donderdag, maart 15, 2018

Een consumentenrecht voor kleinere taalgemeenschappen ?


In de loop van de voorbije decennia vonden er in het recht van alle Europese landen grondige wijzigingen plaats door de invoering van dwingende regels ter bescherming van zgn. zwakkere categorieën van personen. De belangrijkste voorbeelden zijn het arbeidsrecht, waarin de werknemer beschermd wordt tegen de werkgever, en het consumentenrecht, waarin de consument beschermd wordt tegen de professionele wederpartij. Een van de grondbeginselen van de Europese Unie is overigens het garanderen van een hoog niveau van consumentenbescherming (zie bv. art. 38 Handvest van grondrechten) (1). Daarnaast werd ook in vele verhoudingen tussen burgers onderling een discriminatieverbod ingevoerd. Dat verbod geldt echter slechts in één richting: aanbieders van goederen of diensten en werkgevers mogen niet discrimineren in hun keuzes, maar de afnemers en werknemers zijn daardoor in hun keuze niet beperkt. Het Grondwettelijk Hof (arrest van 12 februari 2009)(2) billijkte dit onderscheid door te stellen dat in die verhoudingen het de aanbieder of werkgever is die zich in een machtspositie bevindt: dat verschil in behandeling wordt verantwoord door de machtspositie, in feite of in rechte, die de eerstgenoemde categorie van personen op de markt van goederen en diensten inneemt en die haar, meer dan de laatstgenoemde categorie, in de gelegenheid stelt om te discrimineren. Het feit dat in bepaalde soorten verhoudingen de ene partij altijd geacht wordt sterker te staan dan de andere (zonder dat dit in concreto moet worden nagegaan) rechtvaardigt dus een uitvoerige bescherming van de typisch zwakkere partij.

Wat als we die redenering nu ook eens zouden toepassen op taalverhoudingen ? Bij conflicten tussen talen of inzake taalgebruik is er immers ook altijd een taal die typisch in een machtiger positie staat dan de andere. De toepassing van dezelfde redenering zou dan betekenen dat de kleinere taal in zo’n conflict beschermd wordt. Op die gebieden waar zo’n bescherming geldt, is het dan enkel de spreker van de kleinere taal die een keuzevrijheid heeft. Dit is een heel andere redenering dan diegene dan aan de grondslag ligt van het zogenaamde Minderhedenverdrag van de Raad van Europa (1995)(3), dat géén rekening houdt met de algemene machtspositie van de talen in kwestie. Dat gebeurt met name wel in de Verklaring van Barcelona van 1996 (Universele verklaring inzake taalrechten)(4) en het daarop voortbouwende Manifest van Girona van 2011 (5). Daarin gaat het veeleer over de collectieve rechten van taalgemeenschappen, onder meer op een territorium waarin hun taal de - of minstens een - officiële taal, gebruikt wordt in het onderwijs, e.d.m. De beste manier op een minderheid te beschermen is in het algemeen inderdaad een territoriale autonomie (wat niet wil zeggen dat die oplossing altijd en in alle omstandigheden de beste is).

Dat spoort ook met de Europese regels inzake consumentenbescherming in grensoverschrijdende situaties. De basisregel (te vinden in de zogenaamde Rome-I-Verordening inzake toepasselijk recht en Brussel-I-Verordening inzake rechtsmacht) is dat in die gevallen een consument niet kan beroofd worden van de bescherming die hij thuis geniet (6)(7). Dat geldt niet meer wanneer de consument zelf het initiatief neemt om naar een ander land te trekken en daar goederen of diensten te kopen: dan gelden de lokale regels. Zo ook moeten de taalrechten van de kleinere taalgemeenschap beschermd worden bij taalconflicten, tenzij een taalspreker zich zelf buiten het territorium van die taal begeeft. In de eigen streek moet die voorrang behouden, of het nu gaat om het Nederlands tegenover het Frans of Engels, het Catalaans tegenover het Castiliaans Spaans, het Corsicaans tegenover het Frans, en dit ook wanneer die vanuit een ander taalgebied wordt aangesproken.

Wanneer dit soort bescherming normaal wordt gevonden wanneer het over de materiële behoeften van het dagelijks leven gaat, geldt dat dan niet nog met meer recht wanneer het gaat om iets wat voor ons menszijn zo bepalend is als de taalbehoeften ?

(6) Rome-I-verordening, http://data.europa.eu/eli/reg/2008/593/2008-07-24, art. 6
(7) Brussel-Ibis-verordening, http://data.europa.eu/eli/reg/2012/1215/oj, art. 17-18

(deze column verscheen in Grondvest en op Doorbraak)


 
Locations of visitors to this page