Op 13 februari overleed in Amerika de wellicht
bekendste rechter uit het hooggerechtshof, Antonin Scalia. Onze media waren er
snel bij om hem zwart te maken en een totaal vertekend beeld te geven van zijn
methode en rechterlijke opinies. Scalia was immers een conservatief denker, en
dus moest natuurlijk in de verf worden gezet hoezeer hij zich zou hebben verzet
tegen allerlei progressieve ‘rechten’ zoals abortus, homohuwelijk en tutti quanti. Daarmee wordt verwezen
naar de ‘dissenting opinions’ die Scalia uitsprak bij een aantal ‘progressieve’
arresten van het Hof. De vraag die in die arresten aan bod kwam, was echter
helemaal niet of dergelijke rechten mochten worden ingevoerd, de vraag was of
ze uit de grondwet zelf voortvloeien en dus in alle staten van de VS en op alle
niveaus moeten worden ingevoerd. Scalia was van oordeel dat wanneer dergelijke
rechten niet in de Grondwet zijn opgesomd, dit niet de bevoegdheid van rechters
is, maar van de wetgever. Scalia verzette zich daarmee tegen de doctrine van de
“levende Grondwet”, die inhoudt dat rechters niet enkel de rechten moeten doen
eerbiedigen die beoogd werden bij het afkondigen van de Grondwet maar dat
rechters daaraan een “evolutieve interpretatie” moeten geven in het licht van
de opvattingen die vandaag het mooi weer uitmaken. Een opvatting die ook gretig
wordt toegepast door het Mensenrechtenhof in Straatsburg dat rechten erkent die
manifest niet beoogd werden door de staten toen zij het Mensenrechtenverdrag
afsloten.
De precieze opvatting van Scalia wordt overigens
zelfs door diegenen die het probleem wel hebben begrepen, nog vaak miskend: men
schrijft dat hij altijd de voorkeur gaf aan de historische bedoeling van de
wetgever, de original intent. Maar
Scalia was van oordeel dat bij wetten - en ook de Grondwet - men niet op zoek
moet gaan naar de bedoeling van de auteurs, maar naar de normale betekenis van
de tekst zelf. Hij herinnert eraan dat een wet zijn gelding niet haalt uit het
gezag van een persoon maar wel doordat er collectief een akkoord is bereikt
over een tekst. Wat telt is het akkoord dat bereikt werd en niet de motieven
van de leden van de vergadering, die nogal kunnen verschillen. Dat akkoord
wijzigen vereist volgens Scalia dat de daartoe bevoegde organen volgens de
geëigende procedure beslissen om dat te doen (naargelang het geval kan dat het
volk zelf zijn in een volksstemming dan wel een representatief orgaan als het
parlement); die bevoegdheid komt niet toe aan de rechter maar aan de wetgever.
Scalia heeft dan ook in zijn rechterlijke opinies nooit geschreven dat de
wetgevende macht - en in de federale structuur van Amerika meestal die van de
deelstaten - die rechten niet kan invoeren, maar enkel dat de rechter ze niet
kan opleggen. Dat getuigt vooral van een gehechtheid aan de democratie.
Scalia’s originalism was de reactie
op de verregaande wijze waarop rechters hun eigen ideologische voorkeuren
opleggen onder het mom van interpretatie van de Grondwet. Ook in Straatsburg en
in België gebeurt dat.
Scalia meende dat deze doctrine zowel voor
gewone wetten geldt als voor de Grondwet. Persoonlijk overtuigen de argumenten
me veel minder waar het om gewone wetten gaat, maar bij de interpretatie van de
Grondwet lijkt er mij een bijzondere reden te zijn voor die doctrine: als de
rechter een gewone wet interpreteert op een wijze die voor de democratische
meerderheid fout is, kan die meerderheid de wet wijzigen. Bij de Grondwet kan
dat slechts via een heel strikte procedure en met veel zwaardere meerderheid.
Koos Scalia dan altijd voor de meest beperkende
interpretatie van de Grondwet? Zeker niet, bij rechten die duidelijk door de
Grondwet werden toegekend was hij de grootste verdediger. Hij verdedigde de
vrijheid van meningsuiting duidelijk ook voor meningsuitingen waar hij het niet
mee eens was en die door conservatieven worden verafschuwd; hij kwam ook zeer
sterk op voor de rechten van verdachten in strafzaken.
Maar is het dan niet belachelijk om de
interpretatie van de Grondwet te willen laten afhangen van de betekenis die die
tekst meer dan 200 jaar geleden had? Worden daarmee de huidige en komende
generaties niet overgeleverd aan de opvattingen van een generatie ver voor hen?
Thomas Jefferson verdedigde bv. dat alle wetten slechts de geldingsduur van een
generatie zouden hebben, omdat geen generatie de volgende zou mogen binden.
Wel, Scalia’s opvattingen wilden er precies voor zorgen dat rechters van één
generatie aan een volgende generatie geen regels zouden opleggen waaraan ze
zichzelf niet gebonden achten. Enkel in de mate waaraan men zichzelf aan
overgeleverde wijsheid gebonden acht heeft men de legitimiteit om ook de
volgende generatie daaraan gebonden te achten. De Grondwet dient volgens Scalia
niet om de waan van de dag op te leggen maar precies om er ons tegen te
beschermen.
Voor ons Vlamingen komt daar zoals voor vele
Amerikanen ook het federalistische element bij: alles wat men de in de Grondwet
leest houdt immers een centralisering in, houdt in dat de deelstaten daarover
geen verschillende opvattingen mogen hebben. In een tijd waarin wij ervaren
hoezeer een Grondwet ons kan vergrendelen zouden we des te meer begrip moeten
hebben voor een rechter die niet bereid was om wat vandaag progressief heet
bijkomend in die grondwet te vergrendelen.
Matthias E. Storme
(Deze column verscheen in Grondvest 1 maart
2016)