In de loop van de voorbije decennia vonden er in het recht
van alle Europese landen grondige wijzigingen plaats door de invoering van
dwingende regels ter bescherming van zgn. zwakkere categorieën van personen. De
belangrijkste voorbeelden zijn het arbeidsrecht, waarin de werknemer beschermd
wordt tegen de werkgever, en het consumentenrecht, waarin de consument
beschermd wordt tegen de professionele wederpartij. Een van de grondbeginselen
van de Europese Unie is overigens het garanderen van een hoog niveau van
consumentenbescherming (zie bv. art. 38 Handvest van grondrechten) (1).
Daarnaast werd ook in vele verhoudingen tussen burgers onderling een discriminatieverbod
ingevoerd. Dat verbod geldt echter slechts in één richting: aanbieders van
goederen of diensten en werkgevers mogen niet discrimineren in hun keuzes, maar
de afnemers en werknemers zijn daardoor in hun keuze niet beperkt. Het
Grondwettelijk Hof (arrest van 12 februari 2009)(2) billijkte dit onderscheid
door te stellen dat in die verhoudingen het de aanbieder of werkgever is die
zich in een machtspositie bevindt: dat verschil in behandeling wordt
verantwoord door de machtspositie, in feite of in rechte, die de eerstgenoemde
categorie van personen op de markt van goederen en diensten inneemt en die
haar, meer dan de laatstgenoemde categorie, in de gelegenheid stelt om te
discrimineren. Het feit dat in bepaalde soorten verhoudingen de ene partij
altijd geacht wordt sterker te staan dan de andere (zonder dat dit in concreto
moet worden nagegaan) rechtvaardigt dus een uitvoerige bescherming van de
typisch zwakkere partij.
Wat als we die redenering nu ook eens zouden toepassen op
taalverhoudingen ? Bij conflicten tussen talen of inzake taalgebruik is er
immers ook altijd een taal die typisch in een machtiger positie staat dan de
andere. De toepassing van dezelfde redenering zou dan betekenen dat de kleinere
taal in zo’n conflict beschermd wordt. Op die gebieden waar zo’n bescherming
geldt, is het dan enkel de spreker van de kleinere taal die een keuzevrijheid
heeft. Dit is een heel andere redenering dan diegene dan aan de grondslag ligt
van het zogenaamde Minderhedenverdrag van de Raad van Europa (1995)(3), dat
géén rekening houdt met de algemene machtspositie van de talen in kwestie. Dat
gebeurt met name wel in de Verklaring van Barcelona van 1996 (Universele
verklaring inzake taalrechten)(4) en het daarop voortbouwende Manifest van
Girona van 2011 (5). Daarin gaat het veeleer over de collectieve rechten van
taalgemeenschappen, onder meer op een territorium waarin hun taal de - of
minstens een - officiële taal, gebruikt wordt in het onderwijs, e.d.m. De beste
manier op een minderheid te beschermen is in het algemeen inderdaad een
territoriale autonomie (wat niet wil zeggen dat die oplossing altijd en in alle
omstandigheden de beste is).
Dat spoort ook met de Europese regels inzake consumentenbescherming
in grensoverschrijdende situaties. De basisregel (te vinden in de zogenaamde Rome-I-Verordening
inzake toepasselijk recht en Brussel-I-Verordening inzake rechtsmacht) is dat
in die gevallen een consument niet kan beroofd worden van de bescherming die
hij thuis geniet (6)(7). Dat geldt niet meer wanneer de consument zelf het
initiatief neemt om naar een ander land te trekken en daar goederen of diensten
te kopen: dan gelden de lokale regels. Zo ook moeten de taalrechten van de
kleinere taalgemeenschap beschermd worden bij taalconflicten, tenzij een
taalspreker zich zelf buiten het territorium van die taal begeeft. In de
eigen streek moet die voorrang behouden, of het nu gaat om het Nederlands
tegenover het Frans of Engels, het Catalaans tegenover het Castiliaans Spaans,
het Corsicaans tegenover het Frans, en dit ook wanneer die vanuit een ander
taalgebied wordt aangesproken.
Wanneer dit soort bescherming normaal wordt gevonden wanneer
het over de materiële behoeften van het dagelijks leven gaat, geldt dat dan
niet nog met meer recht wanneer het gaat om iets wat voor ons menszijn zo
bepalend is als de taalbehoeften ?
(4) https://en.wikipedia.org/wiki/Universal_Declaration_of_Linguistic_Rights;
http://www.linguistic-declaration.org
(6) Rome-I-verordening, http://data.europa.eu/eli/reg/2008/593/2008-07-24, art. 6
(7)
Brussel-Ibis-verordening, http://data.europa.eu/eli/reg/2012/1215/oj, art. 17-18
(deze column verscheen in Grondvest en op Doorbraak)
(deze column verscheen in Grondvest en op Doorbraak)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten