a. Hervormde beroepsopleiding. Voorstel is : na universiteit 4 maanden voor men de stage mag beginnen.
Twee fundamentele kritieken:
1. Het vraagstuk van het sociaal statuut van de kandidaat is een ernstig probleem, dat de auteurs van het rapport alleen maar vrijblijvend doorschuiven. Het is echt niet ernstig om dit voorstel voor beroepsopleiding te doen en wat het sociaal statuut betreft te zeggen dat het “niet onmogelijk is” om een oplossing te vinden.
2. Fundamenteler denk ik dat het voorstel een ernstige stap achteruit is ten aanzien van het huidige systeem van de stage. Het huidige systeem is “duaal leren”, dat wil zeggen terwijl men het beroep uitoefent krijgt men ook theoretisch/praktische bijscholing door lessen met examen. In onze samenleving wordt er in vele sectoren voor gepleit om dit duale leren in te voeren (dat een van dé succesfactoren is van de Duitse economie). en de balie zou dit succesrijke model nu afschaffen ? Een 4 maanden beroepsopleiding met lessen vooraleer men enige praktijk heeft, is écht geen verbetering. Wat men aan deontologie zou kunnen leren zonde praktijkervaring, leert men nu reeds aan de universiteit, en hetzelfde geldt voor procesrecht. Daar nog eens een tweede theoretische cursus procesrecht en deontologie aan toevoegen is nutteloos. Die cursussen tijdens de stage laten lopen, zodat er wisselwerking is met de praktijk, zoals nu kan natuurlijk wel een meerwaarde betekenen. Het voorstel miskent bovendien de grote verscheidenheid in de taken en activiteiten van de advocaat vandaag: het behoudt een verouderd beeld van het advocatenberoep alsof dat in wezen uit procesrecht zou bestaan, nog los van de vraag of men in die cursus wel alle takken van procesrecht aan bod laat komen.
b. Beroepsvoorbereidend tweede masterjaar
Dit voorstel is nog een heel stuk onzinniger dan het eerste.
Ten eerste is het onverantwoord om de tweejarige masteropleiding te concentreren in 1 jaar. Dit is een zeer ernstige verschraling van de rechtenopleiding en getuigt van een zeer provincialistische reflex. Het ontneemt de toekomstige juristen een hele reeks mogelijkheden om de geest te verruimen, diversere kennis en vaardigheden op te doen, buitenlandse ervaring op te doen.
Ten tweede getuigt dit van een gevaarlijk hokjesdenken, dat ervan uitgaat dat er een reeks juridische beroepen zijn en dat voor elk van die beroepen er een bepaalde beroepsgeschiktheid kan en moet worden aangeleerd (in één enkel tweede masterjaar). Het miskent zowel de eenheid als de verscheidenheid van het beroep van jurist. Op de eerste plaats is de verscheidenheid binnen de activiteiten en taken van de advocaat zo groot dat een opleiding die het mogelijk maakt daaraan recht te doen tegelijk een opleiding is die ook aan andere juridische beroepen of professionele uitwegen recht te doen. Sommige advocaten hebben bijna precies dezelfde kennis als vaardigheden nodig als bedrijfsjuristen andere als notarissen, en het rapport geeft zelf toe dat de kennis en vaardigheden voor advocaten en magistraten in wezen dezelfde zijn. Ook hebben juristen in onze samenleving veel meer taken te vervullen en veel meer beroepsuitwegen dan enkel maar de geconsulteerde “corporaties” (balie, gerechstdeurwaarders, notariaat, bedrijfsjuristen, magistratuur). Juristen spelen ook een grote rol in de ambtenarij, internationale organisaties, non-profitsector, politiek, universiteiten en andere wetenschappelijke onderzoeksinstellingen, enz….. Het is compleet verouderd hokjesdenken om het tweede masterjaar te zien als een “beroepsvoorbereidend jaar” in de vakjes van enkele klassieke juridische beroepen. De huidige afstudeerrichtingen aan onze rechtsfaculteiten met een major en een minor in bepaalde disciplines zijn dan ook véél zinvoller dan een omvorming ervan tot een reeks parallelle richtingen rechtspraktijk zonder enige wetenschappelijke onderbouwing. Een jurist die zich als advocaat in strafrecht wil specialiseren heeft meer aan een vak criminologie dan aan vakken advocatuur die niets met strafrecht te maken hebben, een advocaat die graag een commerciële praktijk wil uitbouwen heeft meer aan vakken waarin ook juristen die het bedrijfsleven willen ingaan geïnteresseerd zijn, en een advocaat die vooral administratief recht wil doen heeft meer aan een aantal niet-baliegerelateerde vakken publiekrecht dan aan privaat procesrecht. In de logica van het rapport zou men overigens geen
Maar er is meer. De auteurs zien niet in of willen niet inzien wat de decanen van de rechtsfaculteiten allicht beter hebben begrepen, namelijk dat de rechtenopleiding wel degelijk een beroepsopleiding is maar wel voor het beroep van jurist, en dat er een fundamentele gemeenschappelijkheid is aan het beroep van jurist, dat de specificiteiten van beroepen als magistraat, advocaat of bedrijfsjurist overstijgt. Het ethos en de beroepseer van de jurist, zoals in de advocateneed mede verwoord, moet in wezen gelden voor alle juridische beroepen : "geen zaak zal aanraden of verdedigen die ik naar eer en geweten niet geloof rechtvaardig te zijn”.
De tegengestelde corporatistische opvatting van de juridische beroepen die de rapporteurs aanhangen, bedreigt ook de mobiliteit van de juristen tussen de verschillende subberoepen. Het is geen goede zaak voor de samenleving wanneer juristen geen carrièreswitch kunnen maken omdat hun diploma slechts tot één van die subberoepen toegang geeft. Advocaten moeten magistraat kunnen worden, en omgekeerd, maar niet enkel dat.
Matthias Storme
Geen opmerkingen:
Een reactie posten