1. De erkenning van fundamentele
vrijheden en regels om die vrijheden te waarborgen, op de eerste plaats tegen
de overheid, zijn een van de essentiële, indien niet het meest essentiële
bestanddeel van een “freiheitlich-demokratische Grundordnung”, zoals de
Duitsers dat zo mooi zeggen. In de loop der geschiedenis heeft die erkenning
diverse vormen aangenomen, grofweg van de erkenning ervan in een handvest of
charter zoals dat van Kortenberg, dit jaar 700 jaar geleden of de Magna Carta
van 1215, tot de erkenning ervan in een grondwet die een volk zichzelf geeft.
Vanuit democratisch oogpunt is er natuurlijk een groot verschil tussen het door
een vorst octroyeren van vrijheden in een charter en de handeling waarmee een
volk zichzelf, al dan niet via haar volksvertegenwoordigers, een grondwet
geeft.
Zo begint het Duitse Grundgesetz onder
meer met de zin:
“das Deutsche Volk hat sich
kraft seiner verfassungsgebenden Gewalt dieses Grundgesetz gegeben”.
Nog
een stuk mooier is de preambule van de Zwitserse Bundesverfassung:
“Im Namen Gottes des Allmächtigen! Das Schweizervolk
und die Kantone, in der Verantwortung gegenüber der Schöpfung, im
Bestreben, den Bund zu erneuern, um Freiheit und Demokratie, Unabhängigkeit und
Frieden in Solidarität und Offenheit gegenüber der Welt zu stärken, im Willen,
in gegenseitiger Rücksichtnahme und Achtung ihre Vielfalt in der Einheit zu
leben, im Bewusstsein der gemeinsamen Errungenschaften und der Verantwortung
gegenüber den künftigen Generationen, gewiss, dass frei nur ist, wer seine
Freiheit gebraucht, und dass die Stärke des Volkes sich misst am Wohl der
Schwachen, geben sich folgende
Verfassung”.
Het Vlaamse volk is jammer genoeg nog niet in staat zichzelf een grondwet
te geven. Daartoe moet immers ofwel Vlaanderen buiten het kader van de
Belgische Grondwet treden ofwel een fundamentele omvorming van die Grondwet
bekomen. Heeft het zin om dan als deelstaat die geen constitutieve autonomie
heeft op het gebied van de fundamentele rechten en vrijheden dan maar een Ersatzdocument
op te stellen in de vorm van een “resolutie” onder de naam “Handvest voor
Vlaanderen”? Heeft dat zin wanneer men bovendien op geen enkele wijze de
inhoud daarvan wil bepalen, maar enkel maar een verklaring van vazalliteit kan
afleggen door overname van wat op een hoger niveau gedicteerd wordt ? Sta me
toe om daarover in een hommage aan een collega die nooit een vazal is geweest mijn
twijfels te uiten.
2. Naar aanleiding van het Feest van de Vlaamse gemeenschap op 11 juli
2011 publiceerde de partij van de Vlaamse Minister-president een brochure onder
de titel “Vlaanderen deelstaat van België”[1]
met daarin een voorstel van resolutie van het Vlaams Parlement (hierna ook
“Voorstel” genoemd) waarvan de inhoud luidt dat het Parlement “de bijgevoegde
tekst van “Handvest voor Vlaanderen” als basisdocument voor Vlaanderen
voor(stelt)”. Dat “Handvest” bestaat uit een lange preambule die nergens ook
maar iets van de kracht van de Zwitserse of Duitse vertoont, en 120 artikelen.
Die 120 artikelen zouden moeten “bepalen waar Vlaanderen voor staat en welke de
rechten en vrijheden zijn die in de Vlaamse samenleving gewaarborgd worden”,
maar zij zijn letterlijk overgenomen uit de Belgische Grondwet en het Charter
van Grondrechten van de Europese Unie.
3. Vanuit juridisch oogpunt is
een dergelijke resolutie een draak. De tekst beweert een “belangrijk politiek
engagement” te vormen. Een engagement van wie ? Van het Vlaams Parlement, of
van de partijen die de resolutie stemmen ? Verschilt dat dan van een partij- of
verkiezingsprogramma dat ook politieke engagementen bevat ? Een resolutie kan
op elk ogenblik gewijzigd worden door het Parlement – of erger: hoeft zelfs
niet gewijzigd te worden opdat men een andere keer het tegenovergestelde zou
stellen of doen, aangezien een resolutie geen enkele rechtskracht heeft. Men
maakt Vlaanderen als politieke gemeenschap en als rechtsstaat belachelijk door de
grondslag ervan in een document zonder enige rechtskracht te leggen.
4. De bedoeling lijkt te zijn om
in het buitenland, en jegens de Europese instellingen, het “blazoen op te
poetsen”. Nog afgezien van het feit dat men blijkbaar het blazoen als vazal voor
zijn Europese soeverein wil oppoetsen, geschiedt datgene wat men hier beoogt niet
door ronkende verklaringen af te leggen, maar enerzijds door bindende
instrumenten vast te stellen in de geëigende rechtsvorm (Grondwet, decreten,
ratificaties) en anderzijds door het beleid dat men concreet voert (waaronder
ook de concrete toepassing of realisatie van de beginselen die men vooropstelt,
en met name van de grondvrijheden). Herinneren we ons niet meer dat de grondwet
die op papier de meest schitterende bescherming van rechten en vrijheden
inhield de Sovjet-Grondwet was ?
Weliswaar zou men concrete
decreten en handelingen van de Vlaamse overheid inderdaad kunnen toetsen en
afmeten aan zo’n beginselverklaring, maar aangezien die beginselverklaring
beweert enkel beginselen te bevatten die reeds geldend recht zijn, worden de
decreten en handelingen in geval van betwisting nu reeds getoetst aan die
hogere normen. Dat gebeurt – en moet gebeuren - door de organen die daarvoor
bevoegd zijn, nl. de rechtscolleges (en voor decreten op de eerste plaats door
het Vlaams Parlement zelf, en subsidiair door het Grondwettelijk Hof), al dan
niet aangevuld met een bevoegdheid, zoals in Skandinavië, voor ambtenaren om zelfstandig
lagere normen buiten toepassing te laten als ze strijdig zijn met hogere normen
– een beginsel dat bij ons traditioneel niet wordt aanvaard.
5. Als het erom gaat duidelijk te
stellen dat de Vlaamse overheid er zich toe engageert ook bepaalde op een ander
niveau vastgestelde grondrechtencatalogi te respecteren, kan dat beter gebeuren
door art. 8 tot 58 van het Voorstel te vervangen door één enkele zin, zoals:
“Vlaanderen erkent en beschermt binnen de hem toekomende bevoegdheden de
rechten en vrijheden bepaald in de federale Grondwet en in de internationale Verdragen
waarbij Vlaanderen rechtstreeks of onrechtstreeks partij is en waarmee het
bevoegde parlement heeft ingestemd”.
Los van het feit dat het geheel
misplaatst is om te spreken van “ambitie” wanneer die er enkel in lijkt te
bestaan om een akte van geloof af teleggen in normen aan de totstandkoming
waarvan men niet heeft mogen participeren en niet om zichzelf een grondwet te
geven, of minstens eigen accenten te leggen, is het ook simplistisch te denken
dat men door het cumulatief overnemen en in elkaar schuiven van de bepalingen inzake
rechten en vrijheden van de Belgische Grondwet en het Handvest van grondrechten
van de EU een getrouw beeld geeft van het geheel van de voor Vlaanderen op dit
ogenblik bindende bepalingen inzake mensenrechten. Dergelijke bindende
bepalingen vinden we immers onder meer ook in het EVRM, alsmede in andere geratificeerde
instrumenten zoals het Verdrag inzake de rechten van het kind, het Verdrag
inzake burgerlijke en politieke rechten, het Verdrag inzake rassendicriminatie
(mét de voorbehouden die België heeft gemaakt inzake vrijheid van meningsuiting
natuurlijk). Ook vanuit een pedagogisch oogmerk (in één document samenbrengen
wat nu reeds geldt doch verspreid is over vele documenten) is dit een miskleun.
6. Bovendien is precies de keuze
voor het EU-Handvest nu net de verkeerde keuze. Immers, het EU-Handvest bevat
de rechten die de Unie erkent en handhaaft binnen haar bevoegdheidsdomein en
heeft dus een heel ander statuut dan bv. het Europees verdrag voor de rechten
van de Mens dat bepalingen inhoudt die betrekking hebben op de hele rechtsorde
van de verdragspartijen, zowel de federale bevoegdheidsdomeinen als de
deelstatelijke domeinen. Art. 6 van het VEU (Verdrag Europese Unie) bepaalt
immers dat “De bepalingen van het Handvest
houden geenszins een verruiming in van de bevoegdheden van de Unie zoals
bepaald bij de Verdragen”. Het gaat dus om regels die énkel gelden voor
enerzijds de Unie, en anderzijds de lidstaten
en hun deelstaten voor zover zij handelen in de omzetting of de uitvoering van
het Europees recht. Daarbuiten hebben de bepalingen van het EU-Handvest in
Vlaanderen géén rechtskracht. Weliswaar proberen sommige instanties op
sluipende wijze dit Handvest te laten gelden in materies waar de EU niet
bevoegd is, maar dat zou juist een reden moeten zijn om aan die sluipende
centralsiering juist niet mee te doen. De bepalingen van het EVRM daarentegen
en van andere geratificeerde verdragen (waarvan hoger enkele genoemd zijn)
hebben wél rechtskracht in Vlaanderen maar zijn desondanks niet opgenomen in
het voorstel. Men kan bedenkingen hebben bij de interpretatie van het EVRM door
het Hof in Straatsburg, maar de overname daarvan houdt in ieder geval een
minder grote afstand van autonomie in.
Waar de bepalingen van het
EU-Handvest vérder gaan dan die van het EVRM en de Belgische grondwet, gaat het
om rechten die de lege lata enkel
gelden binnen het bevoegdheidsdomein van de Unie. Die rechten ook intern
volledig laten gelden is een ideologische keuze die me in dit document “stoemelings” maakt en die
helemaal niet evident is en noch veel minder apolitiek zoals men beweert. Het
is een belangrijke inperking van de democratie om het Vlaams Parlement
impliciet het recht te ontzeggen om op domeinen waar Vlaanderen bevoegd is en
niet de Europese Unie, het Vlaams Parlement te verplichten om dezelfde grondbeginselen
te hanteren die geschreven werden voor de activiteiten van de EU binnen het
bevoegdheidsdomein van de EU.
7. Dat het EU-Handvest een
verkeerde keuze is blijkt ook duidelijk uit een reeks bepalingen die door de
auteurs van het Voorstel zeer secuur mee zijn overgenomen, maar waarvan een
opname in een Vlaamse Grondwet bijzonder betwistbaar is, en in ieder geval een
heel andere inhoud geeft aan dezelfde woorden. Dat geldt in het bijzonder voor
art. 46 van het voorgestelde Handvest: “Vlaanderen eerbiedigt de
verscheidenheid van cultuur, godsdienst en taal”. Dit heeft een totaal andere
inhoud dan de bepaling waaruit dit gekopieerd is, nl. “De Unie eerbiedigt de verscheidenheid van cultuur, godsdienst en taal”.
Dat laatste ligt in de lijn van art. 3 VEU: “De Unie eerbiedigt haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal
en ziet toe op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele
erfgoed” en art. 4 lid 2 VEU: “De Unie
eerbiedigt de gelijkheid van de lidstaten voor de Verdragen, alsmede hun
nationale identiteit die besloten ligt in hun politieke en constitutionele
basisstructuren, waaronder die voor regionaal en lokaal zelfbestuur”. Maar
het is natuurlijk iets heel anders om in een grondwet van de Unie te bepalen
dat de Unie de meertaligheid van de Unie erkent, dan wel in een Vlaamse grondwet
te schrijven dat Vlaanderen de meertaligheid van Vlaanderen erkent .....
Men kan de zaak ook niet
rechttrekken door gewoon die bepalingen eruit te gooien, want dan moet men er
eigenlijke alle bepalingen uitgooien die geen betrekking hebben op Vlaamse bevoegdheden
en waar de federale overheid exclusief bevoegd is om op te treden.
8. Ook bij andere bepalingen is
het resultaat vrij onzinnig; ik geef alvast twee voorbeelden.
Een eerste voorbeeld is de
omzetting van art. 9 EU-Handvest in art. 22 Voorstel: “Het recht te huwen en het recht een
gezin te stichten worden gewaarborgd volgens het geldend recht dat de
uitoefening van deze rechten beheerst.” Deze tekst is onbegrijpelijk. Ik
zie natuurlijk wel dat men geprobeerd heeft iets te doen met art. 9 Handvest: “Het recht te huwen en het recht een gezin te
stichten worden gewaarborgd volgens de nationale wetten die de uitoefening van
deze rechten beheersen”, maar die omzetting is krakkemikkig en
betekenisloos. Welke juridische inhoud en draagwijdte heeft het voor Vlaanderen
dat in zijn “Handvest” zo’n regel staat ? Dan had men beter art. 23 van het BuPo-Verdrag
overgenomen, dat evenens bindend is voor Vlaanderen, en het volgende bepaalt:
“1.Het gezin vormt de
natuurlijke en fundamentele kern van de maatschappij en heeft recht op
bescherming door de maatschappij en de Staat.
2. Het recht van mannen
en vrouwen van huwbare leeftijd een huwelijk aan te gaan en een gezin te
stichten wordt erkend.
3. Geen huwelijk wordt
gesloten zonder de vrije en volledige toestemming van de aanstaande
echtgenoten.
4. De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag nemen passende maatregelen ter verzekering van de gelijke
rechten en verantwoordelijkheden van de echtgenoten wat het huwelijk betreft,
tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan. In geval van ontbinding van
het huwelijk wordt voorzien in de noodzakelijke bescherming van eventuele
kinderen”.
Of maakt men ook hier stoemelings
ideologische keuzes door het rechtskrachtige art. 23 BuPO niét over te nemen ?
Het tweede voorbeeld is de
omzetting van art. 16 EU-Handvest in art. 42 Voorstel: “De
vrijheid van ondernemerschap wordt erkend overeenkomstig het geldende recht”. Dit is opnieuw
juridisch nietszeggend. Het geldende recht is per definitie recht dat geldt en
erkend wordt. Zeggen dat het geldende recht geldt of erkend wordt is dus een
zinloze uitspraak. Zeggen dat men iets maar erkent voor zover het geldend recht
is, is nietszeggend.
9. Een ander fundamenteel
probleem dat zich voordoet, en zich evenzeer zou voordoen indien men ervoor zou kiezen in plaats van het
EU-Handvest het EVRM als uitgangspunt te nemen, is dat geen recht wordt gedaan
aan de aparte rol en positie die enerzijds de bepalingen uit de Grondwet en
anderzijds die uit supranationale verdragen innemen in de rechtsorde. De
verhouding tussen een Grondwet en een internationaal menserechtenverdrag kan
niet zomaar een optelsom worden gevat.
Ten eerste is er onbetwist het
beginsel dat wanneer de Grondwet een hogere bescherming biedt van bepaalde
rechten, daaraan géén afbreuk wordt gedaan door het EVRM of het EU handvest.
Dat staat ook te lezen in art. 53
EU-Handvest, dat men poogt om te zetten in art. 57 Vlaams Voorstel. Dat art. 57
nu stelt: “Geen enkele bepaling uit dit
Handvest kan afbreuk doen aan de bescherming van de grondrechten, zoals die
bepaald is in de federale Grondwet en in de voor Vlaanderen bindende
internationale verdragen.” Maar dat staat in een tekst waarin men
tegelijkertijd alle bepalingen uit die federale grondwet (alsook die uit het
EU-Handvest) gekopieerd heeft – en waarbij uit de tekst niet blijkt welke
bepalingen uit die grondwet afkomstig zijn en dus een hoger beschermingsniveau
kunnen bieden.
Nog erger is dat men in art. 56 lid
2 Voorstel schrijft: “Voor zover deze
titel rechten bevat die corresponderen met rechten welke zijn gegarandeerd door
het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden, zijn de inhoud en reikwijdte ervan dezelfde als die
welke er door genoemd verdrag aan worden toegekend. Deze bepaling verhindert
niet dat het recht van Vlaanderen een ruimere bescherming biedt.” De
combinatie van de eerste en tweede zin is niet werkbaar, want men heeft geen
Vlaamse Grondwet die een ruimere bescherming zou kunnen bieden en men heeft de
bepalingen uit de Belgische Grondwet die een hogere bescherming kunnen bieden
net op gelijke voet geplaatst als de andere in dit Voorstel, en daarmee dus ook
onderworpen aan de interpretatieregel van art. 56 lid 2 – d.w.z. dat de
verderreikende rechten in de Belgische grondwet op de eerste plaats moeten
uitgelegd worden op het mogelijks lagere niveau van het EVRM !
10. Laat me enkele voorbeelden geven
waarbij dit Voorstel dus een inperking van grondrechten zou betekenen, omdat
het beschermingsniveauvan het EU-Handvest m.i. lager ligt dan dat van de
Belgische Grondwet:
a) de godsdienstvrijheid: de vrijheid van interne organisatie van
religieuze gemeenschappen is enkel door de grondwet gewaarborgd;
b) de vrijheid van onderwijs is in de Grondwet veel ruimer dan in het EVRM
of het EU-Handvest;
c) de specifieke waarborgen voor de vrijheid van meningsuiting in art.
25 Grondwet (verbod van censuur en andere preventieve maatregelen,
cascade-immuniteit, recht op een jury) ontbreken in het EVRM en het EU-Handvest.
Het recht op een jury ontbreekt overigens ook in het Voorstel !
d) de vrijheid van vreedzame vergadering is in de Belgische Grondwet
een stuk sterker dan in het EVRM, het EU-handvest en in dit Voorstel;
e) de vrijheid van vereniging is in de Belgische Grondwet een stuk
sterker dan in het EVRM en het EU-Handvest
en is in art. 25 a van het Voorstel zelfs sterk afgezwakt vergeleken met
de Grondwet ! Zo worden in art. 25 a de beperkingen op de vrijheid van
vergadering ook toepasselijk verklaard op de vrijheid van vereniging ! De Grondwet
daarentegen verbiedt elke preventieve maatregel inzake vrijheid van vereniging.
11. Hierbij moet men bedenken dat
zeer vele conflicten tussen grondrechten onderling niét kunnen worden opgelost
door middel van het beginsel dat men voorrang geeft aan het hoogste beschermingsniveau.
Bij een conflict tussen grondrechten betekent een hogere bescherming voor het
ene recht juist bijna altijd een inperking van het andere recht. Door alle rechten
op gelijke voet op te nemen ongeacht of ze uit de Grondwet komen dan wel uit
het EU-Handvest of een ander internationaal instrument, vermindert men dus
noodzakelijk de bescherming van die rechten die in de Belgische grondwet juist
sterker worden beschermd, zoals met name de vrijheid van meningsuiting,
vereniging, godsdienst en onderwijs. Dit in elkaar schuiven van teksten is dus
ideologisch allesbehalve neutraal maar een inperking van de klassieke
vrijheidsrechten ten gunste van andere ideologische opvattingen.
12. Nog erger is dat men in de
tekst ook enkele bepalingen uit het EU-Handvest heeft overgenomen die niet
alleen indruisen tegen de Belgische Grondwet, maar zelfs een hele reeks vrijheden
zeer zwaar inperken. Met name de opname van art. 54 EU-Handvest in art. 58 van
het voorstel is onaanvaardbaar. Deze bepaling, waarvoor terecht niets
gelijkaardigs is te vinden in de Belgische Grondwet (noch bv. in de Duitse en
al zeker niet in de Amerikaanse), luidt in het Voorstel:
“Geen van de bepalingen uit deze titel mag worden uitgelegd als zou zij
het recht inhouden enige activiteit te ontplooien of enige daad te verrichten
met als doel de in deze titel erkende rechten en vrijheden teniet te doen of de
rechten en vrijheden verdergaand te beperken dan door deze titel is
toegestaan.“
De gevolgen zijn drastisch. Dat
betekent immers bijvoorbeeld dat de vrijheid van meningsuiting niét het recht
inhoudt om te ageren voor een verdere beperking van een van de in de cataloog
opgenomen grondrechten. Wanneer men deze tekst aanneemt heeft men dus bv. niét
het recht om ervoor te pleiten dat de jaarlijkse vakantie met behoud van loon
(art. 30 c Voorstel) geen grondrecht meer zou zijn. Wanneer men deze tekst
aanneemt, heb ik niet meer de vrijheid van meninsguiting om te stellen dat de
overheid zich wél mag moeien met de benoeming van de “bedienaren van de
eredienst” (bv. ook imams) (art. 23 c Voorstel), dat de openbare scholen géén
keuze moeten aanbieden tussen een der erkende godsdiensten of
niet-confessionele zedenleer (art. 27 a lid 4 Voorstel), dat het
leerplichtonderwijs niet kosteloos moet zijn (art. 27 c lid 1 Voorstel), dat de
“morele of religieuze opvoeding” niet te laste van de gemeenschap moet zijn
(art 27 c lid 2 Voorstel), dat er beperkingen zouden moeten kunnen zijn aan het
recht van EU-burgers om hier werk te zoeken of diensten te verrichten (art. 30 b
Voorstel), dat arbeidsbemiddeling niet kosteloos zou moeten zijn (art. 33 Voorstel),
dat intellectuele eigendom niet moet beschermd worden (art. 43 b Voorstel), dat
het stemrecht voor EU-burgers uit andere lidstaten moet worden afgeschaft (art.
45 lid 1 Voorstel), dat het discriminatieverbod tussen burgers onderling moet
worden afgeschaft (art. 15 Voorstel), dat Vlaanderen géén taalverscheidenheid
moet respecteren (art. 46 Voorstel). Willen we echt het uiten van al die
meningen verbieden ??
13. Enkele van de belangrijkste
grondrechten ontbreken totaal, nl. omzeggens alle grondrechten die met
rechtsbescherming door de rechter te maken hebben. De Belgische Grondwet omvat
in dit verband veel meer waarborgen dan enkel maar wat in art. 19 van het
Voorstel is opgenomen.
14. Een andere zwakheid die uit de
gekozen ineenschuiftechniek volgt, is dat in een hele reeks artikelen wordt
gesproken van een regeling door de “wetgevende macht” in plaats van “bij wet” c.q. ”decreet”. Dit is problematisch om
2 redenen:
- ten eerste vanuit de functie van
een grondwet of handvest: een grondwet dient om de bevoegdheden en de beperkingen
daaraan te bepalen van de entiteit waarvoor het een grondwet is; iets zeggen
over de bevoegdheidsverdeling tussen de machten in een andere entiteit is ultra vires en geheel misplaatst in een
grondwet. Hetzelfde geldt voor deze in een resolutie verstopte pseudo-grondwet.
- in vele bepalingen die
overgenomen werden betekent de uitdrukking “bij wet” veel meer en ook ten dele
iets anders dan “door de wetgevende macht”. Wanneer een instrument zegt dan een
grondrecht enkel “bij wet” kan worden beperkt, betekent dit dat dit moet
gebeuren door middel van een algemeen geldende regel (wet in materiële zin) die
kenbaar is voor de burger en rechtszekerheid biedt. Die vereisten gaan volledig
verloren als men “bij wet” vervangt door “door de wetgevende macht”. Door die
wijziging zou het Parlement bv. een massa “Individualgesetze”
kunnen vellen, decreten voor individuele personen of gevallen.
15. Meer algemeen zie ik het nut
niet in van een niet-bindend document dat niets anders doet dan bepalingen
kopiëren uit bindende documenten, waarbij men in de overgrote meerderheid van
de gevallen ook niet eens de bevoegdheid heeft om die bepalingen zelf vast te
stellen.
Ik kan wel het nut inzien van een
ontwerp voor een Vlaamse grondwet zoals die er zou kunnen uitzien na de onafhankelijkheid
van Vlaanderen, of na de omvorming van België tot confederatie (of zelfs maar
na de uitvoering van de 5 resoluties van het Vlaams Parlement uit 1999). Maar
als Vlaams Parlement eerst (in 1999, maar toch herbevestigd en nooit herroepen)
een reeks resoluties stemmen die belangrijke hervormingen en
bevoegdheidsoverdrachten opeisen en nadien een resolutie stemmen waarbij men
zich “plechtig engageert” om binnen de nu bestaande Belgische Grondwet te
blijven is als een hond die met de staart tussen de benen afdruipt.
Het huidige voorstel is het volkomen tegendeel van een volk dat
zichzelf een grondwet geeft; het is een karikatuur van een Grondwet. Immers, de
inhoud is helemaal niet autonoom bepaald, maar volledig heteronoom. Dat wordt
gemotiveerd met de overweging dat het een “belangrijk politiek signaal” is dat
erin bestaat dat Vlaanderen “de eerste deelstaat (zou zijn) die het Handvest van de Grondrechten van de
EU als referentiekader erkent en opneemt in zijn beleidskader”. De keuze voor
dat Europees Handvest zou een apolitieke keuze zijn, en de politieke keuzes
overstijgen die in de vroegere voorstellen in verband met een Vlaamse grondwet
in het Vlaams Parlement voorkomen. Ik meen hierboven te hebben aangetoond dat
het document uitermate ideologische keuzes bevat, en dat die keuzes niet in de
lijn liggen van de klassieke vrijheidsrechten.
Kortom, in plaats van symbool te staan voor de autonomie van
Vlaanderen, staat zo’n Handvest symbool voor vazalliteit. Misschien is het
daarom dat het handvest heet zoals de door vorsten geoctroyeerde charters en
geen grondwet. In plaats van de uitdrukking te zijn van eigen politieke keuzes,
is het uitdrukking van de onmacht om zelf politieke keuzes te maken. Een testimonium
paupertatis.
[1] http://nieuwsbrief.cdenv.be/sites/cdenv/files/boekje_vlaanderen_web1.pdf,
intussen licht gewijzigd in de vorm van een ontwerp-resolutie voor het Vlaams
Parlement d.d. 30 mei 2012, http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2011-2012/g1643-1.pdf. Zie ook de toelichting
“Meerwaarde van het handvest voor Vlaanderen”, http://www.politics.be/persmededelingen/29778 en de parlementaire fiche op http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showParlInitiatief.action?id=672430.
Deze tekst verscheen in J. DE MOT & B. DEPOORTER (red.), Liber amicorum Boudewijn Bouckaert, die Keure Brugge / U. Gent oktober 2012.