Uitreiking van de Orde
van de Vlaamse Leeuw
aan Lieve en Louis
Vos-Gevers
te Aalst op 10 juli 2016
Toespraak door prof.
Matthias E. Storme
Voorzitter van de Orde
van de Vlaamse Leeuw
Hoogedelgestrenge burgemeester en schepenen in wier stad en
stadhuis wij te gast zijn (men moet altijd eerste de plaatselijke goden eren),
Hooggeachte collegae Vos-Gevers
en eerdere dragers van de Orde van de Vlaamse Leeuw,
Dames en heren vertegenwoordigers van ons volk op de verscheidene
niveaus,
Waarde landgenoten uit Noord- en Zuid-Nederland !
Zoals U weet wordt de Orde van de Vlaamse leeuw sinds
1971 regelmatig toegekend, vandaag voor de 33e maal, ter erkenning van verdiensten in verband met
:
- een consequente en kordate houding in de sociale en
culturele ontvoogding van de Vlaamse gemeenschap;
- prestaties die de integratie van de Nederlanden bevorderen;
- acties en initiatieven met het oog op de uitstraling
van de Nederlandse taal en cultuur.
Ik weet niet of het veel of weinig zeggend is dat in het
lijstje van 33 ordedragers er weliswaar een redelijk aantal historici zijn
opgenomen, maar dat het nog maar de tweede keer is dat een historicus omwille
van zijn werk als historicus is gelauwerd. En de eerste was in 1981 Arie
Willemsen die door professor Wils zopas nog onder uw aandacht werd gebracht.
In Lieve
Gevers en Louis Vos eren wij twee historici van de dynamiek van ons volk en
vooral zijn jeugd in de 19e en 20e eeuw. In een 35 jaar tijd hebben zij de
geschiedenis van de Vlaamse "Bewogen jeugd"
in talloze facetten uitgeplozen, geanalyseerd, beschreven, inzichtelijk gemaakt
en gesynthetiseerd. Beiden hebben ze enkele jaren geleden afscheid genomen van
hun respectievelijke leerstoel met een magnum
opus, een groot fresco van de religieuze, politieke en socio-culturele en
daarmee ook spirituele geschiedenis van de Vlamingen in de 20e eeuw: "Kerk
in de kering" is de
ene titel, "Idealisme en Engagement"
is de andere.
In een
tijdperk waarin een zeker cynisme veel idealisme verdacht heeft gemaakt staat
hun werk als een baken van tegelijk kritische en geëngageerde studie die ons
niet alleen leert hoe dat idealisme en engagement is ontstaan en zich heeft
ontwikkeld, maar ook wat het heeft teweeggebracht, in goede en kwade zin, en
wat het verval van die traditie vandaag meebrengt, welk gemis wij daar toch in
zekere zin aan hebben.
Dit
wetenschappelijk werk was niet mogelijk geweest indien de auteurs niet zelf in
dat engagement geworteld waren, en met name uit de jeugdbeweging komen, Lieve
Gevers uit de scouts of liever meisjesgidsen, en Louis Vos uit de KSA. Ik ga
mij hier niet vermeien om de verhouding tussen beide te bespreken, al hoop ik
een beetje op een nieuw gezamenlijk opus van beide laureaten hierover. Van mijn
ouders leerde ik dat Wilfried Martens uit de KSA kwam en Leo Tindemans uit de
scouts en dat dit veel van de verschillen tussen hen verklaarde. Hoe dat
verschil zich bij het echtpaar Vos-Gevers heeft uitgewerkt durf ik hier echter
niet te fantaseren, maar ik ben ervan overtuigd dat het mede daardoor thuis een
huis van toevlucht is geworden zoals Wies Moens dichtte op Kerstmis 1918, een
gedicht waar jullie zoveel waarde aan hechten, en dat ik natuurlijk geleerd heb
uit De dubbelfluit van Anton van
Wilderode:
Laat mij mijn ziel dragen in het
gedrang !
Tussen geringen staan en hun ogen
richten
naarboven waar blinken Uw eeuwige
sterren.
Ik wil een snoeier zijn in de
wijngaard,
een werkman bij het druivepersen.
Laat mij mijn ziel dragen in het
gedrang !
Mijn woord in de mond van
stamelaars,
mijn hand voor die liggen langs het
pad.
En voor het raam van mijn woning
een vlam in de nacht:
dat wie verdolen mocht
richt zijn schreden
naar het Huis van Toevlucht.
Ik zal het wasbekken klaar zetten,
brood en wijn op de tafel –
en het Boek geopend
aan de parabel van de Goede Herder.
Dit
gedicht heeft ook vele jaren opengelegen op een lezenaar in het salon van mijn
ouders.
In zijn
uitermate boeiende werk "De romantische orde",
waarin hij wil aantonen hoezeer onze cultuur vandaag nog steeds beheerst wordt
door de dynamiek van de romantiek, bespreekt Maarten Doorman het belang van wat
hij noemt "de romantische orde" voor de geschiedschrijving als een
geëngageerde, op het leven betrokken verhouding tot dat verleden. Die
verhouding bestond volgens Doorman uit pogingen om erdoor geïnspireerd te
geraken en er identiteit aan te ontlenen. Tegelijk hield dat een poging in om
het wezenlijk andere van het verleden te begrijpen,
en daar koppelen wij dan natuurlijk onder meer de naam van Ranke aan. De lezing
zowel van Karl Drabbe, zeker, heel duidelijk, en toch ook wel, zou ik durven
zeggen, die van Lode Wils, misschien willens nillens, getuigen mijns inziens
nog altijd van die romantische orde in de geschiedschrijving.
Doorman
probeert zoals gezegd aan te tonen dat ook vandaag de meeste vormen van
verwerping van de romantiek, wat bon ton
is, daar zelf nog ten zeerste door zijn bepaald. Wie de geschiedenis niet kent
is gedoemd ze te herhalen,
en volgens Marx komen alle zaken twee keer terug, eerst als tragedie en dan als
komedie.
Dat mag
ons natuurlijk niet verhinderen erg kritisch te zijn voor sommige hedendaagse
uitwerkingen van die romantiek, in een cultuur van consumptie en fragmentatie,
waar de doorgeslagen secularisering het zeer moeilijk maakt nog authentiek te
zijn. Hét ideaal van de romantiek, de authenticiteit, veronderstelt immers
zingevende kaders die het individuele leven overstijgen:
gemeenschap, natuur, religie. De idealen van de Vlaamse studerende jeugd in een
traditie van zo'n 150 jaar zijn versplinterd geraakt. Louis Vos en Lieve Gevers
hebben aangetoond hoezeer ook het nieuwlinkse engagement van de rode jaren 1968
en nadien uit die traditie voortkwam, maar ook hoe die daarmee is uitgedoofd.
Was het door het verval van het gevoel van verantwoordelijkheid ? Wellicht niet,
maar misschien toch wel door het wegvallen van een gevoel van
verantwoordelijkheid voor de eigen gemeenschap geruild voor een zogenaamd
kosmopolitisme. In een tijd van globalisering
echter herontdekken mensen het identitaire, zoals Louis Vos in een interview
enkele jaren geleden
nog benadrukte, er ons aan herinnerend dat er geen democratische staten zijn
zonder een nationale identiteit.
Die
identiteit moet weliswaar permanent herdacht worden, om opzettelijk een mij
geliefd meerzinnig woord te gebruiken: herdenken en hér-denken. En daarvoor
hebben we vanzelfsprekend ook historici nodig. Natuurlijk zijn de opdracht van
de historicus en die van het engagement buiten de bibliotheek verschillend,
maar zij staan niet volledig los van elkaar, zoals ik heb proberen uiteen te
zetten in de toespraak die ik gaf toen het tijdschrift Wetenschappelijke Tijdingen de Visser-Neerlandia-prijs kreeg in
1998.
Ook vandaag blijft dat onze opdracht, namelijk "Dat volk moet
herleven". En
wellicht hebben we daar ook - zoals
Newman dichtte - een vriendelijk licht voor nodig om ons te leiden (Lead, kindly light van Newman was het lievelingslied
van mijn grootvader August de Schryver dat hij nog heeft gezongen in het
laatste interview dat hij voor zijn overlijden op televisie heeft gegeven).
Want vergeten wij niet, traditie is niet de as aanbidden, maar het vuur
doorgeven.
Om alle
redenen die hier vandaag zijn genoemd, door professor Wils en Karl Drabbe die
ik hierbij wil bedanken voor hun boeiende toespraken met veel à boire et à manger, om die redenen en
de enkele die ik daar nog aan heb mogen toevoegen, is het dan ook met groot
genoegen dat wij jullie de Orde van de Vlaamse Leeuw uitreiken en dat ik jullie
nu het hieraan verbonden zilveren plaket overhandig.
George Santayana, Reason in Common
Sense (1905), 284: "Those who
cannot remember the past are condemned to repeat it".
Karl Marx, in Le 18
Brumaire de Louis Bonaparte, 7.
Matthias Storme, "De verhouding tussen een beweging en haar
geschiedenis - een bewogen verhouding ?" Toespraak bij de uitreiking van
de Visser-Neerlandiaprijs aan de Vereniging voor Wetenschap en het tijdschrift
Wetenschappelijke Tijdingen, Gent 14 november 1998, http://www.storme.be/WT.pdf.