dinsdag, februari 06, 2024

Privacyfundamentalisme verwoest gemeenschapsleven


Dit jaar zijn er gemeenteraadsverkiezingen. In de aanloop daartoe zulle we lezen en horen hoe belangrijk de lokale gemeenschap wel is, hoe belangrijk buurtwerking wel is, hoe belangrijk het is dat er hulp en betrokkenheid is van eenieder in een buurt. Allicht wordt er gesproken over het uiteenvallen van de samenleving, het gebrek aan sociale cohesie. Allemaal terecht wel. Die gemeenschapsvorming botst op vele hindernissen, en ik wil er hier één van bespreken, waarvan de verwoestende werking nog steeds onderschat wordt: de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens (wat minder precies privacywetgeving genoemd). Deze heeft inderdaad een vernielende werking op het gemeenschapsleven en op het geheugen van onze gemeenschappen, dat een belangrijke rol speelt voor onze identiteit.

Toen we dertig jaar geleden kwamen wonen in Mariakerke bij Gent bestond er nog een stratengids met de namen van de bewoners, we konden meteen opzoeken wie onze dicht en verdere buren waren, en we konden hen dus ook bellen indien ze telefoon hadden. Vandaag is dit verboden want strijdig met de privacywetgeving. Zelfs wanneer omzeggens iedereen akkoord zou gaan met de opname, gebeurt het niet meer: de administratieve rompslomp is te groot, de kost weegt niet meer op tegen de advertentie-inkomsten. Grotere verenigingen moeten kunst- en vliegwerk gebruiken om het contact met hun leden te kunnen behouden. Enkel de doden vallen buiten toepassing van de wetgeving: men moet dus wachten tot iemand doodgaat om er informatie over te mogen verwerken. Een gemeenschap van de doden rest ons, de levenden zijn gereduceerd tot individuen.

Van die doden zal men ook de geschiedenis niet meer kunnen schrijven, want dat vereist dat de gegevens over hen ook tijdens hun leven bewaard blijven. De fundi's van de GBA (Gegevensbeschermingsautoriteit) zijn van oordeel dat men op basis van de privacywetgeving niet enkel de verdere verwerking van persoonsgegevens kan verbieden, maar zelfs bevel kan geven om registers te vernielen die enkel historische feiten bevatten, zodra die registers ook nog levende personen betreffen, zoals bv. een doopregister waarin de doop van een nog levende persoon is vermeld. Ook al is dat een gegeven dat op geen enkele manier nadien nog wordt verwerkt tenzij wanneer de betrokkene zelf een verzoek indient. Aan die fundi's hebben we dus de bevoegdheid gegeven om ons collectief geheugen te vernietigen en de geschiedenis te vervalsen. 

Dit alles heeft overigens zeer weinig te maken met de bescherming van de privacy, en des te meer met de vernieling van de burgerlijke samenleving ten gunste van een steeds almachtiger staat, die steeds meer informatie over ons heeft en mag verwerken. Want zeg nu zelf: de informatie die de meeste mensen privé willen houden is nu precies het soort informatie dat de overheid - denk aan de fiscus - op steeds grotere schaal mag verwerken. Het gemeenschapsleven, de kern van onze Vlaamse overtuiging, wordt dan ook verwoest door de aanvallen van individualisme én etatisme tegelijk.


Matthias Storme

(deze column verscheen in ONAF februari 2024, p. 14)

woensdag, oktober 11, 2023

Geschiedschrijving: begrijpen, betekenis inschatten, beoordelen in tijd en ruimte


Sedert jaren wordt in Alveringem door de vzw die de Kapelanij van Alveringem waar Verschaeve woonde behartigt evenals zijn archief een colloquium gehouden. Dit jaar werd de auteurs van de monumentale Verschaeve-biografie Romain Vanlandschoot gevierd n.a.v. zijn 90e verjaardag. 

Ik mocht er reflecteren over geschiedschrijving en Vlaamse Beweging en in de verf zetten op welke wijze Vanlandschoot een groot biograaf is. Zeker in zijn monumentale biografieën van Verschaeve Rodenbach en Verriest ontleedt en beschrijft hij het leven van de persoon en zijn omgeving zeer uitvoerig en aan de hand van talloze primaire bronnen en laat hij die zo tot zijn recht laat komen. Dat laatste betekent vooral ook de persoon en zijn handelen verklaren wat zeker niet wil zeggen dat er geen oordeel mag worden geveld zolang dat de recht doet aan complexiteit zonder goedpraten noch zwartmaken. Zo vervalt geschiedschrijving noch in hagiografie noch in het tegendeel ervan pathografie. 

Natuurlijk mag geschiedschrijving waar nodig demythologiseren maar die demythologisering strekt er niet toe om mensen te reduceren om helden klein te maken: de betrokkenen komen er niet simplistischer uit maar juist complexer. Ze komen eruit als mensen van vlees en bloed met hun twijfels en verscheurdheden. Bij Gezelle Verschaeve of Van Severen komen de verschillen tussen onderscheiden fazen in hun leven en werk beter tot uiting. Bij Verschaeve kregen zoals Lode Wils in zijn recensie schreef zijn "literaire scheppingen evenzeer de aandacht als zijn optreden in de Vlaamse beweging. Op beide domeinen werd hij sereen en kritisch beoordeeld". Bij Verriest en Rodenbach verschijnt hun moderniteit tezamen met de romantiek ja de romantiek als opening naar de moderniteit weg uit vastgeroeste classicistische modellen. Vanlandschoot liet ons het vernieuwende aan Verriest en Rodenbach zien dat niet alleen door antiflaminganten wordt ontkend maar ook door sommige flaminganten werd verduisterd.

In die biografieën werd veel aandacht gegeven aan de "receptiegeschiedenis" d.i. de wijze waarop een personen werden "ontvangen" in de latere geschiedenis. Het is tegelijk een verhaal over hoe zij werden geïnstrumentaliseerd maar ook hoe zij hebben geïnspireerd. Ik heb daar een dubbel gevoel bij. 

Enerzijds heb ik van Hans-Georg Gadamer geleerd dat de Wirkungsgeschichte van iets of iemand de wijze waarop iemand geïnspireerd heeft of gebruikt is een meer aan betekenis toont. Anders gezegd dat de betekenis van in het bijzonder iemands teksten of handelingen niet kan gereduceerd worden tot de bedoeling van de auteur. Maar omgekeerd kunnen personen ook niet worden gereduceerd tot de wijze waarop ze later werden gebruikt. Om de betekenis van een persoon te begrijpen kan en moet men lijken naar wat die persoon heeft teweeggebracht en wat de gevolgen daarvan geweest zijn. Maar om over een persoon een oordeel uit te spreken - wat nog iets anders is dan de betekenis van een persoon inschatten - moet die in zijn eigen tijd en ruimte worden beoordeeld en niet met het geluk en het gelijk van de later geborenen.

(deze column verscheen in ONAF oktober 2023 p. 14)

woensdag, juni 07, 2023

Een tekort aan taaldruk

Blijkbaar zijn er nergens anders in Europa zoveel kinderen waarvan de school- en landstaal niet de thuistaal is als in Vlaanderen. Zonder andere oorzaken te willen ontkennen is het vrij evident dat dat een van de redenen is waarom de leesvaardigheid van onze jeugd zo drastisch is verslechterd. Die grote anderstaligheid heeft daarnaast natuurlijk nog andere zeer negatieve gevolgen, zoals voor de participatie op de arbeidsmarkt, de sociale cohesie, en dergelijke meer. De volgende vraag is dan echter hoe het komt dat die anderstaligheid zo groot is, en met name ook verhoudingsgewijze een stuk groter dan in andere landen waar er ook veel nieuwkomers zijn. Waardoor schiet met name de taaldruk van het Nederlands tekort, de sociale druk om de taal te leren? Waarbij ik sociale druk in ruime zijn gebruik, war ook economsiche en culturele druk kan omvatten. En hoe kunnen we die taaldruk verhogen? 

 

Er zijn ook hier meerdere redenen voor die te lage taaldruk: het Nederlands is internationaal een relatief kleine taal - daarbij bedoel ik vooral kleiner dan de buurtalen Engels, Frans en Duits, waardoor ook de studie ervan beperkter is. Ons Vlaanderland wordt zelfs niet gepercipieerd als Nederlandstalig, omdat in het buitenland nog steeds de idee leeft dat België één tweetalig land is veeler dan een conglomeraat van voornamelijk twee ééntalige landen. Het helpt niet als de federale overheid dat beeld vaak ook nog hooghoudt. Het helpt ook niet wanneer we zelf nog soms stellen Vlaams te spreken in plaats van Nederlands en onszelf dus verkleinen. Het helpt ook niet dat tevele Vlamingen in teveel situaties geen Standaardnederlands spreken en het vaak zelfs nauwelijks kunnen. Het helpt evenmin dat we zo vriendelijk zijn om maar meteen over te schakelen naar Engels of Frans wanneer iemand geen Nederlands kent. Het helpt niet wanneer Vlaamse ondernemingen steeds meer alles in het Engels afficheren. Het helpt niet wanneer je aan universiteiten in Vlaanderen kan studeren zonder een woord Nederlands te leren. Het helpt ook niet wanneer bepaalde partijen en stromingen nog steeds een multiculturalisme predieken dat aanstuurt op het behoud van andere thuistalen, en die zelfs op school aan bod wil laten komen en anderstalige evenmenten wil bevorderen. En het helpt zeker niet dat er veel international instellingen of ondernememingen hier op vrij grote schaal activiteiten ontplooien met weinig respect voor het Nederlandstalig karakter van ons land, met bitter weinig inspanningen om hun expats Nederlands te doen leren, enzovoort. En het resultaat van dit en nog andere factoren is dat men in Vlaanderen nog veel te goed kan "overleven" zonder behoorlijk Nederlands te kennen. Er zijn gewoon teveel faciliteiten en toleranties die elk apart niet zo schadelijk zijn, maar allemaal tezamen een belangrijke factor zijn van dramatische situaties zoals hoger aangegeven. Er zit niets anders op dan op de meeste van die genoemde punten strenger te worden voor onszelf en voor anderen. Voor een Nederlandser en dus beter Vlaanderen.

 

 (Deze column verscheen in ONAF juni 2023)

 

Matthias Storme

 

maandag, mei 01, 2023

Opper- en neerhof: de vlag en de lading

Onder de wat mysterieuze titel "Motte & Bailey" - wat kan worden vertaald als opperhof (donjon) en neerhof - hebben enkele Engelse en Amerikaanse auteurs (te beginnen met Nicholas Shackel) een 'bedrieglijke tactiek' beschreven die zij vaak zien in publieke debatten en bij activisten. De uitdrukking werd ook overgenomen door Boudry & Braeckman in een bijdrage uit 2010 over pseudowetenschappelijke argumentatie. Het neerhof is de plaats waar de bewoners eigenlijk willen zijn, waar ze zich thuis voelen en uitleven, maar een plaats die moeilijk verdedigbaar is. Daarom wordt er hogerop een versterking gebouwd, de donjon, die goed verdedigbaar is maar waar ze helemaal niet willen wonen. Het is de verdedigbare positie waarin men zich terugtrekt wanneer de posities die men eigenlijk wil verdedigen niet houdbaar zijn, positie die men echter zo snel mogelijk terug inneemt wanneer de tegenstander minder oplettend is.  

Een tweetal jaar geleden analyseerde de amerikaanse auteur Craig Caroll onder dit oogpunt de "Black Lives matter" beweging: de vlag waarmee men zwaait is een slogan waar niemand tegen kan zijn, die dus perfect verdedigbaar is, en die toelaat om elke tegenstander te kwalifcieren als iemand die het onverdedigbare verdedigt. De lading daarentegen, wat men minder luidruchtig nastreeft, is iets wat zelf nauwelijks verdedigbaar is (en dus ook verwijderd werd van internat, maar gearchiveerd kan worden teruggevonden op http://web.archive.org/web/20200822193504/https://blacklivesmatter.com/what-we-believe/), zoals "het ontmantelen van het cisgender privilegie", "disruptie van het Westers voorgeschreven kerngezin". Zodra dit soort woke-onzin wordt bekritiseerd, verwijt men de tegenstander dat die racistisch is omdat die niet achter "black lives matter" staat. 

 

Een ander voorbeeld is om onder het mom van afkeer voor de slavernij een hele rimram van zogenaamde dekolonisatie-eisen te stellen, zoals recent op de website van de VUB zelf werd aangekondigd (https://www.vub.be/nl/over-de-vub/de-vub-universiteit-van-de-toekomst/de-wereld-heeft-je-nodig/we-decolonize-vub-project-de-wereld-heeft-je-nodig): "De universiteit, als ruimte en instituut is gebaseerd op witte, mannelijke, heteronormatieve fundamenten en is een voortzetting van kolonialiteit, het is daarom essentieel om het zogenaamde universele karakter van Eurocentrische kennis te deconstrueren en verschillende kennis, kennisproducties en pedagogieën te hercentraliseren om de onevenwichtigheid in kennis aan te pakken die de universiteit in stand houdt" en "veilige ruimtes te creëren voor geracialiseerde studenten". Wie deze onzin niet deelt, wordt meteen als onderdukker bestempelt - de donjon "niemand kan voor onderdrukking zijn" moet de aandacht afleiden van de nonsens dat alle wetenschappelijke kennis die in het Westen werd ontwikkeld een vorm van koloniale onderdrukking is (terwijl men vanzelfsprekend ten volle geniet van Westere technologie, geneeskunde of onderwijs). 

 

Dezelfde tactiek vinden we voortdurend wanneer woke-ideeën worden aangevallen: men verbergt de lading en hangt een vlag uit waar zogezegd niemand tegen kan zijn, pretenderende dat de lading niets anders is dan de vlag. Kijk even goed uit en je vindt de drogredenering overal.

 

 

zaterdag, december 31, 2022

Gluiperige taal

Onze taalomgeving vandaag, in berichtgeving, debatten en publieke standpunten, wordt dagelijks vervalst of soms zelfs vergiftigd door sluipende begrippen (concept creep): termen met een negatieve lading worden steeds ruimer gebruikt, om steeds meer dingen te omvatten die niet dezelfde draagwijdte hebben als de oorspronkelijke inhoud, om zo elke proportionaliteit in het denken terzijde te schuiven en aan allerlei zaken die niét onder het oorspronkelijke bergip vielen dezelfde negativiteit, sancties, gevolgen te hechten als aan dat oorspronkelijke begrip. De meeste lezers kennen intussen wel genoeg voorbeelden van de massieve uitbreiding van begrippen als racisme, fascisme, extremisme, discriminatie, geweld of agressie, slachtoffer, trauma, benadeling, kwetsend, mensenrechten, geestesstoornis, machtsverhouding, ondemocratisch, hondenfluitje, of ook het wijdverspreid gebruik van containerbegrippen zoals "grensoverschrijdend gedrag" waarmee men alles in één pot kan stoppen. Typisch is vooral dat men onder één noemer dingen brengen die qua ernst of belang of maatschappelijke schadelijkheid zeer verschillend zijn in gradatie. Zoals sommige flaminganten in het verleden te snel over een kaakslag spraken, wordt nu vooral aan de andere zijde dit soort amalgaam dagelijks gebruikt. Het fenomeen bestaat ook bij woorden die een positieve connotatie hebben, en die als holle frasen worden gebruikt (in het Engels spreekt men van weasel words, wezelwoorden die zich aan elke duidelijke betekenis onttrekken), zoals diversiteit, sociaal, inclusie, e.d.m. En daarnaast kennen we ook een reeks wijdverspreide eufemismen, waar ik vandaag nu eens niet nader op inga.

 

"Grensoverschrijdend gedrag" is de jongste tijd wel de kampioen inzake woordmisbruik. Zeker als men daar dan ommiddellijk de term zero tolerantie aan koppelt. Zero tolerantie is nooit een goed idee, maar het wordt helemaal ondraaglijk als de mate van (gebrek aan) tolerantie geen gradaties meer kent en bij manier van spreken "levenslang" wordt gevorderd voor alle feiten die onder zo'n ruime categorie vallen. Binnenkort kunnen we het strafwetboek misschien vervangen door één wetsartikel: grensoverschrijdend gedag wordt bestraft met een gevangenisstraf tussen 1 dag en levenslang. Leve de willekeur ! Probeem opgelost, nietwaar? 

 

Zouden we elke auteur van dit soort gluiperige woorden niet best direct opvorderen om klare taal te spreken, dat wil zeggen preciezer te zijn, en geen containertaal maar stukgoedtaal te gebruiken ? Hem erop wijzen dat hij enkel maar probeert mee te surfen met verontwaardiging over dingen die veel erger zijn ? Natuurlijk krijg je dan het verwijt te minimaliseren. Dat is geen minimaliseren, maar de dingen in hun juiste proportie weergeven, en met de juiste woorden. Want Carl Linnaeus wist het al: nomina si pereunt, perit et cognitio rerum : als de juiste benamingen teloorgaan, gaat ook de kennis der dingen teloor. En in vele gevallen gaat zo niet enkel onze kennis, maar ook onze vrijheid teloor.


(deze column verscheen in Onaf januari 2023)

 

 

donderdag, september 01, 2022

Vertaalde medeburgers

  Vertaalde medeburgers

 

Al te vaak zien we berichten, vaak uitgaande van Brusselse overheden, waarin de Nederlandse vertaling van een Franse tekst zo schabouwelijk is dat het hilarisch wordt, ware het niet intriest. Dat dit vooral bij Brusselse overheden gebeurt is natuurlijk geen toeval: het zijn diezelfde overheden die al tientallen jaren weigeren de taalwetten toe te passen wat betreft de aanwerving van ambtenaren. En dus zijn ze grotendeels door nederlandsonkundigen bevolkt. In 2021 waren slechts 18 % van de personeelsbeslissingen van de Brusselse lokale besturen conform de taalwetgeving, en van de 82 % onwettige beslisingen werden er 60 % geschorst door de vicegouverneur van Brussel, maar die schorsingen worden systematisch ingedaan gemaakt door de lokale besturen en het Gewest (interview met Jozef Ostyn in Bruzz 6 juli 2022; jaarverslag op https://vicegouverneurbru.be).

 

Sinds lang proberen de franstaligen te ontsnappen aan de taalwetgeving met de mantra dat de tweetaligheid van ambtenaren toch niet nodig is wanneer de dienst maar tweetalig is (wat natuurlijk in de praktijk betekende dat enkel de Vlamingen tweetalig moesten zijn, en uitmondde in situaties zoals de Schaarbeekse loketten ten tijde van Nols - een apartheid die weliswaar in de praktijk voor de Vlamingen relatief gezien niet zo nadelig was). Maar intussen wordt het nog een stuk erger nu sommigen menen zich ook van die tweetaligheid niets meer te moeten aantrekken omwille van het bestaan van vertaalsoftware. Even op google of babelfish zetten en klaar is kees. De Nederlandstalige krijgt in dat geval zelfs geen apart loket meer waar hij in zijn eigen taal terecht kan, en moet zich met een machine-afkooksel tevreden stellen. Het woord van Ludo Abicht, ongeveer 20 jaar geleden, dat Vlamingen te vaak slechts vertaalde medeburgers zijn, die in een slecht vertaald Nederlands geregeerd worden, wordt dan wel heel pregnant.

 

Een dergelijke situatie is in sommige gevallen zelfs al wettelijk vastgelegd, zo bv. voor de Nederlandse versie van Europese octooien sinds een Overeenkomst van Londen uit 2008: daardoor zijn er in de EU voor sommige zaken drie eersterangstalen en een reeks tweederangstalen (enkel de Spanjaarden hebben zich dara overigens niet bij neergelegd). Toegegeven, daar waar het Nederlands in beginsel gelijk behandeld wordt, zoals in alle wetgeving en rechterlijke uitspraken, kunnen we over de kwaliteit van het Nederlands in de EU niet klagen ! Dat is dan toch voor federale wetgeving in België maar al te vaak anders. Men moet maar eens het Nederlands lezen van het nieuw Burgerlijk Wetboek dat er zonodig (maar eigenlijk niet echt nodig) moest komen - een houterig taaltje dat opnieuw op de lachspieren zou werken als het niet zo droevig was. De fout hiervoor kunnen we overigens niet op de franstaligen steken, maar is het gevolg van onkunde en laksheid op taalgebied van vele Vlamingen. Dat verontschuldigt natuurlijk de nederlandsonkundigheid van franstalig overheidspersoneel niet,  maar is in ieder geval ook geen toonbeeld van Vlaamse volwassenheid.


(Deze column verscheen in Onaf september 2022)

zondag, mei 01, 2022

Wat Rusland doet is de negatie van het zelfbeschikkingsrecht en dus van nationalisme

De gruwel van de Russische invasie in Oekraïne en de gevolgen ervan hebben niet enkel geleid tot een stroom aan Russische newspeak (term die voor het eerst door Orwell werd gebruikt in zijn dystopie "1984") maar ook weer tot voorspelbare scheldpartijen aan het adres van het 'nationalisme'. 

 

Nochtans heeft die oorlog weinig met nationalisme te maken, behalve dan in de zin dat de Oekraïnse natie zich verdedigt. Nationalisme in zeer strikte zin is het streven om staatsgernenzen te laten samenvallen met de grenzen van naties. Maar dat is uiteindelijk maar één mogelijke uitdrukking van het zelbeschikkingsrecht der volkeren. In mijn vorige column in dit blad herinnerde ik er nog aan dat "dat de uitoefening van het zelbeschikkingsrecht niet noodzakelijk een keuze voor een onafhankelijke staat inhoudt. Een volk kan ervoor kiezen in een confederatie te gaan of deelstaat te zijn van een federatie, als dat de belangen van dat volk beter dient. Alleen is het dan voor dat volk zelf of zijn democratisch gelegitimeerde vertegenwoordigers om dat te beslissen". 

 

Een tweede nuance is dat naties heel vaak taalgemeenschappen zijn, maar daar zeker niet altijd mee samenvallen, zoals bv. Schotland ons duidelijk leert. Andere elementen van verbondenheid kunnen maken dat ook groepen die niet de nationale taal of de belangrijkste nationale taal spreken, zich deel kunnen voelen van die natie. Het was historisch mogelijk geweest dat de Walen zich als behorend tot de Nederlandse natie zouden beschouwen, al is de kans daarop nu toch wel zeer klein geworden. En de Russische moord- en plundertochten hebben de meeste russischtalige Oekraïners (er ten dele gekomen door russificatiepogingen onder Stalin) wellicht Oekraïenser gemaakt dan ze voorheen ooit waren. 

 

Een moordende onderwerpings- en plundertocht jegens een andere natie is evenwel precies de negatie van het zelfbeschikkingsrecht en dus van nationalisme. Het is een vorm van imperialisme, net zoals het eisen dat landen tegen hun wil van een bepaalde 'invloedssfeer' zouden deel uitmaken een vorm van imperialisme is. Dit wil nog niet zeggen dat alle vormen van imperialisme steeds even kwaadaardig zijn. Er zijn in de geschiedenis wel imperia geweest zonder veel imperialisme, met 'zachte vleugels', waaronder het zelfbeschikkingsrecht in grote mate werd geëerbiedigd. Ze zijn zeldzaam gebleven. Het Russische imperialisme in ieder geval is al eeuwenlang zelden iets anders dan bloederig geweest. Het gaat uit van een onderscheid tussen het Russische volk en de Russische 'wereld' waarin andere volkeren op hun best van de Russische "vrede" mogen genieten en op hun slechtst gedeporteerd en afgeslacht worden. De tegenstelling met volksnationalisme in de beste traditie van de Vlaamse Beweging kan niet groter zijn. Een deel van die Beweging heeft zich anderzijds inderdaad een goede 80 jaar gelden laten strikken door een vergelijkbare Herrenvolk-ideologie. Dat is vandaag echter geen reden om het volksnationale ideaal te verwerpen, maar integendeel om het opnieuw te verdedigen en binnen de grenzen van onze mogelijkheden hulp en bijstand te bieden aan het bedreigde Oekraïnse volk. Net zoals van de Polen of de Balten kunnen we ook van de Oekraïners wel iets leren over gepaste eerbied voor en dan ook fierheid op onze eigen cultuur én iets van de hunnen opsteken, die al zovele eeuwen met Europa is verbonden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

woensdag, januari 26, 2022

Europa en het zelfbeschikkingsrecht van zijn volkeren

Volkeren binnen de EU die streven naar onafhankelijkheid of minstens meer autonomie zijn soms geneigd een beroep te doen op de Europese instellingen om hen te steunen en tussen te komen in conflicten binnen de lidstaten. Dit is evenwel een gevaarlijk pad. Het gaat immers om zaken waarvoor de Unie niet bevoegd is en ook niet moet worden. Het komt niet aan de EU toe om te beslissen wie recht heeft op zelfbeschikking. Het is niet aan de Unie om te beslissen wie bevoegd is bij een bevoegdheidsconflict binnen een lidstaat, zoals  tussen een federale overheid en de deelstaten. het is dan ook een dwaalweg om van de Unie een oplossing te verwachten voor dergelijke conflicten. Wat we van de Unie wel gerechtigd zijn te verwachten, is dat de Unie de autonomie van volkeren en gebieden, zoals die geldt in  hun verhouding tot de lidstaten, respecteert, en dat de Unie en de andere lidstaten die niet frustreren.

 

Bovendien is het probleem van de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht niet oplosbaar zolang men vasthoudt aan een juridisch monisme, aan de idee dat er maar één rechtsorde is waarin europees, nationaal en deelstatelijk recht passen en die de - hiërarchische - verhouding daartussen bepaalt. Het gaat integendeel om een conflcit tussen verschillende legitimiteiten en dus ook verschillende rechtsorden. Natuurlijk handelt Katalonië, wanneer het de onafhankelijkheid uitroept, tegen de Spaanse Constitutie. Maar dat is niet de echte vraag. Die handeling kan perfect in overeenstemming zijn met de Catalaanse Consitutie, zodat het gaat om een conflict tussen twee Constituties, en om een vraag naar de verhouding tussen twee legitimiteiten waarvan de ene niet zomaar ondergeschikt kan worden aan de andere. Ook op andere plaatsen in Europa dan Katalonië kan die vraag rijzen en geldt dan hetzelfde. Dergelijke conflicten kunnen niet worden opgelost door eenvoudig weg een hiërarchie te installeren. Men moet integendeel uitgaan van een pluraliteit aan rechtsorden die op een of andere manier een modus vivendi met elkaar moeten vinden. Dat geldt zowel voor conflicten tussen de Unie en de lidstaten (waar het Hof van Justitie van de EU paranoïde het alleenrecht van spreken opeist) als voor conflicten tussen lidstaten en secessionistische gewesten.

 

Dat omgekeerd het zelfbeschikkingsrecht der volkeren alleen niet het enige woord kan zijn dat telt, heeft te maken met minstens twee zaken. Ten eerste is het niet zo eenvoudig te bepalen welke gemeenschap er precies recht heeft op zelfbeschikking, wie er een volk is. Het is niet zo dat elk dorp kan pretenderen een natie te zijn. Hier zijn maatstaven nodig die moeilijk te bepalen zijn en kunnen veranderen in de loop der geschiedenis. Ten tweede is het natuurlijk ook zo dat de uitoefening van het zelbeschikkingsrecht niet noodzakelijk een keuze voor een onafhankelijke staat inhoudt. Een volk kan ervoor kiezen in een confederatie te gaan of deelstaat te zijn van een federatie, als dat de belangen van dat volk beter dient. Alleen is het dan voor dat volk zelf of zijn democratisch gelegitimeerde vertegenwoordigers om dat te beslissen. Vele minderheden in Europea hebben niet de aspiratie om een onafhankelijke staat te vormen, vaak omdat ze inzien dat ze daarvoor wellicht te klein zijn en dat ze anderzijds niet zo slecht varen waar ze zijn; meestal willen ze wel meer autonomie binnen die staat. Die keuzevrijheid moeten ze hebben. 

 

Maar de andere landen en de Unie moeten die interne afspraken dan wel erkennen en ernaar handelen. En daar wringt wel een schoentje. Wij kennen het probleem met bv. gemeenschapsbevoegdheden zoals onderwijs die volledig zijn gesplitst en overgeheveld. De federale overheid heeft hierover niets te zeggen en kan dus ook geen federale minister naar de Europese Raad sturen in die gevallen waaruin de EU iets te zeggen heeft over onderwijs (weinige gelukkig). En toch is het formeel enkel de lidstaat België die daaraan kan deelnemen; al kan België dan wel vertegenwoordigd worden door een gemeenschapsminister, een verdeling van de stemmen over de gemeenschappen is niet mogelijk, en als ze het niet eens zijn hebben ze dus ook geen inspraak. Deelstaatregeringen hebben ook geen toegang tot het Hof van Justitie zoals de federale regering. Op dit vlak mangelt het: de Europese Unie moet inderdaad in zo'n gevallen niet bepalen wie waarvoor bevoegd is maar wel de gevolgen van die interne bevoegdheidsverdeling erkennen. 

 

(Matthias Storme sprak hierover op de conferentie georgansieerd door de Iratzar Fundazioa en de Coppieters Stichting, The future is in our hands: contribution to the conference on the Future of Europe, te bekijken op https://vimeo.com/showcase/9146355/video/661121072).

 

 

 

 

donderdag, juli 08, 2021

Uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw aan Romain Vanlandschoot te Roeselare

Uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw aan Romain Vanlandschoot te Roeselare (kerk Klein seminarie) op 3 juli 2021

Toespraak door prof. Matthias E. Storme, Voorzitter van de Orde van de Vlaamse Leeuw

 

 

Hoogedelgestrenge burgemeester en schepenen in wier stad - de Rodenbachstad - wij te gast zijn, 

waarde Vrouwe directeur van deze school die zo'n belangrijke rol speelde in de heropstanding van Vlaanderen  

(men moet altijd eerst de plaatselijke goden eren), 

Hooggeachte heer en mevrouw Vanlandschoot en familie,

en eerdere dragers van de Orde van de Vlaamse Leeuw,

Dames en heren vertegenwoordigers van ons volk op de verscheidene niveaus,

Waarde landgenoten uit Noord- en Zuid-Nederland ! 

 

Zoals U weet wordt de Orde van de Vlaamse leeuw sinds 1971 regelmatig toegekend, vandaag voor de 38e maal, ter erkenning van verdiensten in verband met :

- een consequente en kordate houding in de sociale en culturele ontvoogding van de Vlaamse gemeenschap;

- prestaties die de integratie van de Nederlanden bevorderen;

- acties en initiatieven met het oog op de uitstraling van de Nederlandse taal en cultuur.

 

Van die 37 gedenken we vandaag degenen die ons sinds 2019 verlaten hebben: Gaston Durnez, Roger Marijnissen, Jan Verroken en Cyriel Moeyaert.

 

In de geschiedenis van de Orde werden onder deze omschrijving vele soorten verdiensten gelauwerd, zij het dat historisch onderzoek en geschiedschrijving toch nog maar voor de derde maal de doorslaggevende verdienste is geweest waarvoor een laureaat werd geëerd; de tweede maal was dat in 2016 met Lieve Gevers en Louis Vos.

 

Romain Vanlandschoot kennen we natuurlijk allemaal als de biograaf van Hugo Verriest (2014[1]), Albrecht Rodenbach (2002[2]) en Cyriel Verschaeve (1998[3]), maar ook van Michiel Vandekerckhove (1980[4]), Joris Lannoo (2011[5]), Dom Smits (2006[6]) en ten dele Joris van Severen[7]. Eerstdaags mogen we zijn boek verwachten over de Frontpartij kort na de Eerste Wereldoorlog. Daarnaast zijn er nog talloze stevig gestoffeerde bijdragen in Wetenschappelijke Tijdingen, in Vlaanderen, in De Biekorf en Gezelliana, in Verschaeviana en de AKVS-Schriften, in De Roede van Tielt en vele andere tijdschriften, in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, waarmee hij tot een van de grootste kenners, wellicht de grootste levende kenner, van de Vlaamse Beweging in West-Vlaanderen in de tweede helft van de 19e eeuw en eerste helft van de 20e eeuw uitgroeide. Door zijn grote inzet als redacteur van meerdere van die tijdschriften heeft hij ook talloze andere auteurs en wetenschappers hulp geboden. En natuurlijk is er de bezielende leraar in het Sint-Jozefscollege te Tielt en het Vrij Technisch Instituut Sint-Jozef te Tielt.

 

Zeker de drie eerstgenoemde biografieën, Verschaeve, Rodenbach en Verriest, zijn monumentale werken waarin Romain Vanlandschoot het leven van de persoon en zijn omgeving zeer uitvoerig volgt en aan de hand van talloze primaire bronnen ontleedt en beschrijft en hem zo tot zijn recht laat komen. Dat laatste betekent vooral ook de persoon en zijn handelen verklaren, wat zeker niet wil zeggen dat er geen oordeel mag worden geveld, zolang dat de recht doet aan complexiteit, zonder goedpraten noch zwartmaken. 

De geschiedschrijving en zeker de biografie is voor Romain Vanlandschoor noch hagiografie noch pathografie[8]. Zeker, Romain Vanlandschoot heeft op zijn manier een stuk Vlaamse geschiedschrijving, zeker rond enkele Vlaamse Koppen, gedemythologiseerd. Berten Rodenbach werd, zoals hij het zelf schreef, ontdaan van franje en vastgelopen folklore (p. 66). Kapelaan Verschaeve werd, in de woorden van Bruno Dewever, in zijn werk een reus met korte beentjes[9]. Maar die demythologisering[10] strekt er niet toe om mensen te reduceren, om helden klein te maken: de betrokkenen komen er niet simplistischer uit, maar juist complexer. Ze komen eruit als mensen van vlees en bloed, met hun twijfels en verscheurdheden. Bij Gezelle, Verschaeve of Van Severen komen de verschillen tussen onderscheiden fazen in hun leven en werk beter tot uiting. Bij Verschaeve kregen, zoals Lode Wils in zijn recensie schreef, zijn "literaire scheppingen even- zeer de aandacht als zijn optreden in de Vlaamse beweging. Op beide domeinen werd hij sereen en kritisch beoordeeld"[11]. Bij Verriest en Rodenbach verschijnt hun moderniteit tezamen met de romantiek, ja de romantiek als opening naar de moderniteit, weg uit vastgeroeste classicistische modellen[12]. Het is niet omdat Verschaeve in de vroegromantiek van Schiller is blijven steken, dat dit ook voor andere romantici geldt. Zoals Lieve Gevers schreef in haar recensie, komt Hugo Verriest "in de biografie naar voren niet enkel als een ‘unieke verbindingsfiguur’ in de Vlaamse beweging maar ook als ‘pluralistische katholiek en verdraagzaam flamingant’"[13]. De samenwerking tussen Verriest en Vermeylen werd nader uitgewerkt in een reeks van drie artikelen in Wetenschappelijke Tijdingen[14]Vanlandschoot laat ons het vernieuwende aan Verriest en Rodenbach zien, dat niet alleen door antiflaminganten wordt ontkend maar ook door sommige flaminganten werd verduisterd.

 

Vanlandschoot eindigt zijn biografie van Verschaeve met de wijze woorden:“Van zijn hele leven en streven werd een genuanceerd beeld geschetst. Het laatste woord echter over kritische afweging van mens en tijd bestaat niet in de wetenschap van de geschiedenis en van de biografie. Maar er is in deze biografie eerlijk gezocht naar het voorlaatste woord.” 

 

Wanneer Romain Vanlandschoot in 2019 nog even terugkomt op Verschaeve in Wetenschappelijke Tijdingen[15], besluit hij: "Het centenaarsgewicht van twee controversiële decennia heeft ertoe geleid dat zijn historische verdiensten van voor 1930 grotendeels uit het geheugen zijn verdwenen en nog slechts opduiken in publicaties over het eerste kwart van de twintigste eeuw. Verschaeve heeft een forse hand gehad in de formatie van de kaholieke Vlaamse studentenbeweging voor 1914; hij heeft een beslissende rol gespeeld in de Frontbeweging achter de IJzer 1915-1918; en ten slotte heeft hij groot aandeel gehad in het ontstaan en de werking van de eerste nationalistische politieke partij, het Vlaamsche Front, 1919-1925. Men kan het met dat laatste niet eens zijn, maar het heeft gezorgd voor een diversifiëring van het politieke leven in Vlaanderen, met een invloed die doorwerkt in alle opeenvolgende nationalistische formaties tot op vandaag. Het is begrijpelijk dat de Verschaeve van 1940-1949 in het brandpunt van de belangstelling is blijven staan, zowel bij voor- als bij tegenstanders. Maar de geschiedenis is niet gediend met bewust partiële aandacht. Het is de hele Verschaeve die moet begrepen worden, in het licht van onze voortschrijdende historische kennis". 

 

Bruno Dewever commentarieert die bijdrage met een opstevig compliment dat voor heel het œuvre van Romain Vanlandschoot geldt schrijft daarbij: "Hij pleit voor een kennisnemen van de geschiedenis in al zijn complexiteit en weerbarstigheid en tegen een eenzijdige instrumentalisering"[16].

Uiteindelijk is dat ook een streven "Ter waarheid". Zoals Rodenbach dichtte:

"Ter waarheid streeft mijn twijfelend gedacht ...."

en verder

"Ja, zing en dicht - maar steeds beheersche waarheid, 

in het vroedend voorhoofd gerust en kalm gedregen, dicht en zang."

Of met een woord van Daniel Patrick Moynihan: You are entitled to your opinion. But you are not entitled to your own facts”.

Twee specifieke aandachtspunten die mij troffen in het werk van Romain Vanlandschoot wil ik hierbij even naar voor brengen, waarvan het eerste aansluit bij de analyse van daarnet, nl. de aandacht voor de receptiegeschiedenis. 

Het eerste hoofdstuk van het boek over Rodenbach - al had ik dat eerder als laatste verwacht - is een boeiend verhaal over de wijze waarop hij werd gerecipieerd. Romain Vanlandschoot bracht ons verder ook boeiende stukken van de receptiegeschiedenis van onder meer Guido Gezelle[17]. Het is tegelijk een verhaal over hoe zij werden geïnstrumentaliseerd maar ook hoe zij hebben geïnspireerd.

Ik heb daar een dubbel gevoel bij. Enerzijds heb ik van Hans-Georg Gadamer geleerd dat de Wirkungsgeschichte van iets of iemand, de wijze waarop iets geïnspireerd heeft of gebruikt is, een meer aan betekenis toont. Anders gezegd, dat de betekenis van in het bijzonder een tekst of een handeling niet kan gereduceerd worden tot de bedoeling van de auteur. Maar in het bijzonder wanneer het over personen gaat staat daar tegenover dat die persoon niet kan worden gereduceerd tot zijn Nachleben, tot de wijze waarop hij gerecipieerd en geïnstrumentaliseerd werd. Vanlandschoot doet dat dan ook totaal niet. Zeker wanneer het erop aankomt een oordeel over een persoon uit te spreken - wat nog iets anders is dan de betekenis van een persoon inschatten - moet die in zijn eigen tijd en ruimte worden beoordeeld, en niet met het geluk en het gelijk van de later geborenen - om de Gnade der späten Geburt te parafraseren, naar het woord van Günter Gaus[18]. Of nog, we hebben geen nood aan suspicion rétroactive, om een woord van de voormalige hoofdredacteur van Esprit, Jean-Marie Domenach te citeren[19].

Het tweede aandachtspunt brengt ons chronologisch bijna aan de andere zijde van de persoon: de aandacht voor het genoten onderwijs. Romain Vanlandschoot kent als geen ander de geschiedenis van het onderwijs in de Vlaamse scholen in vooral de negentiende eeuw[20]. In zijn biografische werken wordt zeer veel aandacht besteed aan het collegeleven maar ook aan de inhoud van dat onderwijs. De flamingante jeugd- en studentenbeweging is ontstaan op de middelbare scholen, met Rodenbach als iconisch voorbeeld, en het is natuurlijk boeiend te analyseren in hoeverre dit door leraars werd bevorderd, dan wel een rebellie tegen de school vormde, een "Groote Stooringe".

Natuurlijk wordt de mogelijkheid van zo'n onderzoek in grote mate bepaald door de wijze waarop die colleges hun archieven bewaard hebben. In vele colleges zijn die omzeggens geheel verdwenen of sterk verwaarloosd. Door de fusies van talloze scholen met een eigen identiteit tot scholen met nauwelijks nog identiteit is er zelfs bij de bewaarde archieven vaak niemand meer die er in thuis is. Hier gaat een reuze belangrijk deel van ons historisch geheugen teloor. Ik durf het hier zeer uitdrukkelijk aanklagen mede omdat het Klein Seminarie waar wij vandaag te gast zijn -  er kon symbolisch geen betere plek zijn - een schitterende uitzondering vormt, een archief waaruit ook Romain Vanlandschoot rijkelijk geput heeft. Ik kan er overigens persoonlijk van getuigen, want ik mocht voor mijn familiegeschiedenis buitengewoon veel hulp ontvangen van de archivaris, de heer Johan Strobbe. Ik vrees, mevrouw de directeur, dat uit zijn opzoekingen wel blijkt dat mijn familie nog een schuld heeft aan deze school wegens onbetaalde internaatsrekeningen uit de jaren 1870 toen mijn overgrootvader wees was geworden. Te Wakken waar ze woonden, was Hugo Verriest toen nog geen pastoor, zodat ook daarvan geen hulp is gekomen en de familie uit arren moede in Gent is terechtgekomen, zij het met leringe en hartstocht van Gezelle en Verriest als immaterieel erfgoed.

Maar even terug terzake. Johan Strobbe publiceerde ook in 2007 het prachtige werk over de geschiedenis van deze school: 200 jaar dichters denkers en durvers. Het Klein Seminarie van Roeselare. Biografie van een college. In zijn recensie van dat boek schreef Romain Vanlandschoot dat men daarin kan lezen hoe de oud-leerlingen van dit college zijn getekend door “de geest van Roeselare, een mix van katholieke spiritualiteit en zendingsmystiek én Vlaamse overtuiging". 

Men zou de geest van Rodenbach verraden door die geest vandaag op dezelfde manier in te vullen, maar dat betekent niet dat die geest niet meer zinvol is. "Dat volk moet herleven" blijft een opdracht voor elke generatie.

Mijn overgrootvader heeft die geest van Roeselare alvast mee naar Gent genomen en doorgegeven, zodat het mij ook persoonlijk ietds doet daarvan hier vandaga te kunnen getuigen.

Ik dacht eraan deze plek te benoemen als een lieu de mémoire voor Vlaanderen, een plaats van herinnering, die jammer genoeg ontbreekt aan het boek van Andreas Stynen over Heilige plaatsen van de Vlaamse beweging[21]. Maar bij nader toezien is een plaats van herinnering niet de plaats waar de geschiedenis werd gemaakt, maar waar ze werd herinnerd. En al is dat laatste ook een aspect van het maken van geschiedenis, deze school is toch veel meer een lieu des faits en moge dat hopelijk ook vandaag nog zijn en lang blijven.

Op het werk van Romain Vanlandschoot is soms de kritiek gekomen dat het toch in grote mate tot West-Vlaanderen beperkt is. Maar wij mogen ons gelukkig prijzen dat zijn werk in één streek diep graaft eerder dan overal aan de oppervlakte te blijven. En West-Vlaanderen moge dan al belangrijke lieux de mémoire bevatten, het was en blijft toch een lieu de faits, een plaats van daden waar de geest nog waait. Van die res gestae en hun geest is Romain Vanlandschoot de grote kroniekschrijver.

 

 

Om al deze redenen en vele andere hebben we U op voorstel van Frans-Jos Verdoodt de Orde van de Vlaamse leeuw toegekend en wil ik nu met groot genoegen U nu het hieraan verbonden zilveren plaket overhandigen, waarna U vandaag het voorlaatste woord krijgt.

 



[1] R. VanlandschootHugo Verriest, Lannoo Tielt 2014.

[2] R. VanlandschootAlbrecht Rodenbachbiografie, Lannoo Tielt 2002.

[3] R. VanlandschootKapelaan Verschaevebiografie, Lannoo Tielt 1998.

[4] R. VanlandschootMichiel Vandekerckhove. Leven en werk, Comité biografie M. Vandekerckhove 1980.

[5] R. VanlandschootJoris Lannoo. Drukker en uitgever voor Vlaanderen 1891-1971, Lannoo Tielt 1984, alsook Joris Lannoo: Een Vlaamse Viking aan het front. Het verhaal van Joris Lannoo en zijn vrienden tijdens WOI, Lannoo Tielt 2011. Zie ook R. Vanlandschoot en M-A WilssensDe toekomst is al begonnen100 jaar Uitgeverij Lannoo - Het verhaal van een voorzichtige durver, Lannoo Tielt 2010. 

[6] R. Vanlandschoot, "Dom Arnoldus Smits (1914-2005). Historicus van de “Scheuring der Nederlanden” en biograaf van Modest Van Assche", 65. WT 2006, 86 en v. = https://doi.org/10.21825/wt.v65i2.12620.

[7] R. Vanlandschoot, "De unieke betekenis van “Ter Waarheid” 1921-1922 en het cultuurpolitieke klimaat na de Eerste Wereldoorlog",  in 15. Jaarboek Joris van Severen, Ieper 2011, p. 19-106.

[8] Ik ontleen de term aan J. Tollebeek, "De conjunctuur van het historisch besef", in Bart Raymaekers en Gerd van Riel (red.) De horizonten van weten en kunnen, Davidsfonds Leuven 2002, p. (167) 179.

[9] Bruno De Wever, "Een reus met korte beentjes", 42. Ons Erfdeel 1999, p. 617 en v.

[10] Bij de uitreiking van de Visser-Neerlandiaprijs aan aan de Vereniging voor Wetenschap en het tijdschrift Wetenschappelijke Tijdingen, Gent 14 november 1998, besprak ik die reeds in mijn rede "De verhouding tussen een beweging en haar geschiedenis - een bewogen verhouding ?" Toespraak bij de uitreiking van de Visser-Neerlandiaprijs, TEKOS (Teksten, kommentaren en studies) nr. 93 (1999), p. 8-12, ook op http://www.storme.be/WT.html, verslag in Neerlandia 1999, p. 19.

[11] L. Wils, in 58. WT 1999, 47 en v.

[12] Zie verder R. Vanlandschoot, "Hugo Verriest en Albrecht Rodenbach. Moderniteit en antimoderniteit 1856-2006", in B. Vermeulen (red;), Omtrent Albrecht Rodenbach, Historisch-literiare schetsen en essays, vzw Alrecht Rodenbach Roeselare 2006, p. 67 en v.

[13] L. Gevers, "De levenwekker tot leven gewekt. Een nieuwe biografie over Hugo Verriest", 74. WT 2015, 87 en v. = https://doi.org/10.21825/wt.v74i4.12079.

[14] R. Vanlandschoot, "Verdraagzaamheid en pragmatische samenwerking in de Vlaamse beweging. Hugo Verriest en August Vermeylen 1895-1914",  72. WT 2013, 7 en v. = https://doi.org/10.21825/wt.v72i1.15952; 72 WT 2013, 103 en v. = https://doi.org/10.21825/wt.v72i2.12212; 72 WT 2013, 207 en v. =  https://doi.org/10.21825/wt.v72i3.12194.

[15] R. Vanlandschoot, "Cyriel Verschaeve. Zeventig jaar na Solbad Hall", 78. WT 2019, 167 en v. = https://doi.org/10.21825/wt.v78i2.15732;

[16] Bruno Dewever, "Lode Wils, Hugo Claus, Eugeen Van Oye en Cyriel Verschaeve: vier verhalen over Vlaamse onafhankelijkheid", 78. WT 2019, (99) 100 = https://doi.org/10.21825/wt.v78i2.15728.

[17] Zie bv. R. Vanlandschoot"Hugo Verriest, Henri Rommel, De Nieuwe Tijd en de dood van Gezelle 1899-1901", in: Biekorf, jg. 99, 1999, extranummer, pp. 389-433.

[18] G. GausDie Welt der Westedeutschen: kritische Betrachtungen (Kiepenhauer & Witsch, Köln 1986), met verwijzing nar zijn eerdere publicaties. De uitdrukking is bekend gemaakt doordta ze gebruikt werd door Helmut Kohl bij zijn bezoek aan Israël. Zie hierover Herman Simissen, "Die Gnade der späten Geburt".Over een uitspraak van Helmut Kohl", Vivat Academia april-juni 2002 nr. 115, p. 70 en v., op https://vvacademici.org/upload/archief/ArchiefVVA/Vivat%20Ac_115_april%2002.pdf.

[19] J.M. Domenach, “La suspicion rétroactive”, in Catholica 1995, (57) 60. 

[20] Zie onder meer R. Vanlandschoot, "Historische kanttekeningen bij de doorbraak van het algemeen nederlands in de Westvlaamse colleges", Studiën en berichten 1967,  p. 66 en v.; R. Vanlandschoot,  in 300 jaar College te Tielt, Sint-Jozefscollege Tielt 1986, 131 en v.

[21] A. StynenEen geheugen in fragmenten. Heilige plaatsen van de Vlaamse beweging, Lannoo Tielt 2005.

 
Locations of visitors to this page