel wat grondgebied verloren. Bovendien hebben zij vaak in de strijd met de Turken de kastanjes uit het vuur gehaald voor Europa ...

2. De essentie van mijn stelling over de houding van de Franstaligen is ook te vinden in een bijdrage van maarten van ginderachter in de Standaard van 19 september onder de titel "Het Belgische dovemansgesprek".

donderdag, september 13, 2007

Over het "toelaten" van Mein Kampf

Nadat Geert Wilders in Staats-Nederland een rel veroorzaakte door te vragen dat bepaalde delen van de Korân net zoals Mein Kampf zouden worden verboden, heeft Minister Plasterk terecht geantwoord dat net zoals de Korân ook Mein Kampf juist zou moeten worden toegelaten. Dit bracht Fokke en Sukke tot volgende cartoon.



Mij doet het denken aan een van de proeven die ik van mijn vrienden moest afleggen op mijn vrijgezellenavond (intussen net iets meer dan 21 jaar geleden, het is vandaag onze huwelijksverjaardag). We begaven ons naar een bekend links café in Gent, mijn vrienden vroegen de waard om de muziek enkele minuten uit te zetten voor het voorlezen van een boodschap. Ik kreeg een exemplaar van Mein Kampf in de hand gedrukt en moest rechtstaande een volle bladzijde eruit voorlezen (in het Nederlands als ik me goed herinner). Enigszins tot onze verbazing wekte dit geen enkele reactie op bij het langharig werkschuw tuig ;). Nu ja, misschien leek de retoriek zo erg op de stalinistische teksten die je nog altijd in pamfletten van de belgische ("maoïstische") PVDA vindt dat ze er dat in meenden te herkennen. Niemand scheen in elk geval te merken van welke bron de tekst afkomstig was. De tekst is trouwens zo gezwollen en unzeitgemässig dat het haatzaaiend karakter ervan vandaag wellicht tot bijna nul is herleid. Of dat ook voor de Korân geldt laat ik graag aan de lezer over.

Draait het verkeer door het ontbreken van verkeersborden en/of dankzij overtreders ?

In de Oostenrijkse krant der Standard staat een interessant stukje over de vraag of het verkeer wel zou kunnen functioneren znder dat er minstens nu en dan overtredingen worden begaan: "Braucht der Verkehrsfluss Regelbrüche?". Een flink debat op het web volgde.

Op shared-space.org staan er in dit verband ook interessante berichten over studies en projecten waaruit blijkt dat hoe minder verkeersborden er zijn, hoe beter het verkeer functioneert (kijk onder "projects"). Nu ja, ik vat het wel een beetje simplistisch samen, maar in ieder geval stof tot nadenken voor onze Vlaamse regulitis-lijders.

zondag, september 09, 2007

Interpretatie zonder te zinzen: waarom de splitsing van BHV grondwettelijk moet

Het is merkwaardig dat allerlei mensen die zich anders nooit hebben toegelegd op de studie van de interpretatie van rechtsteksten en al zeker niet van arresten van het Grondwettelijk Hof, inzake BHV plotseling met grote zekerheid weten wat dat Hof (toen nog Arbitragehof genaamd) beslist heeft in arrest nr. 73/2003 van 26 mei 2003 (http://www.grondwettelijkhof.be/public/n/2003/2003-073n.pdf). Ik heb het hier dan nog niet over de interpretatie van de overgangsmaatregel van 4 jaar (zie daarvoor mijn "Verkiezingen op 10 juni volgens huidige kieswet zijn ongrondwettig" of "Verkiezingen Zijn Ongrondwettig Volgens Huidige Kieswet"), maar wel over de vraag of er zonder grondwetswijziging andere oplossingen mogelijk zijn dan een splitsing van BHV. Zo stelt Walter Zinzen met het aura van een groot rechtsgeleerde: "Steeds opnieuw wordt als een mantra herhaald dat het Grondwettelijk Hof de splitsing van de kieskring heeft opgelegd, hoewel onder meer in deze krant al uitentreuren te lezen viel dat het Hof geen keuze heeft gemaakt over de manier waarop het probleem BHV moet worden opgelost. De politici die het anders zeggen zijn demagogen, er is geen ander woord voor" (de Standaard 4 september 2007, "'Non' betekent hetzelfde als 'onbespreekbaar' - Voer eindelijk een ernstig debat over BHV"), daarbij verwijzend naar een stuk van een lokale Groen!-politicus (Peter Verpoorten, "Een wasmachine voor BHV", de Standaard 10 augustus 2007), waarin de auteur een wasmachine belooft aan wie kan bewijzen dat het arrest van het Arbitragehof de splitsing noodzakelijk maakt.

Nu klopt het wel dat het arrest niet heeft beslist dat er noodzakelijk een provinciale kieskring moet komen, maar het klopt niet dat het arrest ruimte laat voor een niet-splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde (behalve in het geval àlle kieskringen zouden worden afgeschaft, zie verder). Ook bij een terugkeer naar arrondissementele kieskringen zou er op basis van de specifieke redenering van het arrest een splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde moeten plaatsvinden. Wel kan men in het arrest lezen dat er daarnaast mogelijks bepaalde maatregelen kunnen worden genomen voor de bescherming van minderheden.

Laat me even deze interpretatie adstrueren. Een arrest van het Arbitragehof wordt geveld in een bepaald type procedure en heeft een bepaalde structuur. Het arrest in kwestie is geveld in het kader van een procedure tot nietigverklaring van een wet wegens strijdigheid met welbepaalde bepalingen van de Grondwet. Die bepalingen moeten door de verzoeker worden aangevoerd en het Hof toetst dan aan de ingeroepen bepalingen. Men moet dus op de eerste plaats de grief lezen vooraleer de motieven te interpreteren die in antwoord op die grief zijn gegeven.

In het kwestieuze arrest werd de kieswetgeving in twee opzichten ongrondwettig verklaard. Het Hof stelde dat vast in twee verschillende delen van het arrest en in antwoord op twee verschillende grieven of middelen. Die grieven ken ik maar al te goed, want als advocaat van de zogenaamde "verzoekers in de zaak 2617" (nl. de N-VA, enkele kandidaten van de N-VA en leden van de N-VA uit Vlaams-Brabant en Henegouwen) heb ik ze zelf geschreven.

De eerste grief had betrekking op de verhouding tussen het arrondissement Halle-Vilvoorde en het arrondissement Leuven, de tweede grief had betrekking op de verhouding tussen Vlaams-Brabant in het algemeen en Halle-Vilvoorde in het bijzonder en Brussel. Wanneer sommigen zeggen dat het arrest de kieswet enkel ongrondwettig verklaarde waar het de Leuvenaars discrimineerde, is dat dus duidelijk onjuist.

In antwoord op de eerste grief werden een reeks bepalingen van de Kieswet op de eerste plaats al geschorst bij arrest nr. 30/2003 van 26 februari 2003 (http://grondwettelijkhof.be/public/n/2003/2003-030n.pdf), en vervolgens vernietigd bij arrest nr. 73/2003 van 26 mei 2003. De belangrijkste reden hiervoor was dat "Doordat het aantal kandidaten dat wordt verkozen in de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven niet afhangt van de respectieve bevolkingscijfers van die
kieskringen, wordt aan de kiezers en de kandidaten van twee van de kieskringen van het Rijk op discriminerende wijze de waarborg ontzegd waarin artikel 63 van de Grondwet voorziet".

In het arrest over de schorsing is het Arbitragehof niet willen ingaan op de tweede grief om redenen die me niet geheel overtuigen, maar hier niet terzake doen. Het Hof besliste namelijk dat "rekening houdend met de grenzen waarbinnen het Hof in het kader van een vordering tot schorsing een middel kan onderzoeken" de grief betreffende de niet-invoering van een provinciale kieskring Vlaams-Brabant "niet in het stadium van de vordering tot schorsing, maar wel bij de behandeling van de zaak ten gronde (dient) te worden onderzocht".

De tweede grief wordt, zoals het hoorde, door het Hof geheel apart behandeld en heeft zoals gezegd geen betrekking op de verhouding tussen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven maar op de specifieke regeling voor Halle-Vilvoorde. In de samenvatting van het Hof zelf luidt het:

"B.9.1. De tweede grief heeft betrekking op het feit dat de provincie Vlaams-Brabant, in tegenstelling tot de andere provincies, geen kieskring voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers uitmaakt.
Volgens de verzoekende partijen doorkruisen de bestreden bepalingen op discriminerende wijze de artikelen 1 tot 5 van de Grondwet doordat het arrondissement Halle-Vilvoorde deel uitmaakt van de provincie Vlaams-Brabant, het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap en het Nederlandse taalgebied en over de ganse lijn bij het arrondissement Leuven hoort en gescheiden is van het arrondissement, Gewest en taalgebied Brussel, terwijl in de andere provincies de kieskring samenvalt met de provincie. Bovendien hebben de bestreden bepalingen tot gevolg dat de verzoekers in twee taalgebieden campagne moeten voeren".

Een woordje van uitleg voor niet-specialisten is hier op zijn plaats: op het ogenblik waarop deze procedure werd ingeleid, kon het Arbitragehof wetten slechts aan een beperkt aantal grondwetsartikelen toetsen, waaronder het non-discriminatiebeginsel, maar niet aan de artikelen 1 tot 5 van de Grondwet. Doch het Hof had sinds lang aanvaard dat men andere grondwetsbepalingen kan inroepen voor zover dat gebeurde in samenhang non-discriminatiebeginsel, en dat is dan ook wat ik in deze grief had gedaan.

Het is in antwoord op deze grief dat de bestaande kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde ongrondwettig werd verklaard. Deze grief handelde dus wel degelijk over de vraag of die kieskring op discriminerende wijze de artikelen 1 tot 5 van de Grondwet doorkruist (dat was immers de vraag die gesteld was). Het kan geen kwaad eraan te herinneren dat de artikelen 1 tot 5 van de Grondwet handelen over de indeling van België in gewesten en gemeenschappen (art. 1), met name drie Gemeenschappen (art. 2) en drie gewesten (art. 3), de indeling in 4 taalgebieden (art. 4) en de indeling van het Vlaamse en Waalse gewest in elk 5 provincies (art. 5). De ongrondwettigverklaring geschiedde dus in antwoord op de grief dat Brussel-Halle-Vilvoorde deze indeling van het land op discriminerende wijze doorkruist. Discriminerend omdat enkel een deel van Vlaanderen, nl. Halle-Vilvoorde, in electoraal opzicht aan de logica van art. 1 tot 5 van de Grondwet wordt onttrokken (en bv. ook niet Waals-Brabant, of Henegouwen waar een reeks gemeenten met faciliteiten voor Nederlandstaligen liggen).

De reden waarom de huidige regeling ongrondwettig is, is dan ook te vinden in overweging nr. B.9.5., nl. dat "Door de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te handhaven, de wetgever de kandidaten van de provincie Vlaams-Brabant op een andere wijze (behandelt) dan de kandidaten van de andere provincies vermits, enerzijds, zij die kandidaat zijn in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in concurrentie moeten treden met kandidaten die elders dan in die provincie kandideren, en, anderzijds, zij die kandideren in de kieskring Leuven niet op dezelfde wijze worden behandeld als zij die kandideren in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde". Deze overweging kan niet anders worden uitgelegd dan dat de kandidaten van Vlaams-Brabant gediscrimineerd worden.

Anders dan sommige commentatoren die zich tot specialist in de interpretatie van dit arrest hebben uitgeroepen stellen, kan die ongrondwettigheid dus niet verholpen worden door gewoon terug arrondissementele kieskringen in te voeren. Ook dan immers zouden de kandidaten van Vlaams-Brabant nog steeds gediscrimineerd worden. Ook dan zouden de bepalingen van art. 1 tot 5 van de Grondwet nog steeds doorkruist worden.

Met andere woorden: er zijn maar zeer weinig grondwettelijke oplossingen mogelijk zonder splitsing van BHV; eigenlijk is er maar één: de afschaffing van alle kieskringen en de invoering van één nationale kieskring voor de Kamer. Maar dat is een ander debat, en er is bij mijn weten geen enkele partij voorstander van de volledige afschaffing van de kieskringen.

Sommige groot-interpretatoren zijn ook misleid door het feit dat het arrest benadrukt dat het door de invoering van provinciale kieskringen is dat de handhaving van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde verschillen in behandeling creëert die niet bestonden vóór de wet van 13 december 2002 (overweging B.9.3.). Maar men mag niet vergeten dat in het soort procedure waarin het arrest werd geveld (de vernietigingsprocedure) wetten slechts gedurende 6 maanden kunnen worden aangevochten. Nu de kieskring BHV bleef bestaan, moest het Hof uitleggen dat er wel degelijk iets veranderd was door de wet van 13 december 2002; zoniet zou men eigenlijk een oude regeling aanvechten. Men kan uit die overweging dus niet afleiden dat een terugkeer naar de oude arrondissementele kieskringen zonder splitsing van BHV grondwettig zou zijn.

Het Hof heeft immers ook in diplomatieke bewoordingen, maar toch duidelijk, gesteld dat de redenen waarom de niet-splitsing van BHV in een eerder arrest van 1994 nog door de beugel kon, nu niet meer volstonden. Het is overigens niet de eerste keer dat het Hof beslist heeft dat een regeling die eerder nog kon aanvaard worden, na verloop van tijd niet meer aanvaardbaar is (zo bv. inzake de Europese verkiezingen).

Wat wel klopt is dat het Hof gesteld heeft dat niet elk verschil in behandeling tussen de diverse provincies ongrondwettig moet zijn. Een nieuwe samenstelling van de kieskringen in de vroegere provincie Brabant zou gepaard kunnen gaan met bijzondere modaliteiten die kunnen afwijken van degene die gelden voor de andere kieskringen, teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in die vroegere provincie te vrijwaren.

Bij dat laatste wil ik zelf toch nog even commentaar geven. Die bijzondere modaliteiten mogen namelijk niet in strijd zijn met het globale evenwicht binnen de Belgische federatie. De parameters van dat evenwicht zijn aangegeven in de eerste artikelen van de Grondwet. Zij vereisen een duidelijke reciprociteit in dubbel opzicht:
- eventuele maatregelen ter bescherming van de Franstaligen als minderheid op Belgisch vlak moeten hun keerzijde vinden in maatregelen ter bescherming van de Nederlandstaligen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;
- eventuele maatregelen ter bescherming van Franstaligen in het ééntalig Nederlands taalgebied moeten hun keerzijde vinden in gelijkaardige maatregelen ter bescherming van de Nederlandstaligen in het ééntalig Frans taalgebied. Ter herinnering: het communautair evenwicht, zoals dat in de Grondwet is vastgelegd, omvat zeer duidelijk:
- de gelijkwaardigheid van de Vlaamse gemeenschap en de Franse gemeenschap (art. 1, 2 en passim);
- de gelijkwaardigheid van het Vlaams gewest en het Waals gewest (art. 1,3 en passim);
- de gelijkwaardigheid van het Nederlands taalgebied en het Franse taalgebied (art. 4 en passim) en het grondwettelijk bestaan van “grenzen” van deze taalgebieden, die door art. 4 lid 3 bijzonder beschermd zijn;
- de toewijzing van de provincie Vlaams-Brabant aan het Vlaams Gewest op volstrekt gelijkwaardige wijze als de toewijzing van de andere Vlaamse provincies aan dat Gewest en de toewijzing van Waals-Brabant aan het Waals Gewest en de andere Waalse provincies aan dat Gewest (art. 5 GW);
- de volstrekt parallelle territoriale regeling van de bevoegdheid van de Vlaamse gemeenschap over het Nederlands taalgebied en van de Franse Gemeenschap over het Frans taalgebied (§2 van art. 127, 128 en 129 GW);
- de volstrekt parallelle onmogelijkheid voor een inwoner van het Vlaams Gewest om verkozen te worden in de Raad van de Franse Gemeenschap en voor een inwoner van het Waals gewest om verkozen te worden in de Raad van de Vlaamse gemeenschap (art. 24bis Bijzondere Wet hervorming instellingen).

Om die reden kan een splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde niét gepaard gaan met maatregelen ten gunste van Franstaligen in Vlaanderen die niet evenzeer zouden gelden ten gunste van Nederlandstaligen in Waals-Brabant en/of Henegouwen.

Het bestaan van faciliteitengemeenten in Vlaams-Brabant kan geen rechtvaardiging vormen voor het verstoren van dit evenwicht ten nadele van Vlaams-Brabant, aangezien dergelijke gemeenten in meerdere provincies aanwezig zijn, en er in andere provincies ook geen bijzondere regels gelden; behalve in beperkte mate in Komen en Voeren - maar zij kunnen alvast het totaal aantal Nederlandstalige v. Franstalige volksvertegenwoordigers niet beïnvloeden. Hieruit moet men alvast afleiden dat ook een "inschrijvingsrecht" voor inwoners in Vlaams-Brabant om in Brussel te stemmen voor (Franstalige) lijsten aldaar, slechts grondwettig is voor zover dit het totaal aantal zetels voor Vlaams-Brabant niet kan beïnvloeden.

Een laatste punt nog: ook het feit dat voor de verkiezingen voor de Senaat en het Europees Parlement de Franstalige kieskring zich uitstrekt over Halle-Vilvoorde, is ongrondwettig; aangezien de Nederlandstalige kieskring zich niét uitstrekt over Waals-Brabant of enig ander onderdeel van het Frans taalgebied. De reden waarom deze ongrondwettigheid niet kon worden vastgesteld door het Arbitragehof, is dat ze te vinden is in oudere wetgeving, die reeds meer dan 6 maanden oud was toen de procedure werd opgestart. Maar dat maakt die wet daarom niet grondwettig.

En o ja, Peter Verpoorten, zet die wasmachine voor mij maar al klaar .... En liefst één waarin ik nog zo'n paar varkentjes kan wassen.


Prof. mr. Matthias E. Storme

zondag, augustus 26, 2007

Het geheim van een franstalig vetorecht

Ook Marc Reynebeau gelooft niet meer in het voortbestaan van België, zo leid ik af uit zijn jongste artikel, in de Standaard van 25 augustus ("Het geheim van België"). In dit stuk is hij naar zijn doen trouwens erg mild voor het flamingantisme. Maar tussen de regels door klinkt er toch een echo van de stelling die Franstalige politici ons willen doen slikken, dat het ondemocratisch zou zijn om met een Vlaamse meerderheid in het Parlement "eenzijdig" de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde goed te keuren. En Reynebeau doet dat door een citaat uit de mond van mijn grootvader August de Schryver te gebruiken:

"'Meerderheid en oppositie wisselen af,' aldus de katholieke politicus August De Schryver in 1954, 'maar deze groepen uit de natie moeten, beide, de basissen eerbiedigen voor een gemeenschappelijk leven-in-de-staat van landgenoten met verschillende overtuigingen; hierin ligt “het compromis der Belgen, besloten.'"

Reynebeau vervolgt: "De Schryver sprak uit ondervinding. In de Koningskwestie (1944-'50) streefde de CVP in de controverse rond het oorlogsgedrag van koning Leopold III een meerderheidsstrategie na, om zich eenzijdig aan het hele land op te dringen. In de Schoolstrijd (1954-'58) ging een socialistisch-liberale regering dan weer radicaal in tegen de toen nog erg gevoelige belangen van het vrij (katholiek) onderwijs."

Reynebeau is zo verstandig om geen historische leugens te schrijven, maar of het daarom waarheid is, is nog iets anders. Het gebruik van dit citaat in een communautaire discussie geeft namelijk de indruk dat die stelling ook daarvoor vandaag kan gelden.

De woorden dateren uit 1954, toen de nieuwe socialistisch-liberale meerderheid een radicaal antikatholieke politiek begon te voeren en discriminaties invoerde op grond van levensbeschouwelijke overtuiging, waarmee men katholieken uit overheidsfuncties kon weren. August de Schryver was een van diegenen die vond dat de CVP niet zomaar zijn meerderheid kon gebruiken om in de Koningskwestie de eigen visie op te leggen en kon dus geloofwaardig ten strijde trekken tegen de pogingen van de nieuwe antikatholieke regering om dat te doen in de zgn. Tweede Schoolstrijd.

De werking van de democratie berust inderdaad mede daarop dat de meerderheid van het moment bij elke nieuwe verkiezingen de meerderheid kan verliezen en in de oppositie kan belanden. Die mogelijkheid is een waarborg tegen machtsmisbruik. De oppositie moet een eerlijke kans hebben om door middel van verkiezingen de meerderheid te breken. Daarom is het voor een democratie wezenlijk dat ze zo gebouwd is dat (1) de macht kan wisselen, d.w.z. dat geen enkele meerderheid de garantie heeft om voortdurend die meerderheid te behouden; en (2) geen enkele politiek-levenbeschouwelijke stroming a priori uitgesloten is van de mogelijkheid tot de meerderheid te behoren (zie verder mijn Opsomerlezing uit 2000 "Democratie: hoe is het mogelijk ?" nr. 9 tot 13). Als er iets is dat hiertegen ingaat, dan is het wel de schutskring rond het Vlaams Belang, waarvan Reynebeau juist zo'n groot voorstander is.

Dit betekent natuurlijk helemaal niet dat in een democratie geen beslissing zou mogen worden genomen zonder het akkoord van de oppositie, dat de oppositie een vetorecht zou hebben. Maar de meerderheid moet wel de gelijkheid van alle staatsburgers voor de wet eerbiedigen evenals de fundamentele vrijheden. En zij mag de normale politieke mededinging niet vervalsen door de kieswet te wijzigen om zo aan de macht te blijven of de samenstelling van het kiezerskorps te veranderen.

Maar bovendien betreft die stelling "de basissen voor een gemeenschappelijk leven-in-de-staat van landgenoten met verschillende overtuigingen", dus levensbechouwelijke diversiteit. Dit is een heel andere vraag dan de verhoudingen tussen twee Gemeenschappen zoals de Vlaamse Gemeenschap (ik blijf dit nog altijd een totaal verkeerde naam vinden voor de Nederlandse Gemeenschap die wij vormen) en de Franse Gemeenschap in België. Zij wisselen elkaar niet af als meerderheid en oppositie. Meer nog, het ziet er niet naar uit dat de Franstaligen binnen afzienbare tijd ooit een meerderheid zullen vormen (tenzij misschien door massale import van buitenlanders ....).

Een vetorecht voor Franstaligen valt daar dus helemaal niet uit af te leiden. Wel zal een volksgroep die zich niet bij de beslissingen van de bestaande staat wil neerleggen onder bepaalde voorwaarden het recht op secessie hebben. Als Wallonië niet meer bereid is beslissingen van een democratisch verkozen meerderheid te aanvaarden, kan het zich afscheiden.

Wil dat zeggen dat de meerderheid intussen in communitaribus gelijk wat kan beslissen ? Geenszins; zoals gezegd moet zij de gelijkheid van de Belgen voor de wet eerbiedigen evenals de fundamentele vrijheden. Maar dat betekent helemaal niet dat de minderheid een vetorecht heeft. De franstalige stelling dat de Franstaligen een vetorecht hebben heeft niets met democratie te maken en al evenmin met federalisme. In een confederatie ligt dat in een bepaald opzicht anders: daar kan elk lid verkiezen om in een bepaalde materie zelf te beslissen. Dus een gedeeltelijke secessie. Wat de Franstaligen willen is echter dat zij elke beslissing kunnen blokkeren zonder dat een van beide Gemeenschappen - in concreto: Vlaanderen - dan het recht zou hebben om voor zichzelf te beslissen op eigen grondgebied. Dat is wat ik eerder een contrafederatie heb genoemd. Met het aan een democratie eigen respect voor de oppositie heeft dat niets te maken.

Ook zijn minderheidsrechten aangewezen wanneer een autochtone bevolkingsgroep geminoriseerd is geraakt (zoals de Vlamingen in Brussel; zoals ik elders heb aangetoond is er echter in Vlaanderen geen Franstalige volksgroep die een dergelijke autochtone minderheid vormt).

Wanneer de Vlamingen zouden beslissen om "eenzijdig" de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen, zou dit de Franstaligen géén enkel recht ontnemen. De essentie van kieskringen is dat men niet tegelijk voor de lijsten van een andere kieskring kan kiezen. Omgekeerd zou de splitsing van B-H-V juist een ongrondwettige discriminatie opheffen, die maakt dat Franstalig-Brusselse en Waalse politici wel in Vlaanderen kunnen opkomen en Vlaamse niet in Wallonië. Het zou dus een overwinning voor de rechtsstaat zijn als de Vlaamse parlementsleden dat de komende weken nu ook eens gaan doen.

donderdag, augustus 09, 2007

Matthias Storme: "Qui veut divorcer?" (Quatre questions aux leaders d'opinion)

le Soir 9 augustus 2007.

Le « non » francophone agace ou irrite franchement la Flandre. Pourquoi ? Notre journal a interrogé des Flamands qui comptent. Décoiffant.
Deux éditorialistes parmi les plus écoutés, deux universitaires très consultés et deux responsables en vue du monde économique. Le panel de « leaders d'opinion » réuni par la rédaction du Soir n'a pas été constitué de manière scientifique. Mais il nous semble assez représentatif des « gens qui comptent » au nord du pays.
Tous suivent de près les négociations en cours pour la constitution d'un gouvernement. Ils observent la méthode Leterme. Ils ont des idées bien ancrées sur l'évolution du pays. Ils s'agacent du « non » francophone face aux velléités flamandes de percée institutionnelle, mais veulent aussi rassurer. Et parfois, sans langue de bois, ils disent leur irritation voire leur colère à l'égard du mur du refus incarné par MR et CDH.
Ce que pensent et ce que disent ces intellectuels doit être entendu. Peu ou prou, leur discours charpente les arguments développés par les négociateurs flamands. Autant savoir, donc.

Matthias Storme: "Qui veut divorcer?"

Q : Pourquoi les francophones vous agacent à dire non (aux réformes institutionnelles) ? Sont-ils stupides de dire non ? Pourquoi ?
R : J'ai de plus en plus l'impression que les francophones veulent… la séparation ! Pour atteindre ce but, continuer à dire « non » est peut-être la meilleure tactique. Plus longtemps on dit « non », plus montent les chances d'une séparation. En plus, ils croient probablement que la durée fera monter le prix de la séparation, disons le montant de la « contribution alimentaire » ; qu’elle permettra d'obtenir des conditions de séparation plus avantageuses. Quant à ce dernier point, je ne crois pas que ce calcul soit fondé. Evidemment, je lis et j'entends que les francophones restent très attachés à la Belgique. Pourtant, je crois qu’ils rêvent d’une une Belgique essentiellement sans néerlandophones, ou au moins les réduisant à une (petite) minorité. Il n'y a pas non plus de volonté de vivre en commun de façon « colour-blind » (NDLR : en choisissant d’être « aveugle » aux différences). Le mot Belgique a pour les francophones plus ou moins la même signification que le mot Flandre pour les flamands : une terre propre ayant sa propre culture dominante (néerlandophone en ce qui concerne la Flandre, francophone en ce qui concerne la vision francophone de la Belgique). Il est possible que je me trompe, et que les francophones souhaitent réellement une fédération de deux peuples qui fonctionne bien, comme un vrai Etat fédéral. Mais ce sont des gens intelligents, et leur méthode aura l'effet contraire, donc je ne peux pas le croire. Et pour avoir un Etat fédéral qui fonctionne bien, il faut le réformer.

Q : Pourquoi, selon vous, serait-il raisonnable pour les francophones de dire oui, et sur quoi, sans renoncer à l'essentiel (solidarité,...)?
R : Il serait raisonnable de dire « oui » parce qu'une solution négociée sera plus avantageuse pour les deux grandes communautés qu'une rupture sans accord. Une rupture sans accord pourrait causer de sérieuses pertes économiques pour les deux communautés, et le plus pour celle qui est déjà économiquement plus faible. Evidemment, si le but n'est pas de se séparer mais de maintenir une fédération qui fonctionne, il est encore plus nécessaire de dire « oui ».
Q : Cette réforme de l'Etat, est-ce une étape avant le séparatisme ou l'objectif final n'est, selon vous, pas le séparatisme? Quelles raisons pouvez-vous donner aux francophones de vous croire ? Et comprenez-vous qu'ils n'aient pas confiance?
R : Si le but de la majorité flamande d'aujourd'hui était la séparation totale, elle l'aurait déjà forcée.

Q : Objection : il y a Bruxelles… Imaginons que la Flandre demande la séparation, que fait-on de Bruxelles, région très majoritairement francophone ?
R : La Flandre n'aura vraisemblablement pas les moyens ni même la volonté d'en faire une partie intégrante de la Flandre, mais assez d'atouts pour négocier le maintien de ses compétences qui y existent maintenant. Mais pour continuer votre question précédente:
lLe fait que les flamands n'usent jamais leur majorité simple, au moins pas dans des dossiers d'une certaine importance, démontre bien que jusque maintenant, ce n'est pas l'intention de la majorité flamande. Evidemment, l' « objectif final » varie de personne à personne. Il n'y a pas « un » objectif final des Flamands. Et même pour ceux pour qui la séparation est un objectif, ce n'est pas l'objectif final. Un Etat flamand ou wallon n'est pas, pour ses partisans, une valeur en soi, mais un moyen pour d'autres atteindre buts humains, économiques, culturels.

Q : Etes-vous déjà déçu par Yves Leterme, obligé de rechercher des compromis?
R : Non. Mais évidemment, the proof of the pudding is in the eating.

Matthias E. Storme
professeur de droit à la KU Leuven,

dinsdag, juli 10, 2007

Uitreiking Orde van de Vlaamse Leeuw


Op donderdagavond 5 juli werd door mij de Orde van de Vlaamse Leeuw uitgereikt aan Herman Suykerbuyk, en op dezelfde plechigheid een Gulden Spoor voor economische uitstraling door An de Moor aan Frans Crols. De kersverse minister-president was zo voornaam om aanwezig te zijn. En dat gaf de fotograaf de mogelijkheid dit kiekje te schieten (en anders dan Trends suggereert waren we niet over de zangwijze van de Vlaamse leeuw aan het praten;) ...).


De laudatio voor beide gelauwerden door Rik van Cauwelaert vindt U alvast op de webstek van de Orde van de Vlaamse Leeuw. Voor de tekst van mijn toespraak over Herman Suykerbuyk zal U wat meer geduld moeten hebben...

zondag, juli 01, 2007

Mijn "amerikaans" accent

Op Youthink kan je met het beantwoorden van een vragenlijst uitvissen op welk amerikaans accent je Engels het meest lijkt. Ik kwam uit op het accent van de streek van New York en Connecticut. Dat is niet verwonderlijk natuurlijk, het is een van de accenten die het dichtst bij het Britse Engels staan en bovendien heb ik een jaar gestudeerd aan Yale University (New Haven), pal in het midden van dat gebied, zoals je op dit kaartje kan zien.

zaterdag, juni 30, 2007

Martens haalt het Loch-Ness-monster van de Belgicisten weer boven

In Het Laatste Nieuws van gisteren 30 juni antwoordt Wilfried Martens op de vraag hoe er een staatshervorming mogelijk zou zijn, en met name hoe je de Franstaligen zo ver krijgt om daaraan mee te werken:

«Dat de oplossing wellicht in de toepassing van artikel 35 van de grondwet ligt. Ook Jean-Luc Dehaene denkt in die richting. Ik verklaar mij nader. In België is de staatshervorming sinds 1970 stapsgewijs doorgevoerd, in fasen. Telkens is ze 'onaf' gebleven, met alle incoherentie en instabiliteit van dien. En dat is precies wat de Franstaligen zo wantrouwig maakt: dat ze niet weten waar die staatshervorming ooit ophoudt, wanneer ze ooit 'af' zal zijn. Welnu, misschien zijn ze gerust te stellen door artikel 35 toe te passen: leg uitdrukkelijk vast wat de bevoegdheden van de federale overheid zijn en laat alle overige materies over aan de deelstaten.»

(Jan Segers) "Simpel uitgedrukt: doe het omgekeerde van bij vorige staatshervormingen en bepaal wat Belgisch moet blijven in plaats van wat Vlaams, Waals of Brussels moet worden?"

(Wilfried Martens) «Daar komt het op neer, maar dat veronderstelt wel dat je een hiërarchie van normen invoert: dat federale wetten voorgaan op Vlaamse, Waalse of Brusselse decreten. Nu is dat niet het geval, zodat de federale regering geen scheidsrechter kan spelen in het Zaventem-dossier van de geluidsnormen. In Duitsland zou men zo'n dossier vanuit de deelstaten overhevelen naar de Bundeswet.»

Kijk, hier gaat de Grote Roerganger toch wel volledig de mist in. Niet wanneer hij ervoor pleit om artikel 35 van de Grondwet nu eindelijk eens uit te voeren. Daar is niets tegen. Dat is het artikel dat de residuaire bevoegdheid bij de deelstaten legt en stelt dat de federale overheid enkel nog de bevoegdheden heeft die haar uitdrukkelijk wordne toegekend (attributie-beginsel). Ik zou zelfs zeggen: het wordt tijd dat de wetgever de opdracht die de grondwet van 1994 geeft nu eens eindelijk uitvoert. Overigens is de démarche om art. 35 uit te voeren eigenlijk een confederalistische gedachte: autonomie voor de deelstaten voor alles behalve datgene wat men beslist nog samen te doen (technisch gesproken blijft het nadien wel een federale staat omdat een deelstaat niet meer eenzijdig die bevoegdheid aan zich kan trekken; zoals specialisten zeggen: de Kompetenz-Kompetenz of bevoegdheid om de bevoegdheden te bepalen blijft nog steeds bij de federale staat).

Maar die koppeling van art. 35 aan de normenhiërarchie is nonsens. Dat heb ik op 15 oktober 2004 reeds haarfijn uitgelegd in de Tijd onder de titel: "Waarom een federaal voorrangsrecht het monster van Loch Ness is" (de inleidende alinea was van de redactie van De Tijd). Dat geschiedde naar aanleiding van een bijna identieke uitspraak van Marc Eyskens (tiens ;)..). Mijn titel luidde overigens "Waarom Bundesrecht bricht Landesrecht het monster van Loch Ness is van het belgische staatsrecht".

De federale premier, Guy Verhofstadt, toonde zich in zijn algemene beleidsverklaring ontgoocheld over de 'test' met de asymmetrisch samengestelde regeringen in ons land die evenveel te zeggen hebben. Sommigen pleiten er daarom onomwonden voor, een voorrangsrecht van de federale wet op de deelstaatwet (de regel 'Bundesrecht bricht Landesrecht') in te voeren. Die denkoefening berust op een gebrek aan inzicht in het federalisme en in de Belgische geschiedenis, stelt MATTHIAS STORME. Een dergelijke regel bestaat enkel in welbepaalde vormen van federalisme, die uit hun aard in België niet van toepassing zijn.

De voorbije dagen en weken is men er zich bewust van geworden dat er in Vlaanderen en Brussel verschillende wetgeving inzake geluidsnormen bestaat, en dat de federale regering daarover helemaal niets te zeggen heeft. Dit toont aan dat het fout was om Brussel tot volwaardig gewest te promoveren, maar niet dat het fout zou zijn geweest Vlaanderen exclusieve bevoegdheden te geven.

Het is evenwel typisch een van die situaties waarin allerlei mensen die niet echt gehinderd worden door kennis over het federalisme dingen uitroepen zoals: 'België is geen federale staat omdat er geen normenhiërarchie is' of 'het is een aberratie dat wij de Duitse regel 'Bundesrecht bricht Landesrecht' niet kennen. Laten we die regel even verduidelijken.

Op de eerste plaats is die regel, waar hij geldt, van betrekkelijk recente datum. In Duitsland bestaat hij sinds 1871 (Duitse eenmaking), in Zwitserland sinds 1848 (centralisering na de Sonderbundkrieg). Hij verscheen voor het eerst in de Amerikaanse grondwet van 1787 (Grondwet die, in tegenstelling tot de Articles of Confederation van 1781, een federale overheid grondvestte).

Voor 1787 was de regel in de statenconstructies die meerdere niveaus kenden in wezen net omgekeerd: 'Stadtrecht bricht Landesrecht, Landesrecht bricht Reichsrecht'. Het is pas door de overheveling van bevoegdheden van de decentrale naar de centrale overheden dat de regel kon ontstaan en zin kan hebben.

Anders dan sommigen denken, houdt de regel niet in dat een federale wet altijd voorrang heeft op een deelstatelijke wet. Die voorrang geldt enkel voor wetten waarvoor beide overheden bevoegd zijn. Zij veronderstelt dus wat men noemt 'concurrerende bevoegdheden'. Eerst dan gaat volgens die regel de federale wet voor. En zelfs dan niet altijd: de voorrang van de federale wet wordt in sommige federale stelsels (zoals het Duitse en dat van de EU) beperkt door het subsidiariteitsbeginsel. Dat houdt in dat de federale overheid maar wetten mag maken indien het probleem niet even goed op het niveau van de deelstaten kan worden opgelost. Is dat laatste wel het geval, dan is de federale wet ongeldig en gaat ze niet voor (zie arrest 376/98 van het Europees Hof van Justitie van 5 oktober 2000 inzake de Tabaksreclamerichtlijn).

De reden waarom de regel 'Bundesrecht bricht Landesrecht' in België niet bestaat, is dat er gewoon geen concurrerende bevoegdheden zijn van de federale en de deelstatelijke overheden. Ofwel is de ene overheid bevoegd, ofwel de andere. Is er een conflict tussen beide, dan is een van beide haar bevoegdheid te buiten gegaan.

Federalisme

Is België daarom geen federale staat? Maar hét federalisme bestaat niet. Er zijn vele vormen, al is het ook niet zo dat elke federale staat een geval apart is en er geen typologisering mogelijk is. Er zijn duidelijk twee hoofdvormen van federalisme: ofwel als gevolg van centralisering ofwel als gevolg van decentralisering.

Het federale karakter van de VS, Zwitserland en Duitsland is een gevolg van centralisering, dat van België of Italië het gevolg van decentralisering. Spanje is een hybried geval, omdat de decentralisering (in 1978) ten dele voortbouwt op autonomieën die bestonden voor de centralisering, en waarvan de aparte rechtsregels nooit geheel waren afgeschaft (de fueros).

In centripetale stelsels, zoals in Duitsland, zijn er steeds belangrijke concurrerende bevoegdheden van de federale staat en de deelstaten, en dus ook 'Bundesrecht bricht Landesrecht'. Niet onbelangrijk is wel dat er voor de uitvaardiging van zo'n federale wet meestal ook een meerderheid nodig is van de stemmen of afgevaardigden van de deelstaten (en met name van de deelstaatregeringen, in de Duitse Bundesrat zowel als in de Europese Raad), meestal bepaald in verhouding tot het bevolkingsaantal (zo in Duitsland en ten dele in de EU). Dat systeem overplaatsen naar België zou dus inhouden dat er geen federale wet meer zou kunnen totstandkomen zonder het akkoord van de Vlaamse regering (in een Belgische Bundesrat zou de stemkracht van de Vlaamse regering immers 60 % bedragen, dus een permanente meerderheid zolang de demografische verhouding niet helemaal gekeerd is). Is dat het model dat Eyskens en co bij ons willen invoeren?

In de centrifugale stelsels, zoals in België, zijn er daarentegen geen concurrerende bevoegdheden. De reden daarvoor is eenvoudig: indien men aan een deelstaat bevoegdheden wil geven, die voordien aan de centrale overheid toekwamen, dan gaat het om domeinen waarin er al een omvattende federale regeling is. Geeft men de deelstaten alleen een concurrerende bevoegdheid, dan betekent dit dat ze in feite geen enkele bevoegdheid hebben zolang de federale overheid niet eerst haar wetten op dat gebied afschaft, wat dan weer tot een vacuüm zou leiden. Bij devolutie of defederalisering kan men aan de deelstaten dus alleen maar bevoegdheden geven door hen exclusieve en niet enkel concurrerende bevoegdheden te geven. De enige mogelijke tempering daarvan bestaat erin om voor de federale overheid een kaderbevoegdheid te behouden, de bevoegdheid om de marges vast te stellen waarin de deelstaten uiteenlopende regels kunnen uitvaardigen.

In België bestaan er zo enkele federale kaderbevoegdheden (bijvoorbeeld het ambtenarenstatuut of marges vastgelegd in de bevoegdheidswet zoals inzake kortingen op de personenbelasting). Hetzelfde zien we in Italië (waar de zogenaamde concurrerende bevoegdheid van de federale overheid op sommige gebieden, bepaald in art. 117, 3 Grondwet, enkel zo'n kaderbevoegdheid is). In Spanje zijn er wel concurrerende bevoegdheden, maar is de regel omgekeerd: het recht van de deelstaten heeft er voorrang op het federale recht. Dat is zeer opmerkelijk.

Het toont aan dat een pleidooi voor 'Bundesrecht bricht Landesrecht' in België onzin is. De reden waarom de deelstaten op bepaalde domeinen exclusieve bevoegdheden hebben, is juist omdat men heeft ervaren dat men op die domeinen geen federaal beleid meer wou of kon voeren of althans niet meer verplicht wou zijn om alles uniform te regelen.

Het ontbreken van elke federale bevoegdheid verhindert niet dat de deelstaten waar ze het toch eens worden eenvormige regels kunnen aannemen, en die desnoods kunnen vastleggen in verdragen (in de Belgische context samenwerkingsakkoorden genoemd). Dat is ook wat men tussen goede buren doet.

Het toont ook aan dat de afwezigheid van 'Bundesrecht bricht Landesrecht' niet in strijd is met het federalisme in zijn centrifugale vorm, die de enig mogelijke vorm is in een staat die men van een centrale naar een federale ombouwt (of België dat centrifugaal federalisme zal overleven, is een andere vraag; de meeste waarnemers gaan ervan uit dat de fundamentele tweeledigheid van België dit onmogelijk zal maken).

En er is meer. In België is de greep van de federale overheid op de deelstaatbevoegdheden groter dan in de 'normale' federale staten. Elke deelstaatbevoegdheid kan weer worden afgenomen door een tweederde meerderheid op federaal vlak, zonder inspraak van de deelstaten als dusdanig. In die zin is er een hiërarchie tussen deelstatelijke wetten en sommige louter federale wetten - de grondwet en de bijzondere wetten, die ik 'louter federaal' noem precies omdat ze zonder inspraak van de deelstaten kunnen worden gewijzigd. In klassieke federale staten is dit ondenkbaar.

Wie echter voor de invoering van een klassiek federalisme op zijn Duits pleit, moet wel consequent zijn: de toepassing van het Duitse federale model zou zoals gezegd aan de Vlaamse regering een vetorecht geven op elke federale wet. In die zin had Lode Claes gelijk: het Belgische federalisme - juister nog de structuur van de federale overheid - dient om de Vlaamse meerderheid te minoriseren. Dat is de enige reden waarom de federale instellingen in ons land zo ingewikkeld moeten zijn.

De auteur is hoogleraar rechtsvergelijking, privaatrecht en Europees recht aan de KULeuven en de UA"


Aan deze bijdrage kan ik één nuance toevoegen die dit verduidelijkt. Er is namelijk één enkel geval in België waar er wel een concurrerende bevoegdheid bestaat en een voorrang voor het federale recht. Art. 170 lid 2 van de Grondwet bepaalt dat gemeenschappen en gewesten zelf belastingen kunnen invoeren, uitgezonderd de beperkingen die een federale wet bepaalt. Welnu, dit heeft ertoe geleid dat de deelstaten nauwelijks fiscale autonomie kennen, behalve dan diegene die uitdrukkelijk door andere bepalingen van de grondwet of bijzondere wetten is toegekend. Quod erat demonstrandum: de stelling van Martens betekent een totaal ondergraven van de bevoegdheden van de deelstaten.

Hiermee kan ik ook vandaag eindigen, want er is nog niemand die tegen het bovenstaande een zinnig argument heeft ingebracht. Voor wie meer over het federale systeem in de genoemde landen wil weten, kan ik verwijzen naar mijn syllabus (in pdf): deeltje 3. Duitsland, deeltje 5 Italië en Spanje, deeltje 6. Zwitserland.

vrijdag, juni 22, 2007

De ontwrichting van Vaes

Mijn essay in de Standaard van 20 juni (en eerder op deze blog), "Pleidooi voor een staatshervorming met twee snelheden" of nog "En waarom geen asymmetrische staatshervorming" moet wel erg raak geweest zijn, getuige de scheldpartij die erop gevolgd is in Le Soir van 21 juni ("Un référendum, et hop !, la Flandre devient basque..."). Het stuk bestaat uit:
- schelden ad hominem (dat leidt altijd goed af van de argumentatie waarop men niet antwoordt);
- de tirade dat dit van Wallonië een Bantoestan en Vlaamse kolonie maakt (hoezo, in mijn voorstel krijgt Wallonië dezelfde bevoegdheden, maar ze willen ze blijkbaar niet ?):
- en één ernstig lijkend maar wel erg misplaatst argument: "Pour se marier comme pour divorcer, il faut être deux".

Waarom misplaatst ?

Ten eerste omdat er maar van een geldig huwelijk kan worden gesproken als beide partijen dit vrijwillig zijn aangegaan, wat niet het geval is.

Ten tweede omdat een echtscheiding in ons recht sedert de nieuwe echtscheidingswet van 27 april 2007 meer dan ooit eenzijdig kan worden verkregen. En die versoepeling kon alvast op instemming van Le Soir rekenen. Benedicte Vaes zelf noemde de nieuwe echtscheidingswet een van de pluspunten van de paarse regering (over Verhofstadt "sous son empire, la Belgique sort de la glaciation de l'ère CVP, et se projette à l'avant-garde en Europe dans les domaines éthiques, comme l'euthanasie, le divorce, le mariage homo..."). Vroeger kon de echtscheiding eenzijdig verkregen worden tegen de echtgenoot die ernstige fouten heeft gemaakt of beledigingen heeft geuit. Nu is zelfs dat niet meer vereist en kan elke echtgenoot de echtscheiding verkrijgen wanneer het huwelijk ontwricht is. Vanuit paars perspectief is Vaes duidelijk een reactionaire visie over het huwelijk toegedaan. Of gelooft Benedicte Vaes werkelijk dat het Vlaams-Waalse huwelijk nog niet ontwricht is ? Meer nog, zouden er al niet voldoende beledigingen zijn geuit om die echtscheiding zelfs op grond van de oude wet te verkrijgen ?

Nog leuker is dat Bénédicte Vaes het duidelijk over een verhouding met 2 heeft, één regel nadat ze mij verwijt dat ik het enkel over die twee Gemeenschappen heb en doe of het Brussels Gewest niet bestaat (wie mijn tekst leest, zal merken dat Vaes hier zeer selectief gelezen heeft, want de tekst gaat van het tegendeel uit).

En mag ik misschien opmerken dat de stelling dat voor een staatshervorming alle gewesten en/of gemeenschappen akkoord moeten gaan een bij uitstek niet-federale logica is, maar (horresco referens ?) een confederale logica (of juister nog een contrafederale logica).

Maar mag ik Le Soir misschien vragen eens te proberen te antwoorden op de analyse zelf in plaats van te schelden ? Is het misschien empirisch onjuist dat in landen die van een unitaire naar een federale staat worden gevormd, de devolutie bijna altijd asymmetrisch verloopt ?

Maar wellicht kadert de scheldpartij van la Vaes in de nieuwe politiek van Le Soir sedert de RTBF uitzending van 13 december 2006 om geen karikatuur meer op te hangen van wat er in Vlaanderen gebeurt en gezegd wordt ? Ter herinnering, op 18 december schreef de hoofdredactrice van le Soir in een boze brief aan de Standaard: "Maar om daaruit meteen te besluiten dat de Franstaligen niets over jullie weten en systematisch een karikatuur van jullie maken, dat gaat te ver. Het klopt niet en het is oneerlijk tegenover ons. Wij praten niet louter in clichés over jullie. Wat we wel doen, is gedegen onderzoek voeren en analyses en reportages maken over wat er reilt en zeilt in Vlaanderen." 't Is maar wat je daaronder verstaat natuurlijk.

woensdag, juni 20, 2007

En waarom geen asymmetrische staatshervorming ?

(deze tekst verscheen verkort in de Standaard 20 juni 2007)

Als we mogen afgaan op de beloften van de politieke partijen voor de verkiezingen en hun eerste verklaringen nadien, lijkt er een volledige patstelling te zijn met betrekking tot de staatshervorming. In Vlaanderen is er een duidelijke meerderheid die grote bevoegdheidsoverdrachten naar Vlaanderen wil (inbegrepen fiscale bevoegdheden). De Franstalige partijen zijn geen "vragende partij" voor bevoegdheidsoverdrachten. De partijvoorzitter van de Franstalige liberalen (MR) stelde het nog duidelijker: nu we eindelijk de kans hebben om inzake de huidige federale bevoegdheden een beleid te voeren zonder de socialisten, gaan we die bevoegdheden toch niet overhevelen naar het Waals Gewest of de Franse Gemeenschap zeker, waar diezelfde socialisten de plak zwaaien. Deze opvattingen lijken onverzoenbaar, wat de niet-zo-Vlaamsgezinden in Vlaanderen tot in den treuren doet herhalen dat niets kan, omdat men nu eenmaal met twee moet zijn om te defederaliseren. Maar is dat wel zo ? Zijn die stellingen wel zo onverzoenbaar ? Als we de basisstellingen van beide kanten als uitgangspunt nemen en er even van uitgaan dat die ook de kern zijn van hun werkelijke opvattingen, dan bestaat er toch een eenvoudige oplossing ? Een staatshervorming kan namelijk perfect asymmetrisch verlopen.

Als de Vlamingen meer bevoegdheden willen en de Franstaligen die niet vragen, dan kan men beiden hun zin geven door een asymmetrische staatshervorming: de Vlamingen krijgen de gevraagde bevoegdheden ten aanzien van het Vlaamse territorium en de Nederlandstalige instellingen in Brussel, en ten aanzien van Wallonië en de Franstalige instellingen in Brussel blijven diezelfde bevoegdheden gewoon federaal zolang de Franstalige politieke meerderheid geen vragende partij is (dus alvast tot 2009).

Is dit een onrealistische of onzinnige idee ? De rechtsvergelijking toont ons het tegendeel. Een asymmetrische devolutie is namelijk zelfs de regel en niet de uitzondering. Een zuiver symmetrisch federalisme vindt men omzeggens alleen in federaties die samengesteld zijn uit voorheen onafhankelijke landen, zoals Duitsland, Zwitserland of de verenigde Staten. Federale systemen die het gevolg zijn van een devolutie of bevoegdheidsoverdracht van de vroegere unitaire staat naar deelgebieden, zijn bijna allemaal asymmetrisch: zie naar Spanje, naar Italië, naar het Verenigd Koninkrijk, naar Rusland. Om het even binnen de Europese Unie te houden bekijken we de eerste drie. In elk van die landen zijn er bevoegdheidsdomeinen die voor sommige deelgebieden zijn overgedragen en voor de andere bij de federale overheid zijn gebleven. In het V.K. heeft Wales beperkte bevoegdheden (Government of Wales Act 1998), Schotland zeer ruime (Scotland Act 1998), Noord-Ierland ook (Northern Ireland Act 1998, weliswaar pas in 2007 in werking), en Engeland helemaal geen: alle bevoegdheden waarover het Schots Parlement zelfstandig bevoegd is, worden voor Engeland uitgeoefend door het federale Parlement. In Spanje en Italië is het vraag-federalisme nog explicieter als uitgangspunt. In Italië bepaalt de Grondwet (art. 116 v.) dat de gewesten zelf een Statuut kunnen voorstellen waarin ze de basisregels voor hun instellingen vastleggen (constitutieve autonomie) en de bevoegdheden die ze wensen uit te oefenen. Slechts limitatief in de Grondwet opgesomde exclusieve bevoegdheden van de federale overheid zijn daarbij uitgesloten. In Spanje bepaalt Art. 143 van de federale grondwet van 1978 dat de verschillende Gemeenschappen kunnen verzoeken om binnen de grenzen van de mogelijkheden van de Grondwet een autonomie te verkrijgen ("zich als Autonome Gemeenschap te constitueren"), die wordt vastgelegd in een afzonderlijk Statuut voor elke Gemeenschap. Op deze wijze heeft Catalonië een autonomiestatuut opgesteld dat bekrachtigd werd in 1979 en Baskenland in 1980 (Statuut van Guernika). Net zoals Vlaanderen vond Catalonië na verloop van tijd dat haar bevoegdheden niet meer volstonden en keurde het Catalaans parlement een nieuw Statuut goed in 2006, dat na een referendum in Catalonië aanvaard werd door de federale overheid en in werking is getreden. Catalonië en Baskenland hebben aldus belangrijke bevoegdheden die door de andere Gemeenschappen niet zijn gevraagd en voor die andere Gemeenschappen dus federaal zijn gebleven (bv. een zeer ruime fiscale bevoegdheid).

Als we deze methode zouden toepassen in België, dan betekent dit eigenlijk dat het Vlaams Parlement een gewenst Statuut moet vaststellen. Dat geschiedde eigenlijk in grote mate door middel van de (5) resoluties van 1999. Dat andere deelgebieden dezelfde autonomie niet willen kan geen bezwaar zijn. Eigenlijk zou men nu in Vlaanderen een referendum moeten organiseren over die verschillende resoluties van 1999. Als dit een meerderheid haalt, zou het onaanvaardbaar zijn dat de federale overheid zich daar niet bij neerlegt. Andere deelgebieden hebben immers dezelfde keuzemogelijkheid.

Nu klopt het dat in bv. de Spaanse en Italiaanse grondwet er een limitatieve opsomming is van bevoegdheden die niet zonder grondwetswijziging kunnen worden overgeheveld. In België had zo'n lijst al lang moeten bestaan: art. 35 van de Grondwet bepaalt immers dat de federale overheid slechts bevoegd is voor de aangelegenheden die de Grondwet haar uitdrukkelijk toekent en dat de Gemeenschappen of de Gewesten bevoegd zijn voor de overige aangelegenheden (onder de voorwaarden en op de wijze bepaald door een bijzondere wet). Deze grondwetsbepaling is door de federale wetgever nog steeds niet uitgevoerd. Ik denk dat men die kans intussen gehad heeft en dat is aangetoond dat de federale overheid niet in staat is die bepaling uit te voeren. In zo'n omstandigheden moet men ervan uitgaan dat het dan aan de deelgebieden toekomt om de bevoegdheden die zij wensen aan zich te trekken.

Het klopt ook dat de genoemde autonomiestatuten in zekere mate onderhandeld werden en aanvaard door de federale overheid. Maar let wel: de federale overheid, niet de andere deelstaten. Vanzelfsprekend hadden de andere Gemeenschappen in Spanje geen vetorecht tegen het autonomiestatuut van Catalonië of Baskenland. Waarom zouden wij dan een veto van het Waals Gewest of de Franse Gemeenschap tegen een verruimd Vlaams autonomiestatuut moeten aanvaarden ?

Een belangrijk aspect aan de staatshervorming is natuurlijk de financieringsregeling. Ook daar tonen Baskenland en Catalonië de weg: zij hebben in hun Statuut bepaald dat zij een zeer ruime fiscale autonomie hebben. De directe belastingen worden in beginsel geheel geïnd door de deelstaat. Vervolgens wordt aan de federale overheid een bedrag afgedragen dat overeenstemt met de opdrachten die de federale overheid nog vervult ten aanzien van die deelstaat. Waarom zou ook dit niet kunnen worden overgenomen in Vlaanderen ?

Uiteindelijk zijn er voor al deze technieken in België toch ook aanzetten. Zo is de bevoegdheidsverdeling asymmetrisch: tussen Vlaanderen, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waals gewest en het Brussels Gewest zijn er géén twee met dezelfde bevoegdheden. Ook zijn er voorbeelden van belastingen die voor het ene gewest door de gewestelijke overheid zijn geïnd en voor het andere door de federale overheid.

Kortom: als de meerderheid in de Franse Gemeenschap en Wallonië geen vragende partij is voor meer bevoegdheden, hoeven we hen die niet op te dringen. Maar omgekeerd zou het niet legitiem zijn wanneer zij blijven weigeren dat Vlaanderen die bevoegdheden op grond van een politieke meerderheid alhier wel aan zich trekt.


De auteur is hoogleraar europees recht en rechtsvergelijking

maandag, juni 11, 2007

Groot Constantia



Voor de verkiezingsavond heb ik een geschikte wijn uit mijn onderaardse bibliotheek gehaald: Groot Constantia, een Pinotage uit 2003. Hij prijkt hier tussen het wegdeemsterende paarsgroen. De Pinotage is zoals de lezer weet een eigensoortige kruising, de enige cépage die ontstaan is in een Nederlandstalige omgeving. We hebben hem geserveerd ten bate van de partijen die voor Vlaamse autonomie gaan en daarmee ook gewonnen hebben. In de hoop dat ze in grote mate de deugd der constantie, de volharding zullen bezitten.

dinsdag, juni 05, 2007

VRT-negationisme over de zesdaagse oorlog

1 september 2009: de VRT bericht "zeventig jaar geleden begon de Tweede Wereldoorlog die leidde tot de bezetting door Polen van de Oostduitse gebieden. De zegevierende communistische troepen trokken de Duitse gebieden binnen en houden ze sindsdien bezet. Wel werd er een vredesverdrag gesloten met de Sovjetunie waarbij eerder veroverde gebieden in het Oosten aan de Russen werdne teruggegeven. De Duitse inwoners werden verjaagd en leven sindsdien in vluchtelingenkampen".

Of augustus 2014. De VRT bericht : "Het is 100 jaar geleden dat de Eerste wereldoorlog begon waarin Frankrijk de bezette gebieden van Elzas en Lotahringen heeft veroverd. Wel werd er later een vredesverdrag gesloten met Duitsland, waarbij het Saargebied werd teruggegeven. maar de andere gebieden houdt Frankrijk tot op vandaag bezet. De Duitse inwoners die verjaagd werden zijn nog steeds niet naar huis kunnen terugkeren".

Wat zou U vinden van dit soort "samenvattingen" van de essentie van de eerste en de tweede wereldoorlog ?

Wel, dat is exact het soort samenvatting dat de VRT vandaag maakte over de zesdaagse oorlog van 40 jaar geleden. De VRT is slaagt er met name in om over die oorlog te verslaan zonder maar in het minst te vermelden dat die oorlog er is gekomen doordat de Arabische landen gezamenlijk Israël zijn binnen gevallen. Dat die oorlog enigszins anders is uitgedraaid dan zij verwacht hadden, is duidelijk. Net zoals de eerste en de tweede wereldoorlog enigszins anders zijn uitgedraaid dan de Duitse invaller verwacht had.

Bovendien worden we ongeveer elke week om de oren geslagen met het woord vluchtelingenkamp voor Palestijnse nederzettingen. Toen na de tweede wereldoorlog 12 miljoen Duitsers etnisch gezuiverd werden uit Midden- en Oost-Europa werden er ook massaal vluchtelingenkampen gebouwd. Maar misschien nog iets pregnanter: de verdrijving van vele Palestijnen uit Israël vanaf 1949 ging gepaard met een bijna volledige verdrijving van de Joden uit alle Arabische landen (behalve Marokko). Die Joden zijn allemaal opgevangen in snel gebouwde nederzettingen in Israël. Bovenop de nederzettingen van de overlevenden van de Shoah. Misschien kan de VRT ook eens spreken van joodse vluchtelingenkampen in plaats Israëlische nederzettingen ?

dinsdag, mei 22, 2007

Lanoye weer onder de gordel

(gepubliceerd op de Standaard op 21 mei) Het artikel van Mia Doornaert "Republiek of democratie" heeft me over de hoofddoek aan het loket ten gronde niet helemaal overtuigd. Maar het was een beleefd, waardig en beargumenteerd artikel. Een dat wellicht in de Standaard enkel maar geduld wordt om een heel lezerspubliek niet te verliezen. Met het artikel van Ayaan Hirsi Ali was ik het op een belangrijk punt al zeker niet eens: wat we moeten ondersteunen in Turkije is inderdaad noch het negationistische ultranationalisme, noch het islamfundamentalisme, maar al evenmin die zogenaamd progressieve islâm. Als er iets moet ondersteund worden is het de gematigd conservatieve islâm, die a-politike traditionalisme paart aan een zekere tolerantie. Maar ook het artikel van Ayaan Hirsi Ali was fatsoenlijk en beargumenteerd. En wat krijgen we dan vandaag in de strot geduwd ? Een laaghartig scheldproza van ene Lanoye ("Doortrapte haatpamfletjes"), bovendien nog eens dubbel zo lang als wat gelijk welke andere schrijver in die krant kan krijgen (een voorkeursbehandeling die natuurlijk handig wordt verstopt onder geklaag over de koers van de Standaard, alsof la Doornaert daar niet alleen maar geduld wordt). Niet alleen laaghartig en vulgair grof (ik weet het, volgens sommigen is dat een noodzakelijk stijlkenmerk om een gevierd Vlaams schrijver te zijn vandaag), maar bovendien totaal naast de kwestie. Er volgt een hele tirade over de vreselijke visie van la Doornaert die totaal geen besef zou hebben van de variatie binnen de islâm. Ongeacht wat van dat laatste waar is: het artikel van Doornaert heeft dat helemaal niet betwist. Lanoye moet eerst leren lezen vooraleer hij begint te schelden. Dan kan hij misschien eens terzake leren antwoorden.

zondag, mei 06, 2007

Sarkozy zegt neen aan de cultuur van de verloochening

De verkiezing van Nicolas Sarkozy tot president van Frankrijk is alvast goed nieuws. Zijn eerste toespraak na de verkiezing was sterk in vele opzichten. Maar ik zou er toch een zinnetje willen uithalen dat velen misschien liever ongemerkt zullen laten: hij wil een einde maken aan de "repentance qui est une forme de la haine de soi" en herhaalt dat "la haine de soi est le commencement de la haine des autres" (dit alles is uitvoeriger gezegd in de toespraak van Sarkozy in Metz van 17 april 2007). Vrij vertaald: hij verzet zich net als Roger Scruton (hier gerecenseerd door Dirk Verhofstadt) en paus Benedictus XVI tegen een cultuur van de verloochening, een cultuur van de Verneinung. De door sommigen sterk bekritiseerde verwijzing naar mei '68 als wortel van het kwaad heeft daar evenzeer mee te maken, want die maand staat symbool voor het ontstaan van die cultuur van de verloochening, van de zelfhaat van Europa.

Op dezelfde dag was Guy Verhofstadt onder het mom van een strijd tegen diegenen die mensen of groepen tegen elkaar opzetten, weer precies aan het doen wat hij beweerde te bestrijden - ja was hij weer de cultuur van de verloochening aan het verderzetten, die de oorzaak is van de haat tegen andersdenkenden. Wie in de waarden van Sarkozy gelooft, zal in België toch al zeker niet voor de "open" VLD moeten stemmen.

dinsdag, april 24, 2007

Matthias Storme en de antidiscriminatiewet

In het blad van de UA-studenten Dwars (nr. 39) staat een interview dat van mij werd afgenomen door Jonas Vincken. Het wordt hier overgenomen.

Matthias Storme schuwt de controverse niet: na de veroordeling van het Vlaams Blok wegens racisme uitte hij zijn ongenoegen met de woorden: “Ik vind het nu bijna een morele plicht om op het Vlaams Blok te stemmen.” Weinig professoren ontlokken zoveel reactie als deze hoogleraar aan de UA, buitengewoon hoogleraar aan de KUL en fervent tegenstander van de Belgische antidiscriminatiewetgeving. Een gesprek.

In navolging van de Europese richtlijnen vaardigde België in 2003 een wet uit ter bestrijding van discriminatie. Discriminatie werd hierin beschreven als "een verschil in behandeling dat niet objectief en redelijkerwijze gerechtvaardigd wordt". Er werd uitdrukkelijk gespecificeerd dat deze wet zowel in verticale (tussen de overheid en de burgers) als in horizontale relaties (tussen burgers onderling) geldt. De Kamer gaf recent haar goedkeuring aan een herwerkte antidiscriminatiewet. Er zijn een heel aantal wijzigingen, maar de essentie blijft dezelfde: de overheid mag en moet optreden bij elke vorm van discriminatie in de publieke sfeer. Volgens een aantal juristen en academici is dat een stap te ver. dwars vroeg de mening van Matthias Storme.

De nieuwe wet is geen verbetering, volgens u. Kan u dat toelichten?

MATTHIAS E. STORME Het hele principe van antidiscriminatiewetten met een horizontale werking vind ik nonsens. Deze tasten immers de fundamentele vrijheden aan, de allerbelangrijkste verworvenheden van onze Westerse beschaving. De antidiscriminatiewet legt de burger de verplichting op al zijn daden en meningsuitingen objectief en redelijk in rechte te kunnen verantwoorden. Maar de essentie van de vrijheid van meningsuiting is net dat ik niet gevraagd kan worden me voor een rechter te verantwoorden voor het uiten van een bepaalde mening! Elke keuze die je maakt, elke beweging die je doet en elk woord dat je spreekt kan een ongelijke behandeling van de ene persoon ten aanzien van de andere inhouden. De essentie van een vrije samenleving is dat je een heel domein van activiteiten hebt waar je je niet voor moet verantwoorden aan de overheid.

Is het geen kwestie van een middenweg vinden?

STORME Neen. Sommigen beweren dat de twee combineerbaar zijn, dat je een evenwicht moet zoeken tussen de antidiscriminatiewet en de essentiële vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting. Onzin: volgens mij zitten zij er totaal naast. Het is het ene of het andere. Als je democratie definieert als onder meer gebaseerd op een aantal fundamentele vrijheden en rechten, dan tast de antidiscriminatiewet net de kern van de democratie aan.

Een wet als deze maakt de open samenleving kapot. Ze duldt in het openbare leven enkel nog keuzes die voor een rechter redelijk verantwoord kunnen worden. De open society – opnieuw een modieuze uitdrukking dankzij onze premier – veronderstelt echter vrijheid. Een vrijheid op basis waarvan mensen in de publieke sfeer kunnen treden, en zich niet achter slot en grendel moeten verschansen om nog iets te mogen zeggen of doen.

Men heeft toch duidelijk doen blijken dat men de wet niet zal gebruiken om iedere mogelijk discriminatoire uiting van individuen in de publieke sfeer af te wegen?

STORME Dat maakt het des te erger. Als je zegt “niet iedere uiting”, dan betekent dat dat de gevestigde macht bepaalt welke uitingen wel en welke niet toegelaten zijn. De willekeur installeert zich. Niet enkel de rechter, ook de overheid krijgt te veel macht. De essentie van onze grondwet is dat de overheid zich niet mag moeien met meningsuitingen.

De antidiscriminatiewet doet dat wel door onder andere het beledigen van groepen strafbaar te stellen. Wetten tegen laster en eerroof wegens het beledigen van individuen bestaan echter al veel langer: deze zijn uiteraard ook een inperking van de vrijheid van meningsuiting. Daar kan het dan wel?

STORME Ik vind van wel, ja. Je mag niet te ver gaan in het smoren van het publieke debat, maar laster en eerroof is een ernstige aantasting van de waardigheid van mensen. Het beledigen van groepen is dat niet. Individuen hebben waardigheid, groepen niet.

Mensen ontlenen een stuk van hun identiteit aan de groep waartoe ze behoren.

STORME Dat zal je mij als flamingant niet horen ontkennen.

Worden ze dan niet evenzeer in hun waardigheid getroffen wanneer de groep waarvan ze deel uitmaken beledigd wordt?

STORME Dat is de prijs die een democratische samenleving moet betalen, vind ik. Daarover kan je van mening verschillen, maar persoonlijk maak ik me ernstig zorgen over het strafbaar stellen van belediging van groepen.

U zegt dat men daarover van mening kan verschillen. Als een meerderheid van de bevolking dus meent…

STORME (onderbreekt) Wacht, dan moet je eerst weten of een meerderheid dat inderdaad vindt. Wanneer je een fundamentele vrijheid inperkt, zou een meerderheid van de stemmen in een referendum een absolute voorwaarde moeten zijn, wat mij betreft. Nu krijgt de bevolking geen kans zich hierover uit te spreken. Mócht er effectief een meerderheid blijken te zijn, dan zou de legitimiteit van zo’n wet stukken groter zijn dan van de wetten die nu enkel door het parlement goedgekeurd worden.

Het parlementaire systeem van politieke vertegenwoordiging blijft volgens u dus in gebreke. Hoe vertekent deze vorm van democratie de stem van de Belg?

STORME Minder en minder partijen staan voor een coherente ideologie. Vroeger koos je voor een samenlevingsmodel wanneer je op een bepaalde partij stemde. Dat is nu niet meer het geval, dus de representatieve democratie alleen is niet langer zaligmakend. Het is tijd voor een flinke scheut directe democratie.

Verliest de huidige vorm van democratie een deel van haar legitimiteit omwille van de popularisering van de politiek?

STORME De partijen zijn commerciële machines geworden. Genuanceerde vormen van referenda zoals die er in Zwitserland zijn, zouden een hele vooruitgang voor de democratie betekenen. Daar kan het volk zélf een referendum in gang zetten en bepalen niet enkel politici het voorstel en de formulering ervan. De vraag is of we daar rijp voor zijn. Momenteel wordt de bevolking dom gehouden: je moet ze opvoeden om aan directe democratie te doen. Ik ben de laatste om te denken dat het volk altijd gelijk heeft, maar ik vrees dat we momenteel in een situatie zijn terechtgekomen waar het volk net iets meer gelijk heeft dan de politici.

Recht versus moraal
Discriminatie is een reëel probleem in de hedendaagse maatschappij. Als antidiscriminatiewetten uit den boze zijn om dit te bestrijden, wat stelt u dan voor als alternatief?

STORME Ten eerste is niet alle discriminatie fout, en ten tweede moet je niet alles wat onfatsoenlijk is met juridische dwang bestrijden. Discriminatie betekent datgene wat niet redelijk verantwoord wordt. Niet alles in het leven wat niet redelijk verantwoord wordt, is onfatsoenlijk, en zelfs als het zo is, betekent dat nog niet dat het verboden moet worden.

We gaan hoe langer hoe meer naar een perverse identificatie van recht en moraal. Dat werkt in twee richtingen: alles wat men niet fatsoenlijk vindt, tracht men te verbieden, en alles wat niet verboden is, wordt tegenwoordig fatsoenlijk geacht. Daar krijg je een omgekeerde repressie: als iets wettelijk toegestaan is - ik denk bijvoorbeeld aan abortus - wordt je verplicht het niet enkel te dulden maar het ook moreel goed te vinden, anders zou je een antidemocraat zijn.

Dat is nu echter nog niet het geval.

STORME Neen, inderdaad niet, maar daar gaan we wel naartoe. Dat is de tendens van de politieke correctheid.

Is het eigenlijk geen vals probleem, net omdat recht en moraal momenteel nog niet samenvallen? Los van elkaar mogen ze immers niet staan: het is toch de bedoeling het recht op morele grondslagen in te richten?

STORME Het zou inderdaad fout zijn om te zeggen dat de twee niets met elkaar te maken hebben, dat de morele en de juridische visie met elkaar in de clinch liggen. Het is iets genuanceerder, in die zin dat ethiek wat mij betreft gebaseerd is op deugden, en tolerantie is een erg belangrijke deugd. Tolerantie houdt net in dat je de dingen die je onfatsoenlijk acht tolereert, omdat dat minder erg is dan ze te bestrijden. Datgene wat men moreel verkeerd vindt binnen bepaalde grenzen juridisch toelaten is dus eigenlijk een zeer morele houding.

Eén van de dingen die de wet verbiedt is het oproepen tot haat. Vindt u dat dat nog getolereerd moet worden?

STORME Het grote probleem is dat ‘haat’ uitermate subjectief is. Als ik bijvoorbeeld het arrest van het Hof van Beroep over het Vlaams Blok las, dan was mijn indruk dat het droop van de haat: haat tegen een bepaalde politieke overtuiging. Wat is dan de legitimiteit van dat arrest, dat het Blok veroordeelde wegens het aanzetten tot haat?

Anderen zullen zeggen dat ze het arrest helemaal niet haatdragend vonden. Maar dat is het probleem: iets haatdragend vinden is een subjectieve indruk. Het aanzetten tot haat verbieden is dus uiterst gevaarlijk, want dan tast je de vrijheid van meningsuiting diepgaand aan. Sommige van mijn collega’s beweren dat haat geen mening is. Dat vind ik totaal misplaatst. Zo beperk je de vrijheid van meningsuiting tot enkel de meningen die je aanstaan.

Sociale rechtvaardigheid en gelijke kansen
Verwerpt u het hele idee van wettelijk afdwingbare sociale rechtvaardigheid?

STORME Sociale rechtvaardigheid kan heel wat zaken dekken. Dat er belastingen worden geheven om aan herverdeling te doen, heb ik bijvoorbeeld nooit in vraag gesteld.

U meent dat de antidiscriminatiewet de burgers de verantwoordelijkheid tot moreel handelen ontzegt. Maken verplichte belastingen voor de sociale zekerheid het dan niet evenzeer onmogelijk om solidair te zijn uit verantwoordelijkheidsbesef of uit morele overwegingen?

STORME Verplichte belastingen zijn geen inperking: noch van de vrijheid van meningsuiting, noch van de vrijheid van vereniging, godsdienst, arbeid of noem maar op. Dat is voor mij een totaal andere context. De efficiënte organisatie van producten en diensten in onze kapitalistische maatschappij leidt tot bepaalde scheeftrekkingen, en het systeem van fiscaliteit en sociale zekerheid dient om dit te compenseren.

Gelijke rechten zijn al sinds lang afgedwongen. In recente tijden is er ook een streven naar gelijke kansen voor iedereen. Hoe staat u daar tegenover?

STORME België heeft volgens mij een verkeerde keuze gemaakt door in zijn grondwet alles als rechten te formuleren. Neem nu arbeid: volgens de grondwet heeft iedere Belg recht op arbeid. Wat bedoelt men daarmee? Er zijn juist massaal veel wetten die je beletten om te werken! Bedoelt men dat werklozen van de staat kunnen eisen dat ze een job krijgen? Neen, dat ook niet. Zie je, zo’n formulering is nonsens. In een verstandige grondwet – zoals de Duitse – staat dat de overheid tot plicht heeft een tewerkstellingsbeleid te voeren en te betrachten dat zoveel mogelijk mensen kunnen gaan werken.

Bedoelt u dat hetzelfde geldt voor gelijke kansen: ze zijn geen absoluut recht, maar de overheid moet wel een beleid voeren dat erop gericht is de gelijke kansen voor iedereen te bevorderen?

STORME De overheid moet een beleid voeren om gebrek aan kansen te compenseren.

Nu pleit u dus voor positieve discriminatie.

STORME (aarzelt) Ja, goed, dat is positieve discriminatie. Maar in een zeer ruime zin van het woord, want in de courante betekenis koppelt men positieve discriminatie vaak aan het behoren tot een bepaalde groep, niet aan het individueel beantwoorden aan een aantal criteria. Dat vind ik fout.

Waarom dat onderscheid? Het gebrek aan kansen van een individu hangt heel vaak samen met het behoren tot een bepaalde groep.

STORME Het systeem van klassering op groepskenmerken, ongeacht het individu, is bijna nooit verantwoord. Daar zijn ook studies over gemaakt: bijna overal ter wereld waar men aan affirmative action doet op basis van groepskenmerken zie je hetzelfde resultaat: het veroorzaakt een transfer van de zwakkeren uit de sterke groep naar de sterkeren uit de zwakke groep. Een verschuiving binnen de middenklasse: de zwaksten van de maatschappij worden daar nooit door geholpen.

Diversiteit en meerwaarde
Welke oplossingen ziet u dan?

STORME Discriminatie is geen éénrichtingsverkeer. Sommige werkgevers nemen bijvoorbeeld liever mannen in dienst, sommige liever vrouwen. Als samenleving heb je er dan geen baat bij ze beide te verplichten evenveel mannen als vrouwen in dienst te nemen. Door het verschil in individuele voorkeuren wordt er tot op zekere hoogte een evenwicht gevonden.

De realiteit is anders.

STORME Soms krijg je inderdaad een achterstelling van bepaalde groepen, maar daar dient de sociale politiek voor. Subsidies voor gelijkekansenbeleid en het vangnet van de sociale zekerheid zorgen voor compensatie wanneer er geen evenwicht is.

Er zit echter een grote contradictie in de huidige retoriek: we worden overspoeld door campagnes die ons ervan moeten overtuigen dat diversiteit een meerwaarde is. Als dat effectief zo is, waarom zouden alle mensen dan zo idioot zijn om te kiezen voor de minderwaarde?

Hoezo, contradictie? Keuzes zijn vaak niet gebaseerd op effectieve competenties maar op beeldvorming.

STORME Ja, maar neem nu de arbeidsmarkt: een werkgever heeft er zelf belang bij om de persoon in dienst te nemen die het beste is voor de job. Als hij dat niet doet, doet hij dat op eigen kosten – in tegenstelling tot politici trouwens, want wanneer die aan vriendjespolitiek doen, draaien zij er zelf niet voor op. Ik kan me niet voorstellen dat er in ons land werkelijk zo’n probleem is van werkgevers die tegen hun eigenbelang in – omwille van idiote vooroordelen – systematisch minder gekwalificeerde mensen van de juiste kleur in dienst zouden nemen. Neen, er zijn problemen van kwalificatie. Dat los je niet op met een antidiscriminatiewet.

Neem nu een vrouw of een allochtoon met dezelfde opleiding en hetzelfde diploma als een autochtone man: die laatste heeft steevast meer kans de job te krijgen. Dat heeft niet met kwalificatie te maken.

STORME Een diploma zegt niet alles, je neemt toch geen mensen in dienst enkel en alleen gebaseerd op hun diploma? Natuurlijk spelen daar ook subjectieve elementen, maar dat is altijd in een samenleving die gebaseerd is op vertrouwen, sympathie, antipathie; kortom op alle volstrekt normale menselijke gevoelens. De enige die daar afstand van moet nemen is de overheid.

De antidiscriminatiewet is een chantagewet, een wet die maakt dat een burger elk van zijn medeburgers kan aanvallen. Je creëert een samenleving waarin je mensen ertoe aanzet om te procederen tegen hun medeburgers, om elkaar te verklikken en schadevergoedingen van elkaar te eisen.

Op het moment dat je een andere burger aanklaagt, moet je toch al kunnen aantonen dat er sprake zou kunnen zijn van effectieve discriminatie?

STORME Dat is niet helemaal waar. Je moet zelfs niet eens de moed hebben zelf een proces in te spannen, met het risico te verliezen en de kosten te moeten dragen. Je moet enkel klacht indienen bij de officiële inquisitie, die door de overheid gesponsord wordt met talloze persoonsleden die al het werk voor jou doen.

U doelt op het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (CGKR). Zegt u dat ze momenteel op een verkeerde manier werken, of heeft u het tegen het principe dat er zoiets is tout court?

STORME Tot op zekere hoogte allebei. Ten eerste is het zo dat het CGKR zich in zijn bestaansperiode te veel gericht heeft op meningsuitingen en te weinig op feitelijke discriminaties. Het is dus duidelijk een politiek instrument. Soms heb ik de indruk dat het een beetje keert, maar wanneer er afwijkende meningen zijn, blijft men op elke slak zout leggen.

Ten tweede is het zo dat het CGKR buitensporige bevoegdheden heeft die normaal toekomen aan het openbaar ministerie of het parket. De scheiding der machten die we kennen in een democratische rechtstaat wordt niet gerespecteerd. Naast het CGKR mogen nog een aantal andere organisaties optreden wanneer iemand een klacht neerlegt wegens discriminatie, maar de overheid kent hiervoor een oligopolie toe aan een aantal verenigingen. Men schrijft wetten precies op maat van deze verenigingen, zoals het CGKR en de Liga voor de mensenrechten, zodat deze een geprivilegieerde positie krijgen. Nogmaals: antidiscriminatiewetten zijn altijd discriminerend. Ik ken er geen andere.

Een Iraanse theocratie
U zei ooit: “Europa verschilt nog nauwelijks van Iran, een seculiere theocratie: Gods majesteit is vervangen door die van gediscrimineerde groepen: vrouwen, homoseksuelen en allochtonen.”

STORME Die drie groepen waren een toespeling op het boek ‘In de naam van de vrouw, de homo en de allochtoon’ van de Nederlandse anarchist Bart Croughs.

Maar waarom een theocratie? De gediscrimineerde groepen zoals vrouwen, holebi’s en allochtonen maken een overgrote meerderheid van onze samenleving uit. En een theocratie van de meerderheid, heet dat geen democratie?

STORME Waar het mij om gaat is dat men voor die groepen rechten schept die men mensenrechten noemt en die niet langer in vraag gesteld mogen worden. Men moet niet enkel die wetten respecteren, het wordt zelfs verboden ideeën te uiten met het oog op de wijziging van die wetten. Neem bijvoorbeeld de veroordeling van het Vlaams Blok: die is er ten dele gekomen omdat het Blok in haar partijprogramma wetsvoorstellen deed waarvan gezegd werd dat ze in strijd waren met de mensenrechten. So what? De regels inzake mensenrechten kunnen toch democratisch gewijzigd worden? Die nieuwe rechten zijn er toch ook gekomen door een wijziging van de grondwet? Dat is dus wat Marcuse partisan tolerance noemt: je mag blijkbaar enkel tolerant zijn in één richting, maar niet in de andere. Waarom zou de grondwet niet in de andere richting gewijzigd mogen worden?
 
Locations of visitors to this page