Duitse Grondwettelijk hof stelt perken aan de onbegrensde uitleg van EU-bevoegdheid
In deze tijd van epidemie is het velen allicht ontgaan dat op 5 mei jl. een zeer fundamentele beslissing is genomen door het Duits Grondwettelijk Hof over de begrenzing van de aan de Europese Unie overgedragen bevoegdheden. In eerdere arresten had het Hof al meermaals beslist dat het behoud van een echte democratie vereist dat er voldoende bevoegdheden op nationaal niveau blijven en dat de bevoegdheid van de Europese instellingen begrensd wordt door onder meer het subsidiariteitsbeginsel (geen zaken die de lidstaten zelf beter kunnen doen) en het evenredigheidsbeginsel (handelingen van de Europese instellingen moeten nodig zijn voor de doelstellingen van de EU en mogen geen onevenredige gevolgen hebben voor de bevoegdheden van de lidstaten). Deze beginselen werden ingeschreven in de herziene Europese Verdragen (Verdrag van Lissabon). Echter, de Europese instellingen, en in dit geval de ECBN (Europese Centrale Bank) en het Hof van justitie, zijn niet echt geneigd om deze beginselen ernstig te nemen en een reële toetsing van Europese beslissingen aan de hand van die principes door te voeren. Nu heeft voor het eerst in de geschiedenis het Duitse Bundesverfassungsgerichthof, zowat de meest gerespecteerde instelling van Duitsland en misschien zelfs Europa, niet meer enkel gewaarschuwd, maar ook een sanctie uitgesproken. In de zaak ging het om het massaal opkopen door de ECB en de ermee verbonden nationale banken van de Eurozone van overheidsobligaties en aanverwante effecten. Dit opkoopprogramma is het PSPP-programma en daarmee worden indirect de lidstaten die schulden maken gefinancierd. Het ging reeds om 2088 miljard euro .... De vraag luidde of dit nog aan het evenredigheidsbeginsel beantwoordt en of de ECB wel voldoende ernstig de voor- en nadelen in economische gevolgen van deze massale aankopen afweegt.
Het Duitse Hof heeft eerst, vooraleer zelf te oordelen, aan het Europese Hof van Justitie de kans gegeven om vanuit zijn opdracht tot controle over de ECB die toetsing door te voeren (prejudiciële vraag). Het Hof heeft in antwoord daarop de Duitse vraag op een respectloze wijze afgewimpeld en geweigerd een ernstige toetsing door te voeren. Dat er dan vervolgens in het einddoordeel van het Duitse Hof (5 mei 2020) harde woorden zouden vallen aan het adres van het Europese Hof is dan ook volkomen gerechtvaardigd. Het Duitse Hof besliste niet alleen dat de ECB haar werk niet doet door geen toetsing door te voeren van de effecten van haar opkoopprogramma. Het besliste verder dat het Europese Hof evenmin zijn opdracht vervult, door de beperkingen die de EU-Verdragen inhouden aan wat de Europese instellingen wel of niet kunnen doen, niet toe te passen in zijn oordeel. De interpretatie die het Europese Hof geeft aan het evenredigheidsbeginsel als beperking aan wat de EU mag doen, is volgens het Duitse Hof gewoonweg juridisch onverdedigbaar.
Het Europese Hof van Justitie heeft zichzelf in de loop der jaren een bijzonder grote macht toegekend op basis van de bepaling in de Europese Verdragen (nu art. 19 van het Verdrag inzake de Europese Unie, VEU) die stelt dat het Hof "verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van de Verdragen". Het heeft op basis daarvan een zeer ruime uitlegging gegeven aan die "rule of law", waarmee men bv. in het voorbije jaar is overgegaan tot m.i. niet minder dan een staatsgreep in Polen (tegen door de Poolse grondwetgever besliste bepalingen in de Poolse Grondwet), of het verbod in de Duitse grondwet dat de staat zich moeit met de interne organisatie van kerkgemeenschappen (scheiding van kerk en staat) opzijgeschoven, en eerder reeds discriminatieverboden verkondigd die geen grondslag hadden in het geldende recht.
Van zeer groot belang is daarom met name dat volgens het Duitse Hof niet alles wat Europese rechters beslissen onder de noemer van de "rule of law" ook tot hun bevoegdheid behoort, of anders gezegd dat de opdracht op de eerbiedging van het recht te verzekeren geen vrijbrief inhoudt voor een onbegrensde uitlegging van wat de Europese Verdragen allemaal aan bevoegdheden zou inhouden voor de Europese instellingen en aan verplichtingen zou inhouden voor de lidstaten.
De Europese instellingen toonden zich onmiddellijk een slechte verliezer met sloganeske uitlatingen die op geen enkele wijze kunnen tippen aan de uitvoerige en al bij al zeer genuanceerde argumentatie van het Duitse arrest. De dialoog die het Duitse Hof altijd heeft proberen te voeren wordt botweg geweigerd. Nochtans vereisen zowel de democratie als de "rule of law" dat de nationale grondwettelijke hoven kunnen controleren of de Europese instellingen niet meer nemen dan wat op grondwetsconforme wijze aan de Unie werd toevertrouwd.
Matthias Storme