zaterdag, december 19, 2020

Erkenning zelfbeschikkingsrecht meer dan ooit nodig

2020 was voor vele zaken een slecht jaar, maar jammer genoeg ook voor het zelfbeschikkingsrecht der volkeren, ook al hernam het Verenigd Koninkrijk - in feite de Engelse meerderheid erin - zijn soevereiniteit op 31 januari 2020 door middel van de 'Brexit'. Het was een slecht jaar in België, waar de twee grootste partijen van het land, namelijk de Vlaams-nationale, aan de kant werden geschoven bij de federale regeringsvorming. Het was een slecht jaar in Catalonië waar geweldloze strijd voor zelfbeschikking meedogenloos wordt vervolgd en gestraft met lange gevangenisstraffen. Het was een slecht jaar voor de Armeniërs met een Blitzkrieg door Azerbeidjan en Turkije, met gebruik van Syrische islamistische huurlingen, tegen de Armeense republiek van Artsakh en etnische zuiveringen als gevolg ervan. Het was een slecht jaar voor Tigre, waar de autonomie binnen de federale staat Ethiopië bloedig werd gesmoord. En al is het minder evident om van een natie te spreken bij Hong Kong, het was in ieder geval een slecht jaar voor de zelfbeschikking van het volk van HongKong met de Gleichschaltung door de volksrepubliek China. En ik vergeet wellicht andere even relevante gevallen. Nochtans is er nergens duurzame vrede mogelijk zonder erkenning van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. 

 

In het Europees parlement wordt door de meerderheidspartijen (de drie traditionele families) een maskerade opgevoerd waarbij in het theater van verdediging van mensenrechten en rechtsstaat vooral geen enkel respect voor dit zelfbeschikkingsrecht te vinden is. Elke passage die kritisch is voor de repressie in Catalonië door de Spaanse staat wordt gecensureerd. Het is natuurlijk veel gemakkelijker om kritiek te uiten op landen als Polen of Hongarije waar er nochtans geen politieke gevangenen zijn. Het Ierse lid van het EP Clare Daly was aangesteld voor de redactie van het rapport over de staat van de mensenrechten in Europa in 2018-2019 en stemde uiteindelijk tegen haar eigen rapport omdat het door de meerderheidspartijen geamputeerd was geworden (24 november 2020). Een amendement van Diana Riba (ERC) dat opriep tot respect voor het zelfbeschikkingsrecht werd weggestemd. Nochtans toont de geschiedenis aan dat een gebrek aan erkenning daarvan omzeggens altijd ook leidt tot ernstige schendingen van individuele fundamentele vrijheden van burgers, zoals duidelijk blijkt in Catalonië. Een tekst van het Europees parlement die de verwijzing naar die manifeste schendingen censureert, kan dan ook geen enkele geloofwaardigheid hebben. 

 

De uitdrukking gevangenis der volkeren werd in het verleden vooral gebruikt voor het tsaristische Rusland, waaruit alvast enkele volkeren bevrijd werden bij het einde van de Eerste Wereldoorlog (Polen, Litouwers, Letten, Esten en Finnen). Vandaag geldt de uitdrukking in Europa vooral Spanje, en het toedekken ervan door de Europese Unie maakt deze laatste jammer genoeg ook voor sommige volkeren tot gevangenis. Natuurlijk wil dit niet zeggen dat het een bevoegdheid van de Europese Unie is om te beslissen op welke wijze de Catalanen hun zelfbeschikkingsrecht al dan niet willen uitoefenen. En natuurlijk kunnen andere staten beslissen om een land na secessie al dan niet te erkennen, al mogen we daarbij opmerken dat er vele andere staten erkend worden die veel minder beantwoorden aan de volkswil en veel minder democratisch zijn. Wat men van de EU echter wel gerechtigd is te eisen, is dat men geen teksten stemt over mensenrechten waarin men op allerlei manieren de beleidskeuzes van landen die niet in pas lopen van de politieke correctheid aanklaagt, maar niet de schendingen van de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging, recht op een eerlijk proces en recht op volksbevraging door de Spaanse staat.

 

Matthias Storme

 

(uit Grondvest januari 2021 p. 5)

 

 

maandag, oktober 05, 2020

Onze meervoudige identiteit

 Weinig begrippen zijn vandaag moeilijker te vatten en meer omstreden dan het begrip identiteit. Enerzijds vereist een natie om werkzaam te zijn dat de leden ervan zich er tot op zekere hoogte mee identificeren, met name door middel van klassieke ingrediënten zoals taal, gemeenschappelijke geschiedenis, religie, gemeenschappelijke overtuigingen over eerbaarheid en fatsoen. Tegelijk wordt daartegen opgeworpen dat mensen zich op vele wijzen identificeren met andere personen en andere kenmerken, dat ze zich identificeren aan de hand van een beroep, een familie, een geslacht, een hobby, een afkomst, een woonplaats, een familiale status, een leeftijd, een politieke overtuiging e.d.m. Hoe verhoudt zich dat ? Is daar geen contradictie ? In een normale moderne samenleving spelen wij juist allemaal meerdere rollen spelen. Een familiale rol, een rol in het verenigingsleven, een professionele rol, een politieke rol als kiezer, een rol als buurman. In die verschillende rollen, waar wij uiteenlopende ervaringen hebben, herkennen wij onze ervaringen in die van anderen, gaan wij ons dus identificeren met mensen met wie we een zekere lotsverbondenheid hebben. En dat is maar goed ook, zo werkt een gezonde samenleving. Het gaat hier om vormen van diversiteit die noodzakelijk zijn voor een moderne samenleving; leeftijd, geslacht, familiale status, beroep, politieke diversiteit, enzovoort.

 

Ten onrechte leidt men daaruit wel af dat elke vorm van diversiteit een meerwaarde is. Weliswaar wordt een veelheid van identificaties maar problematisch op het ogenblik dat zij leidt tot conflicterende loyaliteiten op die vlakken waar loyaliteit belangrijk is. Maar de identificatie die nodig is om een politieke gemeenschap te vormen betreft niet alle facetten van het leven. Je kan perfect met mensen een politieke gemeenschap vormen, en bereid zijn om belastingen te betalen, terwijl je op heel veel zaken die niet relevant zijn voor die politieke gemeenschap, heel verschillend en heel divers kan zijn en met verschillende categorieën van mensen kan identificeren. Het feit dat ik intellectueel mij misschien het meest verbonden voel met collega's die ergens anders in de wereld leven, meer dan met mijn collega's hier, doet geen enkele afbreuk aan mijn loyaliteit ten aanzien van mijn universiteit en mijn burgerschap in deze samenleving. Zo zijn er vele voorbeelden. 

 

Maar het is daarom nog geen goede zaak wanneer men die rollen en die verbondenheden gaat thematiseren als identiteiten. Vandaag is het claimen van een identiteit in de samenleving vaak een strategie is om zichzelf en dat wil dus zeggen, zijn eigen gedragingen, aan regels en normeringen en debat te onttrekken. Het is een manier om te zeggen: "Het is mijn identiteit; je mag daar niet over discussiëren. Je mag mij daar niet op aanspreken. Ik ben zo, dus je moet mij de les niet spellen en die regels zijn op mij niet van toepassing. Ik moet mij daar niet naar gedragen". Dat is de negatie van de identiteit als verbondenheid: "dit is wat wij samen doen en zo doen wij dat".

 

Onder het mom van liberalisme leidt dat soort identiteitsopbod tot een zeer illiberale samenleving, een samenleving waarin de norm voor de vrijheid van meningsuiting ligt in de mate waarin de toehoorder zich zou kunnen beledigd of gediscrimineerd of op zijn tenen getrapt voelen. De vrijheid van meningsuiting wordt dan bepaald door de graad van gevoeligheid van de toehoorder. Dat heeft natuurlijk ook te maken met, naar een woord van Sloterijk, de pathologie van het toebehoren: omdat veel mensen niet meer weten tot welke culturele gemeenschap ze behoren, of daar niet toe willen behoren, gaan ze een burcht opbouwen, zeggen "mijn identiteit is onaantastbaar en u mag dat niet in vraag stellen, want niet alleen beledigt u mij, maar bovendien en veel erger, u discrimineert mij wanneer u mijn identiteit niet even belangrijk vindt als alle andere en u begaat zelfs een misdrijf".

 

Kortom, er is echt wel een middenweg te bewandelen waarbij diversiteit wordt geëerd waar ze verrijkt, en  we tegelijk onze collectieve autonomie en identiteit opeisen op het niveau waar een natie wel nog mogelijk is waarin iedereen de hogergenoemde rollen kan spelen.


(Deze bijdrage verscheen in Grondvest oktober 2020)


Matthias E. Storme

donderdag, mei 28, 2020

Duitse Grondwettelijk hof stelt perken aan de onbegrensde uitleg van EU-bevoegdheid

Duitse Grondwettelijk hof stelt perken aan de onbegrensde uitleg van EU-bevoegdheid

In deze tijd van epidemie is het velen allicht ontgaan dat op 5 mei jl. een zeer fundamentele beslissing is genomen door het Duits Grondwettelijk Hof over de begrenzing van de aan de Europese Unie overgedragen bevoegdheden. In eerdere arresten had het Hof al meermaals beslist dat het behoud van een echte democratie vereist dat er voldoende bevoegdheden op nationaal niveau blijven en dat de bevoegdheid van de Europese instellingen begrensd wordt door onder meer het subsidiariteitsbeginsel (geen zaken die de lidstaten zelf beter kunnen doen) en het evenredigheidsbeginsel (handelingen van de Europese instellingen moeten nodig zijn voor de doelstellingen van de EU en mogen geen onevenredige gevolgen hebben voor de bevoegdheden van de lidstaten). Deze beginselen werden ingeschreven in de herziene Europese Verdragen (Verdrag van Lissabon). Echter, de Europese instellingen, en in dit geval de ECBN (Europese Centrale Bank) en het Hof van justitie, zijn niet echt geneigd om deze beginselen ernstig te nemen en een reële toetsing van Europese beslissingen aan de hand van die principes door te voeren. Nu heeft voor het eerst in de geschiedenis het Duitse Bundesverfassungsgerichthof, zowat de meest gerespecteerde instelling van Duitsland en misschien zelfs Europa, niet meer enkel gewaarschuwd, maar ook een sanctie uitgesproken. In de zaak ging het om het massaal opkopen door de ECB en de ermee verbonden nationale banken van de Eurozone van overheidsobligaties en aanverwante effecten. Dit opkoopprogramma is het PSPP-programma en daarmee worden indirect de lidstaten die schulden maken gefinancierd. Het ging reeds om 2088 miljard euro .... De vraag luidde of dit nog aan het evenredigheidsbeginsel beantwoordt en of de ECB wel voldoende ernstig de voor- en nadelen in economische gevolgen van deze massale aankopen afweegt.

Het Duitse Hof heeft eerst, vooraleer zelf te oordelen, aan het Europese Hof van Justitie de kans gegeven om vanuit zijn opdracht tot controle over de ECB die toetsing door te voeren (prejudiciële vraag). Het Hof heeft in antwoord daarop de Duitse vraag op een respectloze wijze afgewimpeld en geweigerd een ernstige toetsing door te voeren. Dat er dan vervolgens in het einddoordeel van het Duitse Hof (5 mei 2020) harde woorden zouden vallen aan het adres van het Europese Hof is dan ook volkomen gerechtvaardigd. Het Duitse Hof besliste niet alleen dat de ECB haar werk niet doet door geen toetsing door te voeren van de effecten van haar opkoopprogramma. Het besliste verder dat het Europese Hof evenmin zijn opdracht vervult, door de beperkingen die de EU-Verdragen inhouden aan wat de Europese instellingen wel of niet kunnen doen, niet toe te passen in zijn oordeel. De interpretatie die het Europese Hof geeft aan het evenredigheidsbeginsel als beperking aan wat de EU mag doen, is volgens het Duitse Hof gewoonweg juridisch onverdedigbaar. 

Het Europese Hof van Justitie heeft zichzelf in de loop der jaren een bijzonder grote macht toegekend op basis van de bepaling in de Europese Verdragen (nu art. 19 van het Verdrag inzake de Europese Unie, VEU) die stelt dat het Hof "verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van de Verdragen". Het heeft op basis daarvan een zeer ruime uitlegging gegeven aan die "rule of law", waarmee men bv. in het voorbije jaar is overgegaan tot m.i. niet minder dan een staatsgreep in Polen (tegen door de Poolse grondwetgever besliste bepalingen in de Poolse Grondwet), of het verbod in de Duitse grondwet dat de staat zich moeit met de interne organisatie van kerkgemeenschappen (scheiding van kerk en staat) opzijgeschoven, en eerder reeds discriminatieverboden verkondigd die geen grondslag hadden in het geldende recht. 

Van zeer groot belang is daarom met name dat volgens het Duitse Hof niet alles wat Europese rechters beslissen onder de noemer van de "rule of law" ook tot hun bevoegdheid behoort, of anders gezegd dat de opdracht op de eerbiedging van het recht te verzekeren geen vrijbrief inhoudt voor een onbegrensde uitlegging van wat de Europese Verdragen allemaal aan bevoegdheden zou inhouden voor de Europese instellingen en aan  verplichtingen zou inhouden voor de lidstaten. 

De Europese instellingen toonden zich onmiddellijk een slechte verliezer met sloganeske uitlatingen die op geen enkele wijze kunnen tippen aan de uitvoerige en al bij al zeer genuanceerde argumentatie van het Duitse arrest. De dialoog die het Duitse Hof altijd heeft proberen te voeren wordt botweg geweigerd. Nochtans vereisen zowel de democratie als de "rule of law" dat de  nationale grondwettelijke hoven kunnen controleren of de Europese instellingen niet meer nemen dan wat op grondwetsconforme wijze aan de Unie werd toevertrouwd.

Matthias Storme


 
Locations of visitors to this page