Deze bijdrage verscheen in: Auteurs in de bres voor auteurs, PEN Jaarboek 2011 (http://www.penvlaanderen.be/deploy/index.php/jaarboek), p. 36-37. Het is een bijgewerkte en ingekorte versie van mijn tekst "Vrijheid van meningsuiting: de puntjes op de i" (http://vlaamseconservatieven.blogspot.be/2008/10/vrijheid-van-meningsuiting-de-puntjes.html)
Vrij spreken en verantwoorden in 500 woorden.
Mij werd gevraagd in zowat 500 woorden te reageren op de
woorden van Philippe van Parijs over de vrijheid van meningsuiting (1). Deze
instructie geeft de mogelijkheid al dadelijk ex absurdo aan te geven wat de
vrijheid van meningsuiting niet inhoudt: de redacteurs van dit boek hebben niet
de plicht om mij de kans te geven mijn mening in méér dan 500 woorden te uiten.
Ze hebben zelfs niet de plicht mij 500 woorden te gunnen. Wanneer ik omgekeerd
zelf een boek samenstel heb ik de vrijheid te bepalen wie daarin mag publiceren
en mag ik daarin zelfs naar hartenlust discrimineren door de mij welgevallige
auteurs ruimte te geven voor 5000 woorden en de andere 500 woorden of zelfs
helemaal geen. De vrijheid van meningsuiting als juridisch begrip omvat immers
enkel de vrijheid om op eigen kosten - of die van iemand die de kosten wil
dragen – zijn mening te uiten in de publieke ruimte of in de eigen private
ruimte – of die van iemand die daarmee instemt -. Er geldt dus geen “recht op
vrije meningsuiting”, maar wel een “vrijheid van meningsuiting”.
Dat houdt in dat die vrijheid, zoals omschreven, niet mag
worden ingeperkt door de overheid. Bij meningsuitingen in de publieke ruimte
mag de overheid die uitingen ook reglementeren, zolang het niet de inhoud is
die gereglementeerd wordt; bij die reglementering mag de overheid evenmin
discrimineren op grond van de inhoud van die meningsuiting. Uitwerking en
nuancering hiervan gaat dit kort bestek te buiten. Inhoudelijke beperkingen aan
de zo begrepen vrijheid van meningsuiting zijn slechts zeer uitzonderlijk
gerechtvaardigd: met name waar een meningsuiting een kennelijk en onmiddellijk
gevaar betekent voor een belangrijk rechtsgoed zoals het leven, de lichamelijke
integriteit en gezondheid of de eer en goede naam van individuele personen.
Elders heb ik dit meermaals nader uitgewerkt, zodat ik mijn resterende woorden
aan een ander aspect wil wijden. Verdedigers van verdergaande beperkingen aan
de vrijheid van meningsuiting verwarren namelijk een – ontoelaatbaar – juridisch
of feitelijke verbod door de overheid met de beperkingen die voortvloeien uit
het gebruik dat andere burgers van hun vrijheden maken. Zij verwarren ook
juridische verantwoordelijkheid met morele verantwoordelijkheid.
Die morele verantwoordelijkheid houdt in dat men door
zijn medemensen ter verantwoording kan worden aangesproken wanneer men nodeloos
kwetst, of over de morele en maatschappelijke invloed van de eigen
meningsuitingen, of bij gebrek aan tolerantie voor andermans meningen, en
dergelijke meer. Over de graad van moraliteit, fatsoen en tolerantie kan men
echter van mening verschillen; zo deel ik de mening van Philippe van Parijs
niet dat de Deense “karikaturen” nodeloos kwetsend waren; de meeste bekende
ervan illustreerde volgens mij juist de kern van de zaak, dat de profeet die
als onverbeterbaar voorbeeld wordt opgevoerd handelingen stelde die naar onze
maatstaven vandaag terroristisch zijn. Maar precies omdat we daarover van
mening kunnen verschillen is het zo nodig om de juridische vrijheid van meningsuiting
intact te laten. Dat iets wettelijk is
toegelaten, kan echter nooit inhouden dat andere burgers verplicht zijn om
die uiting ook moreel aanvaardbaar te
vinden. Eenieder heeft dus evenzeer de vrijheid om meningsuitingen van
anderen aan de kaak te stellen en om anderen omwille van hun onfatsoenlijke
meningen desgevallend te "discrimineren". Soms heeft men zelfs de
morele plicht om handelingen van anderen ook al zijn ze juridisch toegelaten,
als immoreel te verwerpen. We moeten de caritas beoefenen tegenover personen,
maar zonodig hard zijn in het aanklagen van bepaalde praktijken, zelfs indien
die door de heersende moraal als belangrijke verworvenheden worden beschouwd. Het
gebruik van de vrijheid brengt altijd een morele verantwoordelijkheid met zich
mee voor de wijze waarop die vrijheid wordt gebruikt; die verantwoordelijkheid
eist echter vooreerst een juridische vrijheid zonder dewelke ze niet kan
bestaan.
(1) Het betreft de redevoering van Philippe van Parijs bij ontvangst van de Arkprijs voor het vrije woord op 25 mei 2011, eveneens in hetzelfde PEN jaarboek verschenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten