Uitreiking
van de Orde van de Vlaamse Leeuw
aan
Jan Verroken
te
Aalst op 1 juli 2017
Toespraak door prof. Matthias E. Storme
Voorzitter van de Orde van de Vlaamse Leeuw
Hoogedelgestrenge heer schepen
in wier stad en stadhuis wij te gast zijn,
Hooggeachte heer Verroken
en eerdere dragers van de Orde
van de Vlaamse Leeuw,
Dames en heren
vertegenwoordigers van ons volk op de verscheidene niveaus,
Waarde landgenoten uit Noord-
en Zuid-Nederland !
Zoals U weet wordt de
Orde van de Vlaamse leeuw sinds 1971 regelmatig toegekend ter erkenning van
verdiensten in verband met :
- een consequente en
kordate houding in de sociale en culturele ontvoogding van de Vlaamse
gemeenschap;
- prestaties die de
integratie van de Nederlanden bevorderen;
- acties en initiatieven
met het oog op de uitstraling van de Nederlandse taal en cultuur.
U zal onmiddellijk begrijpen
dat onze gelauwerde van vandaag, de honderdjarige jan Verroken, daaraan
duidelijk beantwoordt. Het is de 34e maal dat de orde wordt uitgereikt, en de
eerste uitreiking was aan Ernest Soens, burgemeester van Strombeek-Bever die
verhinderde dat zijn gemeente geen faciliteitengemeente werd; we zijn dus volop
in de periode van de vastlegging van de taalgrens en dat is iets waarin de heer
Verroken een grote rol heeft gespeeld. De heer Soens heeft daarbij ook de
nodige portie burgerlijke ongehoorzaamheid aan de dag heeft gelegd; ik zal niet
hetzelfde durven beweren van de heer Verroken, maar dat hij regelmatig een
rebel is geweest zal niemand van ons ontkennen, en evenmin dat hij op de nodige
strepen heeft gestaan om de Vlaamse belangen te verdedigen. Wij knopen vandaag
dus in zekere zin terug aan bij die eerste Orde van de Vlaamse Leeuw.
Het nadeel van een gelauwerde die een hoge
leeftijd heeft bereikt is dat we een hele lange zitting zouden nodig hebben om
alles te vertellen wat hij verwezenlijkt heeft of waarin hij een belangrijke
rol heeft gespeeld; dit geeft mij omgekeerd de mogelijkheid om daar enkel maar
enkele rozijnen uit te pikken, enkele belangrijke passages in herinnering te
brengen en onder onze aandacht te brengen.
Van de KSA tot de talentelling
Om te beginnen wil ik eraan herinneren dat het
oudste spoor dat mij bekend is van de heer Verroken is dat hij gouwleider was
van de KSA Jong-Vlaanderen, wat nog eens het belang benadrukt van de
jeugdbeweging in onze geschiedenis. Vandaar ging het naar Leuven waar Jan Verroken
Germaanse filologie studeerde en afstudeerde in volle Tweede wereldoorlog met
een thesis over het leven van Edmund Burke. Nadien werd bij leraar te Ronse en journalist
bij De Ronsenaar en is daardoor in
contact gekomen met het proces in het voorjaar van 1945 van de katholieke
volksvertegenwoordiger en oorlogsburgemeester Leo Vindevogel. Hij heeft dat
proces van het begin tot het einde bijgewoond en maakte van een groot deel van
het proces, dat stenografisch was genoteerd, een verslag op dat een eerste maal
werd uitgegeven in 1945[1].
Daardoor heeft heel Vlaanderen kunnen vaststellen hoe in dat proces minstens op
procedureel vlak een loopje is genomen met de justitie.
In de loop van 1945 stond Jan Verroken als
arrondissementeel secretaris mee aan de wieg van de Christelijke Volkspartij,
waarvan mijn grootvader de eerste voorzitter werd. Twee jaar later, in 1947 was
hij een van de controleurs van de talentelling en stelde hij vast op welke
wijze deze in de praktijk gebeurden, reden waarom hij later altijd tegen dat
soort talentellingen heeft verzet, nu hij gezien had hoe dubieus, om niet te
zeggen vervalst, maar in ieder geval zij toen waren, natuurlijk ook voor een
stuk gegeven het naoorlogse klimaat waarin het politiek vaak niet geraden was
om het Nederlands als taal op te geven. Het is voor een groot deel te danken
aan mensen zoals Jan verroken dat er nadien geen dergelijke talentellingen meer
hebben plaatsgevonden en zij dus ook geen politiek-geografische consequenties
meer konden hebben.
De taalgrens
Vanaf die jaren publiceerde bij ook regelmatig
over de taalgrens[2], met
zijn taalkundige expertise en politieke feeling. Hij kreeg ook de kans om vrij
snel na de oprichting mee te werken aan het in juni 1949 opgestarte
Centrum-Harmel[3],
waarvan de rest van de Christelijke Volkspartij eigenlijk te laat het belang
heeft ingezien. In dat Centrum kwam men immers na rijp beraad tot de conclusie
dat er een taalgrens nodig was, dat er grenzen moeten zijn die moeten worden
gerespecteerd en niet elke tien jaar opnieuw in vraag kunnen worden gesteld.
Jan Verroken zag in dat het beter was een definitieve grens te bepalen waarbij
een aantal toegevingen werden gedaan - zo verdedigde hij de overdracht van Komen
en Moeskroen naar Henegouwen om een verdere verfransing van West-Vlaanderen te
stoppen, wat ook gelukt is; tegelijk bleef onder meer Voeren behouden.
In een recent interview stelde Jan Verroken dan
ook "zuivere grenzen zijn rustgevend. Tegen ruziezoekers die grenzen in
vraag stellen en kolonisten"[4].
Het doet me denken aan het wedervaren op het colloquium
dat in oktober 1993 aan de VUB werd georganiseerd onder de titel "van
wereldburger tot bange blanke man", en waarop Alain Finkielkraut als
spreker was uitgenodigd omwille van zijn kritische geschriften over het
nationalisme, waaronder La défaite de la
pensée. Finkielkraut kwam, maar deed niet echt wat van hem werd verwacht en
hield een lezing onder de titel "Eloge des frontières", Lof der grenzen[5].
Daarin herinnerde hij eraan dat het niet het respect voor naties en grenzen
oorlogen heeft veroorzaakt, maar juist het gebrek aan respect ervoor. De Tweede
Wereldoorlog is begonnen toen de Duitsers de grens met Tsjecho-Slowakije niet
meer erkenden en niet veel later in 1939 met veel poeha de grens met Polen door
tanks lieten stukrijden. Het is dus het respect voor grenzen dat de basis vormt
voor vrede.
En Jan Verroken heeft er ons ook altijd aan
herinnerd dat het territorialiteitsbeginsel een eis en een principe was van de
Walen, dat de definitieve keuze voor dit beginsel en voor een taalgrens werd
gemaakt op het socialistische taalcongres van 1929 in Charleroi, met de verwerping
van het "compromis des belges" van Huysmans en Destrée, een systeem
gegrond op een personaliteitsbeginsel waarbij men overal in België in elk van
beide twee talen zou kunnen bediend worden, school lopen e.d.m. Het is
duidelijk dat door de grote inwijking van Vlamingen in Wallonië, bijgestaan
door de eigen kapelanen, de Walen schrik hadden gekregen voor een vervlaamsing
van Wallonië en resoluut hebben gekozen voor het territorialiteitsbeginsel,
waarmee de Vlamingen konden instemmen. Maar dat beginsel is nooit aanvaard
geworden door bepaalde Brusselse kringen en door hun invloed hebben ook de
Franstalige partijen dat altijd opnieuw werd in vraag gesteld en dus vals
gespeeld.
De keuze voor een taalgrens maakt dat Jan Verroken
in die jaren ook grote inspanningen heeft gedaan om die grens zo zuiver
mogelijk te houden, dat wil zeggen met zo weinig mogelijk faciliteiten, die
altijd een bron van moeilijkheden zouden blijven. Voor een stuk is hij daarin
geslaagd, voor een stuk ook niet, reden waarom het compromis van Hertoginnedal
van 1963 nooit op zijn goedkeuring heeft kunnen rekenen.
Recent stelde Karl Drabbe in een interview bij de
honderdste verjaardag van Jan Verroken hem de vraag of de Vlamingen dan niet
hun meerderheid konden uitspelen, stelling die geassocieerd wordt met Frans van
Cauwelaert en Lode Claes en ook vandaag nog verdedigers vindt. Het antwoord
vond ik verbazend helder:
"De
macht van het getal ? Dat is maar een losse bende. Als daar geen politieke wil
achter steekt, zit ge met een Vlaamse kermis"[6].
En dat is natuurlijk juist: als die numerieke
meerderheid niet gepaard gaat met een collectieve wil en collectieve actie, dan
heb je daar niets aan. In dat licht hebben we dan toch niet de verkeerde keuze
gemaakt door voor autonomie te kiezen, ook om andere redenen trouwens.
Rol in de splitsing van Leuven
Jan Verroken is natuurlijk vooral bekend voor zijn
rol in de splitsing van de universiteit van Leuven in 1968. Ik herinner even
aan de achtergrond, op de eerste plaats het "mandement" van de bisschoppen
uit 1966 dat de splitsing van de Universiteit onbespreekbaar stelde. De
weerstand daartegen groeide naarmate de Franstaligen in Leuven steeds meer Franstalige
instellingen proberen uit te bouwen, Franstalige scholen eisten voor de
kinderen van het universitair personeel en dergelijke. Op 2 februari 1968 was de
bisschop van Brugge, Mgr. De Smedt, de eerste die zich van de andere
bisschoppen desolidariseerde en verklaarde dat het "mandement" van
1966 een vergissing was; het expansieplan van de Franstaligen in Leuven was
voor hem een zware provocatie tegen de Vlamingen was. Op 6 februari werd er
overal betoogd tegen de gang van zaken in Leuven. Jan Verroken, die ervan
overtuigd was dat een stemming in het Parlement een meerderheid voor de
splitsing en overheveling zou opleveren, ook omdat een deel van de Franstaligen
daarvoor gewonnen waren, niet noodzakelijk om dezelfde redenen natuurlijk,
probeerde het tot eens temming in het parlement te laten komen als
democratische oplossing. Om die reden interpelleerde hij op diezelfde 6
februari de regering, niet met de bedoeling de regering te doen vallen, maar om
de stemming te bekomen. Binnen de regering wilden de Franstalige ministers
echter niet zo ver gaan als nodig was voor de CVP-fractie, de regering was niet
in staat tot een gezamenlijk standpunt te komen. Het Belgisch politiek systeem
zat toen al zo in elkaar dat een stemming zonder akkoord van de regering niet
werd geduld. En dus heeft eerste minister Van den Boeynants het ontslag van zin
regering aangeboden zonder dat dit de bedoeling van Verroken was geweest. Enkele
dagen later, op 10 februari 1968, gaven de bisschoppen toe en stemden ze in met
de overheveling van de UCL uit Leuven.
Particratie en Egmontpact
Naar aanleiding van deze geschiedenis ben ik gaan
lezen in de memoires van Leo Tindemans[7],
die het heeft over Jan Verroken, en daarbij schrijft, ook terugblikkend naar de
jaren vijftig: "Jan was toen al een opvallend onafhankelijke
geest". En Tindemans voegt eraan toe dat het de overtuiging van de
heer Verroken was dat "moeilijke problemen moesten in het parlement worden
opgelost, niet door geheime onderhandelingen", door dialoog tussen de
volksvertegenwoordigers. Bij de val van de regering in 1968 was het voor hem
duidelijk dat het iets was dat in het parlement had kunnen opgelost worden en
had moeten opgelost worden, en dat door de particratie, die toen reeds
gevorderd was, dit niet beslecht werd waar het had moeten beslecht worden,
namelijk in het parlement.
Dit verhaal werd natuurlijk nog een stuk
duidelijker met het beroemde en beruchte Egmontpact. De heer Verroken was één
van de rebellen binnen de CVP die mee het Egmontpact heeft bestreden omdat dit
in strijd was met basisbeginselen van onze Grondwet en niet kon zonder een
behoorlijke grondwetswijziging, en het hele grondwettelijk evenwicht op de
helling zette. De val van het Egmontpact is er natuurlijk gekomen door de
individuele beslissing van eerste minister Leo Tindemans om - wegens de
weigering van de partijvoorzitters om de grondwettigheidsbezwaren ernstig te
nemen - ter plaatse in het parlement aan te kondigen dat hij zijn ontslag
aanbood aan de koning, maar dit gebeurde mede ten gevolge van de rebellie in
het Parlement.
Voor Jan Verroken was het daarnaast ook een strijd
tegen geheimdoenerij en particratie, voor transparantie en tegen de groeiende
almacht van de partijvoorzitters en ontmachting van het Parlement. Hij heeft in
detail uitgelegd hoe van de fractieleden werd geëist dat zij het akkoord
goedkeurden zonder dat zij kennis kregen van de teksten die zij zouden moeten
stemmen[8].
Je zou kunnen zeggen dat de heer Verroken ongeveer
de laatste echt onafhankelijke volksvertegenwoordiger was. Hij is dat ook
gebleven na zijn vertrek uit de Kamer, eerst in het Europees Parlement, waar
hij volgens sommigen weggepromoveerd was om minder in de weg te lopen in het
Belgisch Parlement, nadien als burgemeester van Oudenaarde; hij is er zelfs in
geslaagd om na 1988, toen hij met verwijzing naar zijn leeftijd niet meer op de
lijst mocht, nog 12 jaar als onafhankelijke herverkozen te worden en te zetelen
in de gemeenteraad van Oudenaarde, iets wat zeer weinigen gelukt is.
Graag wil ik eindigen met een ander citaat van Leo
Tindemans, dat mij bijzonder heeft getroffen, waar hij schrijft dat de heer
Verroken niet alleen een opvallend onafhankelijke geest was, maar ook dat hij
"had een verbazende kennis van het volksleven, mensen, planten en dieren.
De geschiedenis van de Vlaamse Beweging kende voor hem geen geheimen. Bij
iedere uiteenzetting kon je van hem nog iets leren dat in geen boek was te
vinden"[9].
Om alle redenen die hier vandaag zijn genoemd is
het dan ook met groot genoegen dat wij U de Orde van de Vlaamse Leeuw uitreiken
en dat ik U nu het hieraan verbonden zilveren plaket graag overhandig.
[1] Het werd heruitgegeven in 1949 door Valère Depauw onder de schuilnaam Bernhard van goor, Het proces en de terechtstelling van Leo Vindevogel, uitg. Luctor en
een derde maal als Het proces Vindevogel,
Davidsfonds 1974, met inleiding door Guido Moons
en Juridische kanttekeningen door Koen Baert.
[2] O.a. Hoe zijn wij de oplossing van het
taalgrensconflict, 1950; "Historische kijk op
het taalgrensprobleem", De Gids
op maatschappelijk gebied 1960, 419-442.
[4] Interview met
Wouter Woussen, de Standaard 15
oktober 2011, http://www.standaard.be/cnt/q43h40cf.
[5]
Gepubliceerd
in H. Corijn (ed.), Vanw ereldburger tot bange, blanke man, Brussel: VUB press
1994, 67 v.
[6] Interview 29 januari 2017,
http://www.doorbraak.be/nl/jan-verroken-honderd-ik-volgde-altijd-mijn-eigen-lijn
[8] Zie het
interview met Pieter Bauwens op 13 februari 2013,
http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/'egmont-een-serieuze-staatsgreep-geweest'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten