dinsdag, juli 05, 2011

Wetenschappelijk begeleide antipolitiek

In het nummer van Doorbraak van mei 2009, net voor de Vlaamse verkiezingen, stelde ik voor om aan de kandidaten 7 vragen te stellen, gekozen op grond van de hoofdtaken van een volksvertegenwoordiger. De eerste luidde: Welke maatregelen gaat U nemen opdat het Parlement zelf voor goede wetgeving kan zorgen en de voorstellen van decreet ook effectief te behandelen in plaats van een quasi-monopolie te laten aan de regering? (1) In mei 2010 heb ik die vraag hier niet herhaald, maar ik stel met enige blijdschap vast dat toch een groot deel van de verkozenen in het federale parlement daartoe wel degelijk een drastische maatregel heeft genomen. Met name de regering in lopende zaken laten, zodat haar bevoegdheid in grote mate overeenstemt met diegene die de Grondwet bepaalt, nl. “uitvoerende macht” te zijn en geen wetgevende. Daardoor kan de representatieve democratie eindelijk terug een beetje functioneren: over wetsvoorstellen wordt gedelibereerd en er wordt gedebatteerd tot er een tekst is waarvoor men een meerderheid vindt; die meerderheid ligt niet op voorhand vast en wisselt naargelang het onderwerp.

Dat is duidelijk niet naar de zin van diegenen die alles bij het oude willen laten, en daarom onder het mom van meer democratie de democratie opzij willen schuiven. Verkiezingen noemen ze een dictatuur (2) en de directe democratie waarin de burgers rechtstreeks beslissen lusten ze al helemaal niet. De oplossing zou moeten komen van een ‘wetenschappelijk begeleide’ deliberatie van 1000 door het lot aangewezen burgers. Daarvoor het woord deliberatieve democratie gebruiken kan als Newspeak wel tellen en past gerust in het rijtje van eufemismen in Orwell’s 1984. Ik herinner me overigens nog goed hoe in de nadagen van mei 1969 extreem-links aan de universiteiten ook de representatieve studentendemocratie opzij probeerde te schuiven door zgn. volksvergaderingen waarin zij de gespreksleiders leverden, geschoold in de ‘wetenschap’ van het marxisme. Nu zou het gaan om politologen van het soort dat ons komt uitleggen dat de mensen helemaal niet gekozen hebben voor wat ze gekozen hebben.

Wat zou het gekozen parlement overigens niet kunnen? Een regering op de been brengen met de nodige parlementaire meerderheid, wellicht. Alsof 1000 door het lot aangewezen burgers dat wel kunnen, anders dan door het parlement volledig buitenspel te schaffen. De grondwet wijzigen ? Dat is inderdaad een probleem, maar wel omdat er zoveel grendels op de Grondwet zijn gezet die precies door dezelfde demosceptici worden verdedigd. Of zijn wisselmeerderheden het probleem ? Merkwaardig voor mensen die voortdurend beweren dat de communautaire tegenstelling overroepen wordt en noch de Vlaamse noch de Francobelgische gemeenschap homogeen is in haar preferenties. Die zouden zo’n situatie juist moeten toejuichen. Maar wellicht staat gewoon de verkiezingsuitslag hen niet aan.

Een beslissingsorgaan dat door lottrekking wordt aangewezen kennen we enkel voor de berechting van misdrijven (Hof van Assisen). Daar is voor en tegen. Maar die burgers zijn enkel bevoegd voor een concrete vraag over de toepassing van rechtsregels op een casus, en zeker niet om die regels op te stellen (goede regels opstellen kunnen zelfs professionelen nauwelijks). Daartoe moeten zij onpartijdig zijn en kunnen zij onder meer bij vermoeden van partijdigheid kunnen gewraakt worden. Het wezen van de politiek is precies het tegenovergestelde: eerst kiezers proberen te vinden voor, en dan meerderheden met, mensen die partij kiezen. Fundamentele politieke beslissingen laten nemen door zogenaamde onpartijdigen die door het lot aangewezen burgers in de juiste richting gaan leiden, is daarentegen een uitdrukking van antipolitiek zoals we al heel lang niet in die mate hebben gezien.

(1) "Zeven vragen aan de kandidaten", Doorbraak juni 2009, http://www.doorbraak.org/115/29532
(deze tekst verscheen licht verkort in Doorbraak juli 2011)
(2) http://www.g1000.org/nl/manifest/: "Democratie is verworden tot de dictatuur van de verkiezingen"

(Deze tekst verscheen verkort in Doorbraak juli 2011)

Uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw aan Jean-Pierre Rondas

Uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw aan Jean-Pierre Rondas
te Ieper op 1 juli 2011

Toespraak door prof. Matthias E. Storme
Voorzitter van de Orde van de Vlaamse Leeuw

Hoogedelgestrenge Heer burgemeester in wiens stad wij te gast zijn,
Hooggeachte Heer en Mevrouw Rondas
en eerdere dragers van de Orde van de Vlaamse Leeuw,
Hoogedelgestrenge dames en heren vertegenwoordigers van het volk op de verscheidende niveau's
Waarde landgenoten uit Noord- en Zuid-Nederland !

De Orde van de Vlaamse leeuw wordt vandaag voor de 28e maal uitgereikt. Zij wordt sinds 1971 regelmatig toegekend ter erkenning van verdiensten in verband met :
- een consequente en kordate houding in de sociale en culturele ontvoogding van de Vlaamse gemeenschap;
- prestaties die de integratie van de Nederlanden bevorderen;
- acties en initiatieven met het oog op de uitstraling van de Nederlandse taal en cultuur.

Met Jean-Pierre Rondas eren wij vandaag een veelzijdig man die al meer dan 35 jaar zijn licht niet onder de korenmaat heeft laten schijnen, maar ten dienste heeft gesteld van de culturele ontvoogding van de Vlaamse gemeenschap.

Op de uitreiking van de Leeuw vorig jaar zie oud-Minister-president Van den Brande in zijn dankwoord (1) het volgende:
“Ik heb last met de gesloten benadering die inhoudt dat we onze mening niet klaar zouden mogen vooruit zetten omdat er, gelukkig maar, andere meningen zijn. Deze benadering ver-armt het debat in een samenleving.
Een volwassen pluralisme gaat uit van een klare opvattingen die je confronteert met andere opvattingen, waaruit een beschaafd vergelijk kan ontstaan. Dat geldt ook voor de lopende discussie over de hervormingen die dit land nodig heeft.
De rol van de media is hierin cruciaal. Objectieve informatie is een basisrecht in een demo-cratie. Dit geldt voor alle mediadragers. Maar in het bijzonder voor een publieke omroep die informatie en duiding tot zijn kernopdracht moet blijven rekenen”.

Jean-Pierre Rondas heeft die opdracht glansrijk vervuld door inderdaad informatie en duiding te brengen over een rijke veelheid aan opvattingen inzake voornamelijk cultuur en maatschappij. Hij vervulde daarmee bijna op zijn eentje een openbare dienst, een dienst die openstond voor eenieder die bereid was te luisteren.

Want inderdaad, Jean-Pierre Rondas kennen we natuurlijk op de eerste plaats als radiomaker. Voor sommigen rijmt dat op praatjesmaker, gezien de wijze waarop anderen soms het métier invullen, maar Rondas was veelmeer een beeldenmaker, meer bepaald een wereldbeelden-maker. Inderdaad zag hij “zijn” programma, het programma waar hij zich gedurende meer dan 10 jaar op heeft toegelegd, als een culturele ingreep in het wereldbeeld van de luisteraar (2). Overal ter wereld spoorde hij denkers op wiens denkbeelden rijk en complex genoeg waren om dat te doen en paste hij zijn kunst van de maieutiek op hen toe, als een socratische vroedvrouw die de medespeler vaak meer deed zeggen dan deze voorheen ooit had gedacht. In die wekelijkse herbronning, of mag ik misschien nog zeggen volksverheffing, kwam natuurlijk ook de ongemeen brede literaire, culturele en historische kennis van Jean-Pierre Rondas tot uiting, zijn bijwijlen duizelingwekkende spel met de taal die uit zijn mond tegelijk kan verwonden en de wonde zalven. Kleurloos was het nooit, maar al wie dacht Jean-Pierre Rondas na een wat meer loslippige commentaar eindelijk in een hokje te hebben gekregen, diende als hij eerlijk was bij de volgende thematiek zijn mening alweer te herzien. Toegegeven, Jean-Pierre Rondas vond de jongste jaren dat er inzake opinies bij de openbare omroep helemaal geen immanente gerechtigheid was en heeft dan ook bijwijlen het overwicht aan Vlaanderen-negationistische opinies wat gecompenseerd door zowel uit binnen- als buitenland wat meer daarvan afwijkende stemmen aan bod te laten komen.

Het is boeiend te zien dat precies in een programma dat als geen ander over de grenzen keek en waarin nog in het Frans, Engels en Duits werd geïnterviewd, ook het nut van grenzen, territoriale en andere, aan bod mocht komen. Want zij die het meest ageren tegen het nut van grenzen zijn vaak diegenen die er niet in slagen hun eigen mentale en ideologische grenzen te overschrijden.

Behalve als programmamaker was Jean-Pierre Rondas actief als literair criticus, of mag ik zeggen literatuurwetenschapper, in geschriften en lezingen. Een bijzondere vermelding verdient zijn werk (3) over de invloed van de Vlaamse wijsgeer en mediëvist Edgar de Bruyne op onder meer de semiotiek van Umberto Eco, een schot in de roos.

Sinds enkele jaren is Jean-Pierre Rondas ook een van de stuwende krachten in de zgn. Gravensteengroep (4). Daarbij hield hij mee de pen vast om belangrijke woorden die door politieke tegenstanders gereduceerd worden – niet in onze naam – tot een zin die enkel ruimte laat voor hun eigen gelijk, terug hun volle en complexe betekenis te geven. Woorden als democratie, compromis, openheid, solidariteit, pluralisme, gelijkheid voor de wet. Met een duivels genoegen illustreert hij hoe zij minstens evenzeer en wellicht nog meer het tegendeel betekenen van het uitsluitingsmechanisme waarvoor ze gebruikt worden. Denken we met name aan de wijze waarop het begrip interpersoonlijke solidariteit misbruikt wordt om het totale gebrek aan politieke solidariteit, aan respect, aan reciprociteit en aan transparantie te verdoezelen (5).

Want Nomina si pereunt, perit et cognitio rerum. Het weze me gegund nog een woordje Latijn te spreken vooraleer de onderwijsvernielers erin geslaagd zullen zijn eindelijk alle kinderen tot hun cultureel analfabetisme te herleiden. Als de woorden verloren gaan, gaat ook de kennis der dingen verloren.

Tegenover die genoemde kromspraak stelde Rondas in zijn elfjulitoespraak één jaar geleden dat we in plaats van geruststellende signalen uit te zenden er juist voor moeten zorgen dat de Franstaligen verontrust worden (6). Enkel dan kunnen zij enig besef krijgen van de Vlaamse grondstroom. En ik verdicht die graag met enkele verzen van de ook door de oud-poësisleraar Rondas gerecenseerde (7) Miriam Van hee:

“het is een soort onbruikbare
maar toch geboortegrond
het is geen vrede, het is
een oud verloren land
uit de diepste zeeën
naar boven gehaald” (8).

Hoewel wij nauwelijks ooit samen een strijd hebben gevoerd is Rondas voor mij in zekere zin toch een wapenbroeder, een brother in arms zoals hij mijn exemplaar van het Wereld-beeldenbeok dedicaceerde. En inderdaad heb ik grasduinend in het curriculum vitae van Jean-Pierre Rondas een hele reeks oude liefdes teruggevonden, gaande van Tolkien en de daarop door Rondas in zijn licentiaatsthesis toegepaste structures anthropologiques de l’imaginaire van Gilbert Durand (9), een boek dat prof. Antoon Vergote op mijn examen wijsbegeerte waar ik het meehad een gevaarlijk boek noemde, over Novalis (1à) en het Duitse idealisme tot Finkielkraut, Sebald (11) en Sloterdijk.

Want, inderdaad Jean-Pierre Rondas is A man for all seasons, al heeft de gelauwerde die uitdrukking eerder zelf gebruikt voor een van zijn voorgangers in onze Orde, Ludo Abicht (12).

A man for all seasons is natuurlijk het toneelstuk van Robert Bolt over sir Thomas More, waarvan de titel teruggaat op de beschrijving van More door Robert Whittington een tijdge-noot die in 1520 over Thomas More schreef:

"(He) is a man of an angel's wit and singular learning. I know not his fellow. For where is the man of that gentleness, lowliness and affability? And, as time requireth, a man of marvelous mirth and pastimes, and sometime of a sad gravity. A man for all seasons".

Om al de genoemde redenen is het dan ook met groot genoegen dat wij U de Orde van de Vlaamse Leeuw uitreiken en dat ik U nu het hieraan verbonden zilveren plaket overhandig.

(1) Te vinden op http://www.ordevandevlaamseleeuw.org/Vandenbrande2010.pdf.

(2) Zie de inleiding van de auteur in J.P. RONDAS, Rondas’ Wereldbeeldenboek. Gesprekken op Klara, Pelckmans Kapellen / Klement Kampen 2006, 7 v.

(3) “Steeled in the School of Old Aquinas: Umberto Eco on the Shoulders of Edgar de Bruyne” in Franco Musarra e.a. (red.), Eco in fabula. Umberto Eco in the Humanities. Proceedings of the International Conference Leuven 24-27 februari 1999, Leuven University Press 2002.

(4) http://www.gravensteengroep.org/; het eerste manifest van de groep dateert van 22 februari 2008.

(5) Vgl. voor deze sleutelwoorden J.P. RONDAS, Suïcidale dialoog en rotte compromissen, Een politiek pamflet, 2010, te vinden op http://www.vvb.org/extra//34133/politiek_pamflet_jp_rondas.pdf, p. 21 v.

(6) J.P. RONDAS, Suïcidale dialoog en rotte compromissen, Een politiek pamflet, p. 24.

(7) J.P. RONDAS, “Gevaarlijke gedichten. De bramenpluk van Miriam Van hee”, 45. Ons Erfdeel 2002 nr. 3, p. 413 v.

(8) La vallée française (1), in Miriam VAN HEE, Het verband tussen de dagen.

(9) J.P. RONDAS, Dualism and History in a Romance. Some Thematological Problems in Tolkien’s The Lord of the Rings, licentiaatsthesis germaanse filologie Gent 1975, waarin de morfologie van Vladimir Propp en de structures anthropologiques de l’imaginaire van Gilbert Durand worden toegepast op de mythopoeic romances van Tolkien.

(10) “Novalis en de romantisering van de wereld”, lezing in de reeks Literatuur op de Middag van Bozar Literature, 30 januari 2007.

(11) J.P. RONDAS, “Zoals een hond een lepel vergeet” in: Jean-Pierre Rondas e.a. (red.), Cultureel Jaarboek Klara 2001-2002, Globe Roeselare 2002, p. 8-20, ook in 150. Dietsche Warande en Belfort 2005 nr. 1, p. 77-89; ook als “So wie ein Hund, der den Löffel vergisst: Ein Gespräch mit W.G. Sebald über Austerlitz” in Arne de Winde & Anke Gilleir (red.), Literatur im Krebsgang. Totenbeschwörung und memoria in der deutschsprachigen Literatur nach 1989, Rodopi Amsterdam/New York 2008, p. 351-363. Zie ook “Met Sebald als gids in Antwerpen en Breendonk”, 27. Muziek en Woord 2001 nr. 324, p. 19-20.

(12) “A Book for the Road, by a Man For All Seasons”, in Lukas DE VOS (red.), Ludo Abicht. 51ste Arkprijs van het Vrije Woord, Antwerpen 2001.
 
Locations of visitors to this page