vrijdag, november 09, 2012

Het voorstel voor een Handvest voor Vlaanderen: een testimonium paupertatis ?


1. De erkenning van fundamentele vrijheden en regels om die vrijheden te waarborgen, op de eerste plaats tegen de overheid, zijn een van de essentiële, indien niet het meest essentiële bestanddeel van een “freiheitlich-demokratische Grundordnung”, zoals de Duitsers dat zo mooi zeggen. In de loop der geschiedenis heeft die erkenning diverse vormen aangenomen, grofweg van de erkenning ervan in een handvest of charter zoals dat van Kortenberg, dit jaar 700 jaar geleden of de Magna Carta van 1215, tot de erkenning ervan in een grondwet die een volk zichzelf geeft. Vanuit democratisch oogpunt is er natuurlijk een groot verschil tussen het door een vorst octroyeren van vrijheden in een charter en de handeling waarmee een volk zichzelf, al dan niet via haar volksvertegenwoordigers, een grondwet geeft.

Zo begint het Duitse Grundgesetz onder meer met de zin: 
     “das Deutsche Volk hat sich kraft seiner verfassungsgebenden Gewalt dieses Grundgesetz gegeben”. 
Nog een stuk mooier is de preambule van de Zwitserse Bundesverfassung: 
    “Im Namen Gottes des Allmächtigen! Das Schweizervolk und die Kantone, in der Verantwortung gegenüber der Schöpfung, im Bestreben, den Bund zu erneuern, um Freiheit und Demokratie, Unabhängigkeit und Frieden in Solidarität und Offenheit gegenüber der Welt zu stärken, im Willen, in gegenseitiger Rücksichtnahme und Achtung ihre Vielfalt in der Einheit zu leben, im Bewusstsein der gemeinsamen Errungenschaften und der Verantwortung gegenüber den künftigen Generationen, gewiss, dass frei nur ist, wer seine Freiheit gebraucht, und dass die Stärke des Volkes sich misst am Wohl der Schwachen, geben sich folgende Verfassung”.

Het Vlaamse volk is jammer genoeg nog niet in staat zichzelf een grondwet te geven. Daartoe moet immers ofwel Vlaanderen buiten het kader van de Belgische Grondwet treden ofwel een fundamentele omvorming van die Grondwet bekomen. Heeft het zin om dan als deelstaat die geen constitutieve autonomie heeft op het gebied van de fundamentele rechten en vrijheden dan maar een Ersatzdocument op te stellen in de vorm van een “resolutie” onder de naam “Handvest voor Vlaanderen”? Heeft dat zin wanneer men bovendien op geen enkele wijze de inhoud daarvan wil bepalen, maar enkel maar een verklaring van vazalliteit kan afleggen door overname van wat op een hoger niveau gedicteerd wordt ? Sta me toe om daarover in een hommage aan een collega die nooit een vazal is geweest mijn twijfels te uiten.

2. Naar aanleiding van het Feest van de Vlaamse gemeenschap op 11 juli 2011 publiceerde de partij van de Vlaamse Minister-president een brochure onder de titel “Vlaanderen deelstaat van België”[1] met daarin een voorstel van resolutie van het Vlaams Parlement (hierna ook “Voorstel” genoemd) waarvan de inhoud luidt dat het Parlement “de bijgevoegde tekst van “Handvest voor Vlaanderen” als basisdocument voor Vlaanderen voor(stelt)”. Dat “Handvest” bestaat uit een lange preambule die nergens ook maar iets van de kracht van de Zwitserse of Duitse vertoont, en 120 artikelen. Die 120 artikelen zouden moeten “bepalen waar Vlaanderen voor staat en welke de rechten en vrijheden zijn die in de Vlaamse samenleving gewaarborgd worden”, maar zij zijn letterlijk overgenomen uit de Belgische Grondwet en het Charter van Grondrechten van de Europese Unie.

3. Vanuit juridisch oogpunt is een dergelijke resolutie een draak. De tekst beweert een “belangrijk politiek engagement” te vormen. Een engagement van wie ? Van het Vlaams Parlement, of van de partijen die de resolutie stemmen ? Verschilt dat dan van een partij- of verkiezingsprogramma dat ook politieke engagementen bevat ? Een resolutie kan op elk ogenblik gewijzigd worden door het Parlement – of erger: hoeft zelfs niet gewijzigd te worden opdat men een andere keer het tegenovergestelde zou stellen of doen, aangezien een resolutie geen enkele rechtskracht heeft. Men maakt Vlaanderen als politieke gemeenschap en als rechtsstaat belachelijk door de grondslag ervan in een document zonder enige rechtskracht te leggen.

4. De bedoeling lijkt te zijn om in het buitenland, en jegens de Europese instellingen, het “blazoen op te poetsen”. Nog afgezien van het feit dat men blijkbaar het blazoen als vazal voor zijn Europese soeverein wil oppoetsen, geschiedt datgene wat men hier beoogt niet door ronkende verklaringen af te leggen, maar enerzijds door bindende instrumenten vast te stellen in de geëigende rechtsvorm (Grondwet, decreten, ratificaties) en anderzijds door het beleid dat men concreet voert (waaronder ook de concrete toepassing of realisatie van de beginselen die men vooropstelt, en met name van de grondvrijheden). Herinneren we ons niet meer dat de grondwet die op papier de meest schitterende bescherming van rechten en vrijheden inhield de Sovjet-Grondwet was ?

Weliswaar zou men concrete decreten en handelingen van de Vlaamse overheid inderdaad kunnen toetsen en afmeten aan zo’n beginselverklaring, maar aangezien die beginselverklaring beweert enkel beginselen te bevatten die reeds geldend recht zijn, worden de decreten en handelingen in geval van betwisting nu reeds getoetst aan die hogere normen. Dat gebeurt – en moet gebeuren - door de organen die daarvoor bevoegd zijn, nl. de rechtscolleges (en voor decreten op de eerste plaats door het Vlaams Parlement zelf, en subsidiair door het Grondwettelijk Hof), al dan niet aangevuld met een bevoegdheid, zoals in Skandinavië, voor ambtenaren om zelfstandig lagere normen buiten toepassing te laten als ze strijdig zijn met hogere normen – een beginsel dat bij ons traditioneel niet wordt aanvaard.

5. Als het erom gaat duidelijk te stellen dat de Vlaamse overheid er zich toe engageert ook bepaalde op een ander niveau vastgestelde grondrechtencatalogi te respecteren, kan dat beter gebeuren door art. 8 tot 58 van het Voorstel te vervangen door één enkele zin, zoals:
Vlaanderen erkent en beschermt binnen de hem toekomende bevoegdheden de rechten en vrijheden bepaald in de federale Grondwet en in de internationale Verdragen waarbij Vlaanderen rechtstreeks of onrechtstreeks partij is en waarmee het bevoegde parlement heeft ingestemd”.

Los van het feit dat het geheel misplaatst is om te spreken van “ambitie” wanneer die er enkel in lijkt te bestaan om een akte van geloof af teleggen in normen aan de totstandkoming waarvan men niet heeft mogen participeren en niet om zichzelf een grondwet te geven, of minstens eigen accenten te leggen, is het ook simplistisch te denken dat men door het cumulatief overnemen en in elkaar schuiven van de bepalingen inzake rechten en vrijheden van de Belgische Grondwet en het Handvest van grondrechten van de EU een getrouw beeld geeft van het geheel van de voor Vlaanderen op dit ogenblik bindende bepalingen inzake mensenrechten. Dergelijke bindende bepalingen vinden we immers onder meer ook in het EVRM, alsmede in andere geratificeerde instrumenten zoals het Verdrag inzake de rechten van het kind, het Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten, het Verdrag inzake rassendicriminatie (mét de voorbehouden die België heeft gemaakt inzake vrijheid van meningsuiting natuurlijk). Ook vanuit een pedagogisch oogmerk (in één document samenbrengen wat nu reeds geldt doch verspreid is over vele documenten) is dit een miskleun.

6. Bovendien is precies de keuze voor het EU-Handvest nu net de verkeerde keuze. Immers, het EU-Handvest bevat de rechten die de Unie erkent en handhaaft binnen haar bevoegdheidsdomein en heeft dus een heel ander statuut dan bv. het Europees verdrag voor de rechten van de Mens dat bepalingen inhoudt die betrekking hebben op de hele rechtsorde van de verdragspartijen, zowel de federale bevoegdheidsdomeinen als de deelstatelijke domeinen. Art. 6 van het VEU (Verdrag Europese Unie) bepaalt immers dat “De bepalingen van het Handvest houden geenszins een verruiming in van de bevoegdheden van de Unie zoals bepaald bij de Verdragen”. Het gaat dus om regels die énkel gelden voor enerzijds de Unie,  en anderzijds de lidstaten en hun deelstaten voor zover zij handelen in de omzetting of de uitvoering van het Europees recht. Daarbuiten hebben de bepalingen van het EU-Handvest in Vlaanderen géén rechtskracht. Weliswaar proberen sommige instanties op sluipende wijze dit Handvest te laten gelden in materies waar de EU niet bevoegd is, maar dat zou juist een reden moeten zijn om aan die sluipende centralsiering juist niet mee te doen. De bepalingen van het EVRM daarentegen en van andere geratificeerde verdragen (waarvan hoger enkele genoemd zijn) hebben wél rechtskracht in Vlaanderen maar zijn desondanks niet opgenomen in het voorstel. Men kan bedenkingen hebben bij de interpretatie van het EVRM door het Hof in Straatsburg, maar de overname daarvan houdt in ieder geval een minder grote afstand van autonomie in.

Waar de bepalingen van het EU-Handvest vérder gaan dan die van het EVRM en de Belgische grondwet, gaat het om rechten die de lege lata enkel gelden binnen het bevoegdheidsdomein van de Unie. Die rechten ook intern volledig laten gelden is een ideologische keuze die me  in dit document “stoemelings” maakt en die helemaal niet evident is en noch veel minder apolitiek zoals men beweert. Het is een belangrijke inperking van de democratie om het Vlaams Parlement impliciet het recht te ontzeggen om op domeinen waar Vlaanderen bevoegd is en niet de Europese Unie, het Vlaams Parlement te verplichten om dezelfde grondbeginselen te hanteren die geschreven werden voor de activiteiten van de EU binnen het bevoegdheidsdomein van de EU.

7. Dat het EU-Handvest een verkeerde keuze is blijkt ook duidelijk uit een reeks bepalingen die door de auteurs van het Voorstel zeer secuur mee zijn overgenomen, maar waarvan een opname in een Vlaamse Grondwet bijzonder betwistbaar is, en in ieder geval een heel andere inhoud geeft aan dezelfde woorden. Dat geldt in het bijzonder voor art. 46 van het voorgestelde Handvest: “Vlaanderen eerbiedigt de verscheidenheid van cultuur, godsdienst en taal”. Dit heeft een totaal andere inhoud dan de bepaling waaruit dit gekopieerd is, nl. “De Unie eerbiedigt de verscheidenheid van cultuur, godsdienst en taal”. Dat laatste ligt in de lijn van art. 3 VEU: “De Unie eerbiedigt haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal en ziet toe op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed” en art. 4 lid 2 VEU: “De Unie eerbiedigt de gelijkheid van de lidstaten voor de Verdragen, alsmede hun nationale identiteit die besloten ligt in hun politieke en constitutionele basisstructuren, waaronder die voor regionaal en lokaal zelfbestuur”. Maar het is natuurlijk iets heel anders om in een grondwet van de Unie te bepalen dat de Unie de meertaligheid van de Unie erkent, dan wel in een Vlaamse grondwet te schrijven dat Vlaanderen de meertaligheid van Vlaanderen erkent .....

Men kan de zaak ook niet rechttrekken door gewoon die bepalingen eruit te gooien, want dan moet men er eigenlijke alle bepalingen uitgooien die geen betrekking hebben op Vlaamse bevoegdheden en waar de federale overheid exclusief bevoegd is om op te treden.

8. Ook bij andere bepalingen is het resultaat vrij onzinnig; ik geef alvast twee voorbeelden.

Een eerste voorbeeld is de omzetting van art. 9 EU-Handvest in art. 22 Voorstel: Het recht te huwen en het recht een gezin te stichten worden gewaarborgd volgens het geldend recht dat de uitoefening van deze rechten beheerst.” Deze tekst is onbegrijpelijk. Ik zie natuurlijk wel dat men geprobeerd heeft iets te doen met art. 9 Handvest: “Het recht te huwen en het recht een gezin te stichten worden gewaarborgd volgens de nationale wetten die de uitoefening van deze rechten beheersen”, maar die omzetting is krakkemikkig en betekenisloos. Welke juridische inhoud en draagwijdte heeft het voor Vlaanderen dat in zijn “Handvest” zo’n regel staat ? Dan had men beter art. 23 van het BuPo-Verdrag overgenomen, dat evenens bindend is voor Vlaanderen, en het volgende bepaalt:
“1.Het gezin vormt de natuurlijke en fundamentele kern van de maatschappij en heeft recht op bescherming door de maatschappij en de Staat.
2. Het recht van mannen en vrouwen van huwbare leeftijd een huwelijk aan te gaan en een gezin te stichten wordt erkend.
3. Geen huwelijk wordt gesloten zonder de vrije en volledige toestemming van de aanstaande echtgenoten.
4. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag nemen passende maatregelen ter verzekering van de gelijke rechten en verantwoordelijkheden van de echtgenoten wat het huwelijk betreft, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan. In geval van ontbinding van het huwelijk wordt voorzien in de noodzakelijke bescherming van eventuele kinderen”.
Of maakt men ook hier stoemelings ideologische keuzes door het rechtskrachtige art. 23 BuPO niét over te nemen ?

Het tweede voorbeeld is de omzetting van art. 16 EU-Handvest in art. 42 Voorstel: “De vrijheid van ondernemerschap wordt erkend overeenkomstig het geldende recht”. Dit is opnieuw juridisch nietszeggend. Het geldende recht is per definitie recht dat geldt en erkend wordt. Zeggen dat het geldende recht geldt of erkend wordt is dus een zinloze uitspraak. Zeggen dat men iets maar erkent voor zover het geldend recht is, is nietszeggend.

9. Een ander fundamenteel probleem dat zich voordoet, en zich evenzeer zou voordoen indien  men ervoor zou kiezen in plaats van het EU-Handvest het EVRM als uitgangspunt te nemen, is dat geen recht wordt gedaan aan de aparte rol en positie die enerzijds de bepalingen uit de Grondwet en anderzijds die uit supranationale verdragen innemen in de rechtsorde. De verhouding tussen een Grondwet en een internationaal menserechtenverdrag kan niet zomaar een optelsom worden gevat.

Ten eerste is er onbetwist het beginsel dat wanneer de Grondwet een hogere bescherming biedt van bepaalde rechten, daaraan géén afbreuk wordt gedaan door het EVRM of het EU handvest. Dat staat ook te lezen in  art. 53 EU-Handvest, dat men poogt om te zetten in art. 57 Vlaams Voorstel. Dat art. 57 nu stelt: “Geen enkele bepaling uit dit Handvest kan afbreuk doen aan de bescherming van de grondrechten, zoals die bepaald is in de federale Grondwet en in de voor Vlaanderen bindende internationale verdragen.” Maar dat staat in een tekst waarin men tegelijkertijd alle bepalingen uit die federale grondwet (alsook die uit het EU-Handvest) gekopieerd heeft – en waarbij uit de tekst niet blijkt welke bepalingen uit die grondwet afkomstig zijn en dus een hoger beschermingsniveau kunnen bieden.

Nog erger is dat men in art. 56 lid 2 Voorstel schrijft: “Voor zover deze titel rechten bevat die corresponderen met rechten welke zijn gegarandeerd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zijn de inhoud en reikwijdte ervan dezelfde als die welke er door genoemd verdrag aan worden toegekend. Deze bepaling verhindert niet dat het recht van Vlaanderen een ruimere bescherming biedt.” De combinatie van de eerste en tweede zin is niet werkbaar, want men heeft geen Vlaamse Grondwet die een ruimere bescherming zou kunnen bieden en men heeft de bepalingen uit de Belgische Grondwet die een hogere bescherming kunnen bieden net op gelijke voet geplaatst als de andere in dit Voorstel, en daarmee dus ook onderworpen aan de interpretatieregel van art. 56 lid 2 – d.w.z. dat de verderreikende rechten in de Belgische grondwet op de eerste plaats moeten uitgelegd worden op het mogelijks lagere niveau van het EVRM !

10. Laat me enkele voorbeelden geven waarbij dit Voorstel dus een inperking van grondrechten zou betekenen, omdat het beschermingsniveauvan het EU-Handvest m.i. lager ligt dan dat van de Belgische Grondwet:
a) de godsdienstvrijheid: de vrijheid van interne organisatie van religieuze gemeenschappen is enkel door de grondwet gewaarborgd;
b) de vrijheid van onderwijs is in de Grondwet veel ruimer dan in het EVRM of het EU-Handvest;
c) de specifieke waarborgen voor de vrijheid van meningsuiting in art. 25 Grondwet (verbod van censuur en andere preventieve maatregelen, cascade-immuniteit, recht op een jury) ontbreken in het EVRM en het EU-Handvest. Het recht op een jury ontbreekt overigens ook in het Voorstel !
d) de vrijheid van vreedzame vergadering is in de Belgische Grondwet een stuk sterker dan in het EVRM, het EU-handvest en in dit Voorstel;
e) de vrijheid van vereniging is in de Belgische Grondwet een stuk sterker dan in het EVRM en het EU-Handvest  en is in art. 25 a van het Voorstel zelfs sterk afgezwakt vergeleken met de Grondwet ! Zo worden in art. 25 a de beperkingen op de vrijheid van vergadering ook toepasselijk verklaard op de vrijheid van vereniging ! De Grondwet daarentegen verbiedt elke preventieve maatregel inzake vrijheid van vereniging.

11. Hierbij moet men bedenken dat zeer vele conflicten tussen grondrechten onderling niét kunnen worden opgelost door middel van het beginsel dat men voorrang geeft aan het hoogste beschermingsniveau. Bij een conflict tussen grondrechten betekent een hogere bescherming voor het ene recht juist bijna altijd een inperking van het andere recht. Door alle rechten op gelijke voet op te nemen ongeacht of ze uit de Grondwet komen dan wel uit het EU-Handvest of een ander internationaal instrument, vermindert men dus noodzakelijk de bescherming van die rechten die in de Belgische grondwet juist sterker worden beschermd, zoals met name de vrijheid van meningsuiting, vereniging, godsdienst en onderwijs. Dit in elkaar schuiven van teksten is dus ideologisch allesbehalve neutraal maar een inperking van de klassieke vrijheidsrechten ten gunste van andere ideologische opvattingen.

12. Nog erger is dat men in de tekst ook enkele bepalingen uit het EU-Handvest heeft overgenomen die niet alleen indruisen tegen de Belgische Grondwet, maar zelfs een hele reeks vrijheden zeer zwaar inperken. Met name de opname van art. 54 EU-Handvest in art. 58 van het voorstel is onaanvaardbaar. Deze bepaling, waarvoor terecht niets gelijkaardigs is te vinden in de Belgische Grondwet (noch bv. in de Duitse en al zeker niet in de Amerikaanse), luidt in het Voorstel: 
   “Geen van de bepalingen uit deze titel mag worden uitgelegd als zou zij het recht inhouden enige activiteit te ontplooien of enige daad te verrichten met als doel de in deze titel erkende rechten en vrijheden teniet te doen of de rechten en vrijheden verdergaand te beperken dan door deze titel is toegestaan.“

De gevolgen zijn drastisch. Dat betekent immers bijvoorbeeld dat de vrijheid van meningsuiting niét het recht inhoudt om te ageren voor een verdere beperking van een van de in de cataloog opgenomen grondrechten. Wanneer men deze tekst aanneemt heeft men dus bv. niét het recht om ervoor te pleiten dat de jaarlijkse vakantie met behoud van loon (art. 30 c Voorstel) geen grondrecht meer zou zijn. Wanneer men deze tekst aanneemt, heb ik niet meer de vrijheid van meninsguiting om te stellen dat de overheid zich wél mag moeien met de benoeming van de “bedienaren van de eredienst” (bv. ook imams) (art. 23 c Voorstel), dat de openbare scholen géén keuze moeten aanbieden tussen een der erkende godsdiensten of niet-confessionele zedenleer (art. 27 a lid 4 Voorstel), dat het leerplichtonderwijs niet kosteloos moet zijn (art. 27 c lid 1 Voorstel), dat de “morele of religieuze opvoeding” niet te laste van de gemeenschap moet zijn (art 27 c lid 2 Voorstel), dat er beperkingen zouden moeten kunnen zijn aan het recht van EU-burgers om hier werk te zoeken of diensten te verrichten (art. 30 b Voorstel), dat arbeidsbemiddeling niet kosteloos zou moeten zijn (art. 33 Voorstel), dat intellectuele eigendom niet moet beschermd worden (art. 43 b Voorstel), dat het stemrecht voor EU-burgers uit andere lidstaten moet worden afgeschaft (art. 45 lid 1 Voorstel), dat het discriminatieverbod tussen burgers onderling moet worden afgeschaft (art. 15 Voorstel), dat Vlaanderen géén taalverscheidenheid moet respecteren (art. 46 Voorstel). Willen we echt het uiten van al die meningen verbieden ??

13. Enkele van de belangrijkste grondrechten ontbreken totaal, nl. omzeggens alle grondrechten die met rechtsbescherming door de rechter te maken hebben. De Belgische Grondwet omvat in dit verband veel meer waarborgen dan enkel maar wat in art. 19 van het Voorstel is opgenomen.

14. Een andere zwakheid die uit de gekozen ineenschuiftechniek volgt, is dat in een hele reeks artikelen wordt gesproken van een regeling door de “wetgevende macht” in plaats van “bij wet” c.q. ”decreet”. Dit is problematisch om 2 redenen:
- ten eerste vanuit de functie van een grondwet of handvest: een grondwet dient om de bevoegdheden en de beperkingen daaraan te bepalen van de entiteit waarvoor het een grondwet is; iets zeggen over de bevoegdheidsverdeling tussen de machten in een andere entiteit is ultra vires en geheel misplaatst in een grondwet. Hetzelfde geldt voor deze in een resolutie verstopte pseudo-grondwet.
- in vele bepalingen die overgenomen werden betekent de uitdrukking “bij wet” veel meer en ook ten dele iets anders dan “door de wetgevende macht”. Wanneer een instrument zegt dan een grondrecht enkel “bij wet” kan worden beperkt, betekent dit dat dit moet gebeuren door middel van een algemeen geldende regel (wet in materiële zin) die kenbaar is voor de burger en rechtszekerheid biedt. Die vereisten gaan volledig verloren als men “bij wet” vervangt door “door de wetgevende macht”. Door die wijziging zou het Parlement bv. een massa “Individualgesetze” kunnen vellen, decreten voor individuele personen of gevallen.

15. Meer algemeen zie ik het nut niet in van een niet-bindend document dat niets anders doet dan bepalingen kopiëren uit bindende documenten, waarbij men in de overgrote meerderheid van de gevallen ook niet eens de bevoegdheid heeft om die bepalingen zelf vast te stellen.

Ik kan wel het nut inzien van een ontwerp voor een Vlaamse grondwet zoals die er zou kunnen uitzien na de onafhankelijkheid van Vlaanderen, of na de omvorming van België tot confederatie (of zelfs maar na de uitvoering van de 5 resoluties van het Vlaams Parlement uit 1999). Maar als Vlaams Parlement eerst (in 1999, maar toch herbevestigd en nooit herroepen) een reeks resoluties stemmen die belangrijke hervormingen en bevoegdheidsoverdrachten opeisen en nadien een resolutie stemmen waarbij men zich “plechtig engageert” om binnen de nu bestaande Belgische Grondwet te blijven is als een hond die met de staart tussen de benen afdruipt.

Het huidige voorstel is het volkomen tegendeel van een volk dat zichzelf een grondwet geeft; het is een karikatuur van een Grondwet. Immers, de inhoud is helemaal niet autonoom bepaald, maar volledig heteronoom. Dat wordt gemotiveerd met de overweging dat het een “belangrijk politiek signaal” is dat erin bestaat dat Vlaanderen “de eerste deelstaat (zou zijn)  die het Handvest van de Grondrechten van de EU als referentiekader erkent en opneemt in zijn beleidskader”. De keuze voor dat Europees Handvest zou een apolitieke keuze zijn, en de politieke keuzes overstijgen die in de vroegere voorstellen in verband met een Vlaamse grondwet in het Vlaams Parlement voorkomen. Ik meen hierboven te hebben aangetoond dat het document uitermate ideologische keuzes bevat, en dat die keuzes niet in de lijn liggen van de klassieke vrijheidsrechten.

Kortom, in plaats van symbool te staan voor de autonomie van Vlaanderen, staat zo’n Handvest symbool voor vazalliteit. Misschien is het daarom dat het handvest heet zoals de door vorsten geoctroyeerde charters en geen grondwet. In plaats van de uitdrukking te zijn van eigen politieke keuzes, is het uitdrukking van de onmacht om zelf politieke keuzes te maken. Een testimonium paupertatis.



[1] http://nieuwsbrief.cdenv.be/sites/cdenv/files/boekje_vlaanderen_web1.pdf, intussen licht gewijzigd in de vorm van een ontwerp-resolutie voor het Vlaams Parlement d.d. 30 mei 2012, http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2011-2012/g1643-1.pdf.  Zie ook de toelichting “Meerwaarde van het handvest voor Vlaanderen”, http://www.politics.be/persmededelingen/29778 en de parlementaire fiche op http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showParlInitiatief.action?id=672430.


Deze tekst verscheen in J. DE MOT & B. DEPOORTER (red.), Liber amicorum Boudewijn Bouckaert, die Keure Brugge / U. Gent oktober 2012.

woensdag, oktober 31, 2012

De EU als hoofdoorzaak van het separatisme



 Een referendum over de onafhankelijkheid van Schotland in 2014, vervroegde verkiezingen in Catalonië die uitdrukkelijk de onafhankelijkheid tot thema hebben. Na het uiteenvallen van de multinationale landen in Europa buiten de Europese Unie lijkt er ook schot te komen in hetzelfde fenomeen bij de resterende multinationale staten binnen die EU. 

Het zal ons dus niet verwonderen als binnenkort ook het gehoon en gehuil weer luider wordt dat deze landen net zoals Vlaanderen hobbitiseren, en dat het om een tegennatuurlijke tendens zou gaan, die ingaat tegen de Europese gedachte en richting van de geschiedenis. Nochtans leidt een nuchtere analyse van de beweegredenen en het succes van deze separatistische bewegingen m.i. tot de volgende conclusie: het proces van Europese integratie is wellicht de hoofdoorzaak van dit separatisme. En om het in modieuze termen te zeggen: Europa is zowel de push als de pull-factor van het separatisme. Of anders gezegd: enerzijds heeft de Europese integratie de belangrijkste argumenten tegen het opsplitsen van België en tutti quanti tenietgedaan, anderzijds maakt de Europese Unie de opsplitsing juist omzeggens noodzakelijk.

Wat waren de belangrijkste argumenten tegen opsplitsing ? Dat men nieuwe grenzen zou scheppen, en dat toch niet opgaat om het vrij verkeer van personen of diensten tussen Vlaanderen en Wallonië (of Engeland en Schotland) te gaan hinderen door nieuwe grenzen. De europese integratie heeft het belang van de grezen tussen de lidstaten sterk verminderd; het zijn precies de nadelige effecten van staatsgrenzen die grotendeels zijn afgebouwd, terwijl de positieve betekenis van staatsgrenzen bij de natiestaten in Europa daarbij toch minstens ten dele is behouden.

Omgekeerd is de Europese Unie politiek zo belangrijk geworden en heeft zij zoveel zeggenschap over interne aangelegenheden dat het voor een volk van wezenlijk belang is om inspraak te geven in de Unie. En de enige manier om als volk echt inspraak te hebben, is nu eenmaal ervoor te zorgen dat men een lidstaat is, en niet zomaar ergens een onvolwaardig onderdeel van een lidstaat. Vlaanderen en Wallonië hebben geen stemrecht in Europa, en waar al eens een deelstaatminister aan tafel mag zitten mag hij of zij enkel meestemmen wanneer het daarbij het "Belgische" standpunt wordt vertegenwoordigd. Zijn Vlaanderen en Wallonië het oneens, dan heeft geen van beide stemrecht.

In dit licht is het juist de ontwikkeling in Schotland en Catalonië die de natuurlijke gang van zaken is. En zoals onze lezers wel weten, hebben de Vlamingen, die in het Belgische carcan nog veel meer onder culturele en economische druk worden gezet, minstens zoveel redenen om dat voorbeeld te volgen.

woensdag, augustus 29, 2012

Controlerechten van de burger stoemelings afgeschaft in Vlaanderen


Wat we zelf doen, doen we duidelijk niet altijd beter. Een manifest voorbeeld vinden we in de wijziging van het gemeentedecreet en provinciedecreet (1) door het Vlaams Parlement, waarbij een van de oudste waarborgen van de burger tegen nalatigheid van het lokale bestuur sneuvelt.  

Het betreft de mogelijkheid voor een inwoner van een gemeente om op eigen kosten rechten van de gemeente voor de rechter geldend te maken wanneer het gemeentebestuur dat niet doet. Deze mogelijkheid is bijna zou oud als de Belgische staat, al golden er destijds wel bepaalde beperkingen. We vinden de mogelijkheid reeds in de oude Gemeentewet van 1836 (2). Het Belgische voorbeeld vond navolging in Frankrijk (1837)(3), Luxemburg (1843)(4) en Nederland (1851)(5). Destijds diende de burger wel toestemming te hebben van een hoger bestuur (met name de provincie). Deze beperking werd afgeschaft in de nieuwe Gemeentewet van 1988. Na de regionalisering van de wetgevende bevoegdheid inzake lokale besturen in 2002 was het Vlaams Parlement aanvankelijk wel voorbeeldig: de mogelijkheid werd ook ingeschreven in de Provinciedecreet waardoor inwoners van een provincie ook namens de provincie konden procederen. Dit werd verder ook mogelijk gemaakt voor rechtspersonen met zetel in die gemeente of provincie (6). In Wallonië werd de regel ongewijzigd overgenomen in de nieuwe Code de la démocratie locale et de la décentralisation (7).

Nu blijkt echter dat politici burgers maar dergelijke rechten gunnen zolang ze ze vooral niet gebruiken. De jongste jaren is de genoemde techniek immers een stuk populairder geworden. Burgers zijn vaker - op eigen kosten - gedingen gaan voeren die de politieke meerderheid van een gemeente weigerde te voeren. De techniek werd bv. gebruikt om namens de gemeente een strafklacht met burgerlijke partijstelling in te dienen waar het bestuur van de benadeelde gemeente weigerde dat zelf te doen. Ze werd gebruikt om onwettige overheidsbeslissingen die een gemeente benadelen aan te vechten waar de zittende meerderheid dat niet wil, bv. ook een bouwvergunning. 

Dat burgers op eigen kosten een onwettige benadeling van een gemeente aanklagen en proberen ongedaan te maken voor de rechter was er blijkbaar teveel aan. Niet toevallig waren het parlementsleden van Open VLD die het initiatief namen met een amendement bij de lopende aanpassing van het gemeentedecreet. De meerderheidsfracties lieten zich niet onbetuigd en dienden op hun beurt amendementen in om zowel op gemeentelijk als op provinciaal vlak dit recht van de burger af te schaffen, behalve bij ernstige milieuschade. De argumenten zijn potsierlijk: er zou nu een beter evenwicht komen tussen de inspraakmogelijkheden van de burger en het algemeen belang. Men verzwijgt daarbij dat zo’n procedure door een burger maar slaagt wanneer er een onwettigheid is begaan, aangezien de rechter alleen de wettigheid en niet de opportuniteit mag beoordelen.  Onze volksvertegenwoordigers gaan er dus van uit dat het in het algemeen belang is om onwettigheden in stand te houden wanneer de zittende politieke meerderheid dat liever zo houdt. Of nog: anders dan in 1836 zou de burger nu veel meer andere mogelijkheden om het gemeentebestuur te controleren, zodat dit recht overbodig is geworden. De waarheid is dat het afgeschaft wordt niet omdat het overbodig was, maar omdat het blijkbaar zo weinig overbodig was dat het steeds meer werd gebruikt. Opnieuw zegeviert de opvatting dat democratie ertoe gereduceerd wordt dat een burger eenmaal om de zoveel jaar een bolletje mag inkleuren en zich voor het overige vooral niet mag moeien met wat de verkozen politici vervolgens uitspoken. 

---------------------------------------------------

 (1) Art. 64 van het Decreet van 29 juni 2012 tot wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, B.Staatsblad 08/08/2012, bl. 46359 c.q. art. 59 van het Decreet van 29 juni 2012 tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005, B.Staatsblad 03/08/2012, bl. 45990
(2) Art. 150
(3) Artikel 49 van de Gemeentewet van 18 juli 1837: “Cependant tout contribuable inscrit au rôle de la commune a le droit d’exercer, à ses frais et risques, avec l’autorisation du conseil de préfecture, les actions qu’il croirait appartenir à la commune ou section, et que la commune ou section, préalablement appelée à en délibérer, aurait refusé ou négligé d’exercer. La commune ou section sera remise en cause, et la décision qui interviendra aura effet à son égard”. Nu Artikel L2132-5 Code général des collectivités territoriales
(4) Nu art. 85 Loi du 7 novembre 1996 portant organisation des juridictions de l'ordre administratif : « Un ou plusieurs habitants peuvent, à défaut du collège échevinal, ester en justice au nom de la commune, moyennant l'autorisation du ministre de l'Intérieur, en offrant, sous caution de se charger personnellement des frais du procès et de répondre des condamnations qui seraient prononcées. Le ministre de l'Intérieur est juge de la suffisance de la caution.

La commune ne peut transiger sur le procès sans l'intervention de celui ou de ceux qui ont poursuivi l'action en son nom.
En cas de refus, un recours est ouvert auprès du Tribunal administratif. »

(5) artikel 143, lid 3 Gemeentewet 29 juni 1851“elke ingezetene kan, daartoe volgens artikel 194 gemachtigd, ten zijnen laste, namens de gemeente een eis in rechte doen, die volgens zijn mening in het belang der gemeente behoor de te zijn gedaan”
(6) De tot deze zomer geldende tekst luidde dan ook voor de gemeenten: 
"Als het college van burgemeester en schepenen of de gemeenteraad niet in rechte optreden, kunnen een of meer inwoners in rechte optreden namens de gemeente, mits zij onder zekerheidstelling aanbieden om persoonlijk de kosten van het geding te dragen en in te staan voor de veroordeling tot schadevergoeding of boete wegens tergend en roekeloos geding of hoger beroep die kan worden uitgesproken.
Dit recht staat ook open voor de rechtspersonen waarvan de maatschappelijke zetel in de gemeente is gevestigd.
De gemeente kan over het geding geen dading aangaan of er afstand van doen zonder instemming van degene die het geding in haar naam heeft gevoerd".
(7) Code de la démocratie locale et de la décentralisation , Art. L1242-2:
"Un ou plusieurs habitants peuvent, au défaut du (collège communal), ester en justice au nom de la commune, en offrant, sous caution, de se charger personnellement des frais du procès et de répondre des condamnations qui seraient prononcées.
La commune ne pourra transiger sur le procès sans l’intervention de celui ou de ceux qui auront poursuivi l’action en son nom". 


 
Locations of visitors to this page