Net zoals na het afstemmen van het ontwerp van Europese Grondwet door de bevolking van Frankrijk en Nederland mochten we de voorbije dagen na het afstemmen van de als Verdrag van Lissabon vermomde Grondwet in Ierland weer reacties horen die vooral van onbeschaamdheid getuigen. De "verwende egoïstische" en "domme" Ieren zouden nu alle andere volkeren van Europa gijzelen en die schitterende toekomst die het verdrag van Lissabon aan Europa zal verlenen proberen te verhinderen. De wapens worden klaargemaakt om een klein volk als het Ierse dan maar door chantage op de knieën te brengen. Want het kan toch niet dat één land alles blokkeert, nietwaar. Desnoods moet dat er dan maar uit gegooid worden, toch ?
Mag ik het misschien toch maar even in andere termen uitleggen ?
Stel dat je enkele bedrijven hebt die al jaren samenwerken; ze hebben daartoe een samenwerkingsovereenkomst gesloten die niet altijd gemakkelijk functioneert maar alvast tot behoorlijke resultaten heeft geleid. De CEO's van de grootste bedrijven vinden echter dat het allemaal niet genoeg is en sturen aan op een verkapte fusie. Er worden vergaderingen belegd voor alle CEO's om ze onder druk te zetten tot zo'n akkoord te komen. De aandeelhouders hebben hierin natuurlijk geen inspraak. De CEO's hebben geen mandaat gekregen van hun respectievelijke aandeelhouders. Twee van hen zijn zelfs al eens uitdrukkelijk teruggefloten door hun aandeelhouders, en hebben dan gevraagd om de fusie een andere naam te geven, partnership of iets anders dat wat zoeter klinkt. Onder de bekende druk om toch maar tot een akkoord te komen gaan de CEO's allemaal overstag en tekenen ze een principeakkoord. De meeste CEO's schakelen vervolgens de aandeelhouders gewoon uit. Ze zorgen ervoor dat de Algemene Vergadering gewoon niet kan samenkomen. Maar één enkele CEO speelt het spel correct en roept de algemene vergadering (AV) wel samen. Het voorstel wordt weggestemd. De AV wil gewoon de bestaande samenwerking voortzetten.
Elke normale jurist zal zeggen dat die AV niets anders vraagt dan dat de overeenkomst die werkelijk gesloten is, de samenwerkingsovereenkomst van jaren geleden, daartoe het vanzelfsprekende recht heeft. Als een contractspartij gewoon bij de bestaande overeenkomst blijft, en de andere die partij dwingen om die te veranderen, dan zij het de anderen die contractbreuk plegen.
Een heel kleine minderheid van aandeelhouders die de fusie tegenhoudt ? Neen, een meerderheid van het bedrijf dat niet wil fuseren. Dat is perfect hun recht. Wat onrecht is, is dat de aandeelhouders van de andere bedrijven de mond wordt gesnoerd. Zij mogen zelfs niet eens stemmen. Dus is de stand niet 26 tegen 1, maar wel 0 tegen 1, of misschien correcter nog 2 tegen 3 (Spanje en Luxemburg tegen Frankrijk, Nederland en Ierland: de enige landen die een referendum hebben gehouden).
En kom nu niet zeggen dat de mensen om de verkeerde redenen neen gestemd hebben. Dan kan ik met nog veel meer argumenten zeggen dat al die "leiders" om de verkeerde redenen gekozen zijn bij de jongste verkiezingen. Bovendien dient dat argument alleen maar om de mensen dom te houden. Als dat niet de bedoeling is, dan is er maar één remedie: meer referenda. En wel telkens als er voldoende handtekeningen ingezameld worden, en niet alleen wanneer de Elyzeese heersers of andere paladijnen het nuttig achten.
Bij voorkeur natuurlijk met een stemming per thema en niet over alles tegelijk zoals bij het Verdrag van Lissabon. Het is natuurlijk al te gemakkelijk om het volk te verwijten dat ze niet alles begrepen hebben als je ze maar één vraag voorlegt over alles tegelijk. Splits de vraagstelling op in plaats van hypocriet te stellen dat men tegen alles neen zegt omdat men slechts tegen één ding neen wil zeggen. Zo herinner ik me dat Dehaene zich enkele jaren terug tegen een referendum over de Europese Grondwet verzette omdat de mensen zouden tegenstemmen omdat ze tegen de toetreding van Turkije zijn. Wel, laat ze dan apart stemmen over die toetreding in plaats van hen ondemocratisch die mogelijkheid te ontzeggen en alles maar verder door de strot te jagen.
Laat Europa eerst maar een stuk transparanter, democratischer en minder verspillend worden vooraleer het nieuwe bevoegdheden krijgt. En laten we ons - wanneer er nog eens over democratie en bescherming van minderheden gesproken wordt - goed herinneren welke journalisten en politici er niet voor terugschrikken chantage in te zetten jegens de Ieren.
woensdag, juni 25, 2008
donderdag, juni 05, 2008
Mevrouw Badinter wil in uw plaats beslissen welke eigenschappen van uw bruid relevant zijn
Veel poeha vorige week over een vonnis van de burgerlijke rechtbank in Rijsel van 1 april 2008 (1): die had op verzoek van een echtgenoot zijn huwelijk nietig verklaarde wegens dwaling of bedrog "omtrent een wezenlijke eigenschap" omdat zijn vrouw bij het huwelijk verzwegen had dat ze geen maagd meer was. Een islamitische echtgenoot, ja, maar dit is juridisch irrelevant. Nadat dit vonnis publiek werd door publicatie in de Recueil Dalloz van 22 mei 2008 (2) verontwaardigde reacties alom ...
Bij wijze van voorbeeld de reactie van Elisabeth Badinter:
"Je suis ulcérée par la décision du tribunal d’accepter de juger ça parce que la sexualité des femmes est une affaire privée et libre en France, absolument libre (…)".
Vandaag verscheen er in Le Monde een artikel dat de zaken toch een beetje in het juiste perspectief zet en duidelijk maakt dat de uitroep van Badinter nonsens is: Anne Chemin, "Les paradoxes du jugement de Lille" (3).
Anne Chemin wijst er zeer terecht op dat dit vonnis volledig past in de liberale logica die het huwelijk uitsluitend in termen van (volgehouden) vrije keuze van de partners ziet. De nietigverklaring was gebaseerd op art. 180 burgerlijk wetboek: ""S'il y a eu erreur dans la personne ou sur les qualités essentielles de la personne, l'autre époux peut demander la nullité du mariage". Dit artikel werd in 1975 ingevoerd samen met het recht op echtscheiding door ondelringe toestemming. Beide bepalingen zijn duidelijk geïnspireerd door de tendens tot liberalisering van huwelijk en echtscheiding, die het huwelijk meer en meer als een gewoon contract ziet. Wel, als het een contract is, dan is dat contract nietig in geval van bedrog of verschoonbare dwaling van één der partijen betreffende elk element dat door die partij bij weten van de tegenpartij subjectief als wezenlijk werd beschouwd.
In de negentiende eeuw werd het huwelijk nog niet als een gewoon contract beschouwd maar als een essentiële instelling van de samenleving; dan gold de regel "en mariage, trompe qui peut", wat wil zeggen (ja, dames en heren, enkel wil zeggen) dat verzwijging bij het aangaan van het huwelijk geen grond tot nietigheid was.
In casu heeft de rechtbank vastgesteld dat beide partijen het erover eens waren dat dit element voor één der contractspartijen subjectief wezenlijk was en dat het verzwegen was; in de "moderne" opvatting van het huwelijk past dit vonnis dus perfect.
Wanneer de socialistische mw. Badinter dan uitroept dat dit in strijd is met de idee dat "la sexualité des femmes est une affaire privée et libre en France" (ook van les hommes, neem ik aan), dan Boer pas op uw Ganzen. Want eigenlijk zegt mevrouw Badinter dat de staat moet beslissen dat bepaalde motieven bij het sluiten van een huwelijk géén rol meer zouden mogen spelen. Eigenlijk zegt mevrouw Badinter dat een bruidegom de bruiloft niet zou mogen weigeren omwille van het sexuele verleden van de bruid, want dat is een zogezegde privézaak. Door de staat te laten beslissen dat dit een privézaak is, wordt het private karakter echter juist geperverteerd. Eigenlijk zegt mevrouw Badinter dat het hoger belang van de linkse ideologie inzake sexualiteit meebrengt dat partners het recht hebben elkaar te bedriegen (en bedriegen betekent natuurlijk zonder het akkoord van de andere partij, anders is het geen bedrog).
Ook anderen roepen vandaag in naam van de strijd tegen 'archaïsche opvattingen" dat de wet zou moeten verbieden dat het sexuele verleden van de partner nog door de andere partner als een wezenlijke eigenschap zou mogen worden beschouwd. Kortom, de staat zal voor U wel beslissen met welke kenmerken U bij de keuze van uw partner nog rekening mag houden en met welke niet.
Wanneer ik enkele jaren gelden al schreef dat de hele ideologie van de antidiscriminatie er op een dag toe zal leiden dat men niet meer mag discrimineren bij de keuze van een levenspartner (http://www.doorbraak.org/doorbraak/pdf/0202.pdf), werd ik uitgescholden voor een fantast. Wel, aan de reacties op het Rijselse vonnis te lezen, zijn we er wel akelig dichtbij aan het komen.
(1) te lezen op http://blog.dalloz.fr/blogdalloz/files/Lille.pdf)
(2) (D. 2008. Jur. 1389, note P. Labbée; en "edito" van F. Rome, La mariée avait un vice caché..., ibid. 1465; zelfs een blogitem bij Dalloz op http://blog.dalloz.fr/blogdalloz/2008/06/le-mariage-et-l.html)
(3)(http://www.lemonde.fr/opinions/article/2008/06/05/les-paradoxes-du-jugement-de-lille-par-anne-chemin_1054114_3232.html)
Bij wijze van voorbeeld de reactie van Elisabeth Badinter:
"Je suis ulcérée par la décision du tribunal d’accepter de juger ça parce que la sexualité des femmes est une affaire privée et libre en France, absolument libre (…)".
Vandaag verscheen er in Le Monde een artikel dat de zaken toch een beetje in het juiste perspectief zet en duidelijk maakt dat de uitroep van Badinter nonsens is: Anne Chemin, "Les paradoxes du jugement de Lille" (3).
Anne Chemin wijst er zeer terecht op dat dit vonnis volledig past in de liberale logica die het huwelijk uitsluitend in termen van (volgehouden) vrije keuze van de partners ziet. De nietigverklaring was gebaseerd op art. 180 burgerlijk wetboek: ""S'il y a eu erreur dans la personne ou sur les qualités essentielles de la personne, l'autre époux peut demander la nullité du mariage". Dit artikel werd in 1975 ingevoerd samen met het recht op echtscheiding door ondelringe toestemming. Beide bepalingen zijn duidelijk geïnspireerd door de tendens tot liberalisering van huwelijk en echtscheiding, die het huwelijk meer en meer als een gewoon contract ziet. Wel, als het een contract is, dan is dat contract nietig in geval van bedrog of verschoonbare dwaling van één der partijen betreffende elk element dat door die partij bij weten van de tegenpartij subjectief als wezenlijk werd beschouwd.
In de negentiende eeuw werd het huwelijk nog niet als een gewoon contract beschouwd maar als een essentiële instelling van de samenleving; dan gold de regel "en mariage, trompe qui peut", wat wil zeggen (ja, dames en heren, enkel wil zeggen) dat verzwijging bij het aangaan van het huwelijk geen grond tot nietigheid was.
In casu heeft de rechtbank vastgesteld dat beide partijen het erover eens waren dat dit element voor één der contractspartijen subjectief wezenlijk was en dat het verzwegen was; in de "moderne" opvatting van het huwelijk past dit vonnis dus perfect.
Wanneer de socialistische mw. Badinter dan uitroept dat dit in strijd is met de idee dat "la sexualité des femmes est une affaire privée et libre en France" (ook van les hommes, neem ik aan), dan Boer pas op uw Ganzen. Want eigenlijk zegt mevrouw Badinter dat de staat moet beslissen dat bepaalde motieven bij het sluiten van een huwelijk géén rol meer zouden mogen spelen. Eigenlijk zegt mevrouw Badinter dat een bruidegom de bruiloft niet zou mogen weigeren omwille van het sexuele verleden van de bruid, want dat is een zogezegde privézaak. Door de staat te laten beslissen dat dit een privézaak is, wordt het private karakter echter juist geperverteerd. Eigenlijk zegt mevrouw Badinter dat het hoger belang van de linkse ideologie inzake sexualiteit meebrengt dat partners het recht hebben elkaar te bedriegen (en bedriegen betekent natuurlijk zonder het akkoord van de andere partij, anders is het geen bedrog).
Ook anderen roepen vandaag in naam van de strijd tegen 'archaïsche opvattingen" dat de wet zou moeten verbieden dat het sexuele verleden van de partner nog door de andere partner als een wezenlijke eigenschap zou mogen worden beschouwd. Kortom, de staat zal voor U wel beslissen met welke kenmerken U bij de keuze van uw partner nog rekening mag houden en met welke niet.
Wanneer ik enkele jaren gelden al schreef dat de hele ideologie van de antidiscriminatie er op een dag toe zal leiden dat men niet meer mag discrimineren bij de keuze van een levenspartner (http://www.doorbraak.org/doorbraak/pdf/0202.pdf), werd ik uitgescholden voor een fantast. Wel, aan de reacties op het Rijselse vonnis te lezen, zijn we er wel akelig dichtbij aan het komen.
(1) te lezen op http://blog.dalloz.fr/blogdalloz/files/Lille.pdf)
(2) (D. 2008. Jur. 1389, note P. Labbée; en "edito" van F. Rome, La mariée avait un vice caché..., ibid. 1465; zelfs een blogitem bij Dalloz op http://blog.dalloz.fr/blogdalloz/2008/06/le-mariage-et-l.html)
(3)(http://www.lemonde.fr/opinions/article/2008/06/05/les-paradoxes-du-jugement-de-lille-par-anne-chemin_1054114_3232.html)
maandag, juni 02, 2008
De maskers vallen af: het gaat (ook) om ordinaire gebiedsroof.
De retoriek van le droit des gens
Jarenlang hebben we het moeten horen: de (valse) tegenstelling die franstalige media, academici en politici maakten tussen een Vlaanderen dat alleen maar kan denken vanuit “le droit du sol” en de morele superioriteit van de franstaligen voor wie “le droit des gens” geldt, voor wie de mensen voorrang zouden hebben op de grond. Daarbij misbruikte men doelbewust de dubbelzinnigheid van de uitdrukking “droit des gens”. Die betekent namelijk ook “het recht der volkeren” in de zin van volkenrecht, d.i. het internationaal recht dat franstaligen in België al enkele decennia proberen voor de kar te spannen van hun revanchisme, van hun reactie tegen het feit dat “on nous a pris la Flandre” (1) Dat volkenrecht wordt bewust op één lijn gesteld met een andere invulling van de uitdrukking, die zou inhouden dat waar mensen zich ook vestigen, de overheid aldaar en de omgeving zich maar moet aanpassen – althans wanneer die mensen tot de “hogere” franse beschaving behoren natuurlijk. Want, zoals wij ook al lang weten, bestaat die invulling van le droit des gens in geen enkel land of gewest waar de franstaligen het alleen voor het zeggen hebben, niet in Frankrijk, niet in de franstalige kantons in Zwitserland, niet in Wallonië en al helemaal niet in Québec. En bij de uitdrukking “droit du sol” (ius soli) vergat men ook uit te leggen dat die de tegenpool vormt van “le droit du sang” (ius sanguinis) en rechtshistorisch op de eerste plaats te maken heeft met de regels inzake verwerving van nationaliteit. Men vergat ook dat het “territorialiteitsbeginsel” het tegendeel is van het “personaliteitsbeginsel”: de tegenstelling tussen het beginsel dat iedereen op een bepaald grondgebied onder dezelfde wet leeft en gelijk is voor die wet tegenover het beginsel dat de wet niet dezelfde is voor iedereen maar afhankelijk is van de etnische (of religieuze) groep waartoe men behoort. Ik breng het maar even kort in herinnering voor wie niet meer weet dat hier natuurlijk veel meer achter zit.
De maskers vallen af
In het zog van de discussie over de aanpassing van de kieskringen (ja, die zijn inderdaad per definitie territoriaal) aan de grondwettelijke indeling van België als federale staat (2), laten steeds meer franstalige politici en academici echter het masker vallen. Hun verzet tegen de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (die wel degelijk de enige mogelijkheid is om zonder grondwetswijziging de wet aan te passen aan de grondwet) (3) heeft namelijk alles te maken met ….. grondhonger, met ordinaire gebiedsroof. Hun verzet tegen de splitsing heeft alles te maken met het in vraag stellen van de bestaande deelstaatgrenzen bij het nakende einde van België. Dat blijkt (opnieuw) uit een aantal recente uitspraken.
Op de eerste plaats is er het voorstel van Prof. Jacques Autenne in La Libre Belgique van 21 mei 2008 (4). Die is nog “gematigd” in zijn gebiedsaanspraken: hij eist behalve overgangsmaatregelen voor franstaligen in Vlaanderen alleen maar de overdracht aan Wallonië van alle verbindingswegen tussen Brussel en Wallonië: snelwegen, wegen en spoorwegen, rivieren en kanalen. Door Sint-Genesius-Rode, maar ook door Overijse en zelfs Halle. Maar geen bewoonde gebieden (wellicht is het feit dat hij in Tervuren woont en het daar blijkbaar toch zo slechts niet stelt in Vlaanderen daar de oorzaak van).
Bij anderen daarentegen gaat het er heel duidelijk om, om de regels van het volkenrecht meer dan een beetje te forceren en naar franstalige handen te zetten en door middel van een aberrante interpretatie van de “uti-possidetis”-regel bij het uiteenvallen van België een groot stuk van Vlaams-Brabant in te palmen in de nieuwe staat Wallobruxia. Wanneer Karel de Gucht in le Soir van 26 januari duidelijk stelt dat de taalgrens een staatsgrens is (5) Op 28 januari roept de Brusselse voorzitter van de rassemblement Wallonie-France BHV uit tot “Un enjeu d’état” (6). Enkele dagen na een interview met de Luikse hoogleraar grondwettelijk recht, prof. Christian Behrendt in Le Soir (zie verder) legt Paul Piret in La Libre Belgique van 8 mei 2008 (7) de reden uit voor het verzet tegen de splitsing van de kieskring : “ Le pays viendrait-il à éclater, à quelque terme, le droit international reconnaît généralement à une nouvelle entité le territoire qu'elle possédait auparavant - sans quelque maintien de BHV, les frontières étatiques n'en coïncideraient que mieux avec la frontière linguistique, Bruxelles davantage "enclavé" en Flandre”.
En op enkele dagen tijd laten de franstalige kopstukken – Maingain, di Rupo, Onkelinx - het masker vallen. Maingain in Le Soir van 17 mei (8) over de reden van het verzet tegen de splitsing: “De Franstaligen moeten aan de toekomst denken, nadenken in termen van territorium, van toekomstige grenzen, anders zullen ze gestrikt worden." Di Rupo spreekt zelfs uitdrukkelijk van “geostrategische redenen” in Le Soir van 26 mei 2008 (9) : het behoud van de kieskring BHV, het gerechtelijk arrondissement BHV, en de faciliteiten maken dat de taalgrens géén staatsgrens is. In antwoord op de Vlaamse “strategie” om door de afschaffing daarvan de taalgrens te bevestigen als een potentiële staatsgrens, wil di Rupo Brussel en Wallonië verenigen. En het is duidelijk dat hij ook een fysieke, geografische vereniging bedoelt, dus de inpalming van een stuk Vlaams-Brabant. (Oui. Voici mon raisonnement… Les francophones autour de Bruxelles ont trois types de droits liés aux personnes : un droit électoral, leur permettant de voter pour des personnalités bruxelloises; ils peuvent être jugés en français en justice; enfin, il y a les facilités dans six communes. Ces trois types de droits constituent comme des ponts, qui enjambent la frontière linguistique, signifiant qu'elle n'est pas une frontière d'État. Toute la stratégie des responsables politiques flamands est de faire sauter ces ponts l'un après l'autre, afin d'isoler Bruxelles en Flandre, et d'affirmer la frontière linguistique comme une frontière d'État potentiellement. Ce schéma, nous n'en voulons pas. Il ne passera pas”. En Onkelinx stelde op 31 mei in de Standaard(10): “Brussel-Halle-Vilvoorde gaat over: hebben Wallonië en Brussel al dan niet een aparte toekomst? BHV gaat natuurlijk ook de verdediging van de Franstaligen die in de Rand leven, maar dat is niet de kern van de discussie”, en op de opwerping “Met een formule als inschrijvingsrecht zouden de Franstaligen uit de Rand nog kunnen stemmen voor iemand in Brussel” volgt het antwoord: “Wie in Vlaanderen nog gelooft dat het daarover gaat, begrijpt niets van de gevoeligheid van de francofonen. BHV is echt veel fundamenteler dan dat. Dat maakt de discussie zeer moeilijk”. Het gaat dus niet om minderheidsrechten voor franstaligen, maar om het veel “fundamentelere”: franstalige gebiedsuitbreiding. En het Wallobruxia-verhaal doet ook een ander masker afvallen: dat een uitbreiding van Brussel toch niet zo erg zou zijn aangezien het Vlaams-Brabant alleen maar tweetalig zou maken; het gaat niet meer om de uitbrieding van tweetalig gebied, maar om de inrichting van een ééntalig Franse ruimte, zoals België eertijds werd geconcipieerd, waar de nederlandstaligen zoals in 1831 nog wel lokaal hun patois mogen gebruiken.
Het was enkele wakkere Vlaamse academici en bloggers ntauurlijk ook al opgevallen: op de eerste plaats Bart Maddens in de Standaard van 24 mei 2008 (11) (nog voor de uitspraken van di Rupo), verder Filip van Laenen op Brussels Journal (B-H-V en de Geo-Strategie van Elio di Rupo (12)) en In Flanders Fields van 26 mei (13) en Philippe van den Abeele op Nieuw Pierke (14) op 28 mei 2008.
Een beetje voorgeschiedenis van speuren in de juridische gereedschapskist
Natuurlijk is die expansionistische mentaliteit niets nieuws. Ook de analyse van de instrumenten uit het volkenrecht die men daarvoor kan inzetten, is al decennia aan de gang in de franstalige universiteiten en politieke middens. Even ter herinnering: een toen nog grotendeels franstalig Hof van cassatie decreteerde in 1971 de voorrang van het volkenrecht op de Belgische wetgeving (15). Op dat ogenblik ging het alleen over de voorrang van geratificeerde verdragen op de gewone wet en was de beslissing in casu ook correct, maar ze werd wel in veel ruimere bewoordingen gesteld (16). Vandaag beweren franstalige academici dat het volkenrecht ook voorrang zou hebben op de grondwet en dat ook niet geratificeerde verdragen zoals het Minderhedenverdrag voorrang zouden hebben op het Belgische recht omdat het om “mensenrechten” zou gaan).
De eerste inhoudelijke piste die men uitgeprobeerd heeft en blijft uitproberen is die van de zogenaamde taalvrijheid. Hiermee hebben de franstalige internationale grotendeels bot gevangen (met name het arrest van het EHRM over enkele aspecten van de taalwetgeving, , waar men enkel de zeer beperkte “liberté du père de famille” bekwam… (17); verder ook het arrest-Mathieu-Mohin / België van 2 maart 1987 (18)). Sommige franstalige academici hebben daaruit afgeleid dat ze wellicht beter “bediend” zouden kunnen zijn door het toch nog steeds erg franstalige en staasbehoudende Hof van cassatie en begonnen te pleiten voor grondwettigheidstoetsing door de gewone rechter (en niet door de Raad van State die toen al als te flamingant werd bestempeld) (19). Procureur-generaal bij het Hof van cassatie Walter Ganshof van der Meersch pleitte vanaf toen voor grondwettigheidstoetsing door het Hof van cassatie (20).
Het tweede spoor dat men vandaag zeer sterk bewandelt is dat van de zogenaamde minderhedenbescherming, gewapend met de formidabele doublespeak van dat intussen beruchte minderhedenverdrag (zie daarover mijn toespraak bij de uitreiking van de orde van de Vlaamse leeuw) (21)). Door de oprichting van een paritair Grondwettelijk Hof kon men de Vlamingen alvast niet meer sociologisch minoriseren bij de grondwettigheidstoetsing van wetten en werd het spoor van de voorrang van het volkenrecht weer belangrijker (22). Zou het toeval zijn dat het Hof van cassatie het volkenrecht nu ook boven de Grondwet ging stellen (onder meer in het juridisch schandelijke Vlaams-Blok-arrest van 9 november 2004 (23)). Nu, wat die piste van de minderheidsrechten betreft, heeft het feit dat Frankrijk en Québec in deze aan de Vlaamse kant staan, de geloofwaardigheid van het franstalig verhaal niet echt geholpen, en de pietluttigheden waarover men telkens komt zaniken hebben ook in het buitenland toch enige ogen doen opengaan. Dat men al 40 jaat bot vangt bij internationale rechtscolleges en enkel via gemakkelijker te manipuleren internationale politieke organen enige aandacht krijgt geeft misschien toch te denken. Maar goed, met de twee genoemde sporen kon men zijn strategie vervolgen zolang men nog kon volhouden dat er in België geen interne grens was: de basisidee was altijd dat de zogenaamde rechten van de franstaligen in heel België moesten gelden.
Nu men niet meer in het voortbestaan van België gelooft en de taalgrens op korte termijn een staatgsrens dreigt te worden, wordt het derde spoor echter een stuk dringender: de territoriale expansie.
Het derde spoor botst tegen het volkenrecht
Daarbij botst men echter tegen een van de grondbeginselen van het anders zo geprezen volkenrecht: het beginsel dat bij het ontstaan van nieuwe staten de oude interne grenzen de grenzen van de nieuwe staat vormen, traditioneel verwoord als “uti possidetis”. Hoe sterk de internationale gemeenschap vasthoudt aan bestaande grenzen hebben we ook in recente tijden gezien, onder meer bij het uiteenvallen van Joegoslavië (standpunt dat onderbouwd werd in het advies nr. 3 van de commissie-Badinter, 11 januari 1992 (24), onder voorzitterschap van de vroegere Franse Minister van justitie Robert Badinter, zeker ook een voorstander van het territorialiteitsbeginsel).
De uiteindelijke erkenning van Kroatië binnen zijn “intern-joegoslavische” grenzen heeft franstalige academici bij ons gealarmeerd. Dat de franstalige academici van Québec het beginsel uti possidetis zeer sterk verdedigen (zie met name het rapport-Pellet (25)) weerhoudt de Belgische franstalige academici er alvast niet van om eraan te gaan morrelen. Vanaf de jaren ’90 zijn ze dus argumenten gaan zoeken om dit beginsel niet te laten gelden bij een splitsing van België. In januari 1998 werd daartoe een congres georganiseerd aan de ULB te Brussel, waarvan de rapporten verschenen zijn in het boek Demembrements d'Etats et delimitations territoriales: l'uti possidetis en question(s), Actes du colloque de Bruxelles - 23 et 24 janvier 1998 (26).
Op 18 maart 2005 organiseerde het FDF-studiecentrum Jacques Georgin (ja inderdaad genoemd naar de FDF-plakker die op 12 september na een schermutseling met vlaamse plakkers overleed aan een hartaanval die met die schermutseling weinig van doen had, maar die nog altijd als een vermoorde held wordt geprezen) een colloquium waar het de beurt was aan de professoren Hugues Dumont en Sébastien van Drooghenbroeck om de splitsing van BHV aan te grijpen als grond om de gewestgrens tussen Brussel en Vlaanderen aan te passen door middel van referenda. Hun tekst (“Le statut de Bruxelles dans l’hypothèse du confédéralisme”) werd in oktober 2007 in 3 talen gepubliceerd in Brussels Studies (27).
En einde 2007 werd aan de Universiteit van Luik een colloquium georganiseerd over “Fédéralisme et frontières internes: les enjeux de l'arrondissement de BHV (Bruxelles-Hal-Vilvorde/Brussel-Halle-Vilvoorde)” met bijdragen die eerstdaags verschijnen in het elektronisch tijdschrift Fédéralisme Régionalisme (28). De lezing van prof. Christian Behrendt, hoogleraar grondwettelijk recht in Luik en een duitstalge met dubbele nationaliteit, getiteld “BHV et le principe de l’uti possidetis”, bood de franstaligen weinig argumenten. Wanneer Behrendt door Dominique Berns wordt geïnterviewd in Le Soir van 30 april (29) worden hem dan ook enkele suggestieve vragen gesteld; ik was er natuurlijk niet bij toen het interview werd opgenomen, maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de journalist het gepubliceerde interview wat naar zijn hand heeft gezet. Hij is blijven doorvragen tot hij een geschikt antwoord kon vinden dat de duidelijke uitgangspunten, die Behrendt verdedigde, toch nog even kon scheeftrekken. Want Behrendt herinnert eraan dat noch het argument “enclave” (Brussel binnen Vlaams grondgebied), noch het argument minderheden noch de eis van een volksraadpleging veel indruk maken op de internationale gemeenschap als argumenten tegen het beginsel uti possidetis.
Drijfhout of bruggen voor expansie ?
Het belang van het beginsel heeft de franstaligen nu toe aangezet om allerlei motieven te zoeken die moeten aantonen dat er helemaal geen eenduidige interne grenzen zijn in België, dat grote delen van Vlaanderen eigenlijk nog altijd gemengd gebied zouden zijn. Maingain en de anderen zijn onmiddellijk gesprongen op de uitlating van Behrendt dat de kieskring en het gerechtelijk arrondissement “bruggen” zijn over de taalgrens heen waarmee men het definitief karakter daarvan misschien toch in vraag zou kunnen stellen. Mij lijkt het eerder te gaan om stukken drijfhout uit het wrak van het schip van de belgische unitaire staat (30). De argumenten om te stellen dat de bestaande grondwettelijke taalgrenzen wel degelijk de interne grenzen zijn voor de toepassing van uti possidetis zijn overweldigend – men moet maar de eerste 5 artikelen van de Belgische grondwet lezen. Maar de franstalige reactie toont wel aan dat elke brug die nog opengelaten wordt of gebouwd wordt, door de overzijde misbruikt wordt als toegangsweg voor territoriale expansie. Bruggen bouwen is zeer nuttig, maar vraagt op de eerste plaats stevige oevers en op de tweede plaats dat de franstalige politici nu eens eindelijk zeer uitdrukkelijk afstand nemen van de eis naar territoriale expansie van de Franse gemeenschap (31). De weigering dat te doen verplicht de Vlamingen om zolang er geen onafhankelijk Vlaanderen is, geen erkenning te verlenen aan welke instellingen of regels ook die door franstaligen misbruikt kunnen worden om territoriale expansie te rechtvaardigen. Ook zo zijn de anderstalgen in Vlaanderen nog altijd stukken beter af dan in Wallonië of andere franstalige landen.
Deze stelling zal me wel weer een partijtje schelden over geborneerdheid en geslotenheid opleveren, maar met een buurman die voortdurend een stuk van je tuin probeert in te palmen zijn “afpaling en afsluiting” (om de termen van het Burgerlijk wetboek te gebruiken) nu eenmaal nodig.
(1) zie mijn “Nog steeds “Ils nous ont pris la Flandre””, http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2007/09/nog-steeds-ils-nous-ont-pris-la-flandre.html
(2) Zie mijn “Dewael’s bedrieglijke vergelijking”, http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2007/10/dewaels-bedrieglijke-rechtsvergelijking.html
(3) Zie mijn “Interpretatie zonder te zinzen: waarom de splitsing van BHV grondwettelijk moet”, http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2007/09/interpretatie-zonder-te-zinzen-waarom.html. Daar wordt het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State, dat ook een terugkeer naar arrondissementele kieskringen in heel België grondwettelijk kan, weerlegd. Zie ook het vervolgstuk “De kern van de zaak: BHV discrimineert in strijd met het belgisch evenwicht”, http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2007/10/de-kern-van-de-zaak-bhv-discrimineert.html
(4) Berlin-Ouest comme solution à BHV”, http://www.lalibre.be/index.php?view=article&art_id=422488, ook op http://haviko.org/cgi-bin/actualiteit.cgi?artikel=1211316810
(5) «La frontière linguistique est une frontière d’Etat», http://www.lesoirenligne.be/actualite/belgique/la-frontiere-linguistique-est-2008-01-26-573631.shtml
(6) http://www.rwf.be/pages/Archives/Annee_2008/semaine05/la_une/bhv_goosse.html
(7) "Scinder BHV a sa logique. S'y opposer, aussi... "
(8) “Le prix de la scission selon Maingain”, Le Soir van 17 mei , http://www.lesoir.be/actualite/belgique/politique-le-president-fdf-2008-05-17-598971.shtml
(9) Di Rupo in Le Soir van 26 mei 2008, http://www.lesoir.be/actualite/belgique/politique-la-condition-il-2008-05-26-600871.shtml: “de toute façon, la scission ne pourra pas être pure et simple. Les francophones ont des raisons de géostratégie.”- «Géostratégie», carrément… - “Oui. Voici mon raisonnement… Les francophones autour de Bruxelles ont trois types de droits liés aux personnes : un droit électoral, leur permettant de voter pour des personnalités bruxelloises; ils peuvent être jugés en français en justice; enfin, il y a les facilités dans six communes. Ces trois types de droits constituent comme des ponts, qui enjambent la frontière linguistique, signifiant qu'elle n'est pas une frontière d'État. Toute la stratégie des responsables politiques flamands est de faire sauter ces ponts l'un après l'autre, afin d'isoler Bruxelles en Flandre, et d'affirmer la frontière linguistique comme une frontière d'État potentiellement. Ce schéma, nous n'en voulons pas. Il ne passera pas.”
(10) “Wallonië heeft er stilaan genoeg van” de Standaard 31 mei 2008, http://www.standaard.be/Krant/Tekst/Artikel.aspx?artikelId=PH1SJB00&date=20080531.
(11) Bart MADDENS, “Waar BHV echt over gaat“, de Standaard van 24 mei 2008, http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=9C1SBJAV, ook op http://haviko.org/cgi-bin/actualiteit.cgi?artikel=1211593597
(12) “B-H-V en de Geo-Strategie van Elio di Rupo“, Brussels Journal 26 mei 2008, http://www.brusselsjournal.com/node/3289.
(13) “B-H-V en de Geo-Strategie van Elio di Rupo “, In Flanders Fields 26 mei 2008, http://inflandersfields.eu/2008/05/b-h-v-en-de-geo-strategie-van-elio-di.html
(14) Philippe van den ABEELE, “ Franstalige 'geostrategie”, op Nieuw Pierke , http://www.nieuwpierke.be/forum_voor_democratie/nl/node/234
(15) Het zgn. Smeltkaasarrest, Cass. 27 mei 1971, Fromagerie Franco-Suisse Le Ski (smeltkaasarrest) Arr Cass 1971, p. 959, concl. Procureur-Generaal W. Ganshof Van Der Meersch.
(16) Volgens Prof. Paul Vermeulen (hoogleraar staatsrecht VUB en later Eerste Voorzitter van de Raad van State) was het arrest ingegeven door de wens van het Franstalige establishment om de Belgische taalwetten te kunnen toetsen aan volkenrechtelijke regels en op die manier mogelijks terzijde te schuiven (zie o.m. zijn tussenkomst in Actualité du contrôle juridictionnel des lois, journées juridiques Jean Dabin, Faculté de droit UCL, Larcier Brussel 1973, p. (554 v.) 555 en 557 v. Zou het werkelijk toeval zijn dat het arrest van 1971 er kwam kort nadat de grondwetswijziging van 1970 de taalgrens had ingeschreven in de Grondwet, zodat alvast de taalwetten niet meer op basis van een grondwettigheidstoetsing konden worden terzijde geschoven ?
(17) EHRM 23 juli 1968 , waarmee men enkel de zeer beperkte “liberté du père de famille” bekwam. Zie http://cmiskp.echr.coe.int/tkp197/view.asp?action=html&documentId=699959&portal=hbkm&source=externalbydocnumber&table=F69A27FD8FB86142BF01C1166DEA398649
(18) EHRM 2 maart 1987, Mathieu-Mohin en Clerfayt/ België, http://cmiskp.echr.coe.int/tkp197/view.asp?action=html&documentId=699970&portal=hbkm&source=externalbydocnumber&table=F69A27FD8FB86142BF01C1166DEA398649
(19) Het congres aan de UCL ”Actualité du contrôle juridictionnel des lois” vond plaats in 1973, kort na de Grondwetsherziening van 1970, de wet op de bevoegdheidsconflicten bij de Raad van State van 1971 (nooit effectief uitgevoerd), en het smeltkaasarrest van 27 mei 1971. De interventie van Vermueln op dat conres doorprikte de franstalige agenda: De franstaligen: waren sterker in de magistratuur dan in de politiek wen wilden dus het parlement onder voogdij stellen van een instelling waarin zij dominanter waren. Professoren en De Visscher en Lienard wilden gewoon af van de Vlaamse meerderheid in het (Belgische) Parlement.
(20) Concl. Ganshof van der Meersch voor het arrest van het Hof van Cassatie van 3 mei 1974 (Cass. 3 mei 1974, R.W. 1974-75, 77).
(21) Bij de uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw aan Leo Peeters en de andere burgemeesters van Halle-Vilvoorde, http://www.ordevandevlaamseleeuw.org/peeters-leeuw.html
(22) Aldus verklaarde de Waalse socialiste Anne-Marie Lizin in 1991, toen ze Staatsecretaris voor Europese Zaken was, dat dankzij Europa de Vlamingen opnieuw de rechtsposities zouden verliezen die ze in en op België hadden weten te veroveren.
(23) Cass. 9 november 2004, http://www.droit.fundp.ac.be/cours/pen/cassvzw.pdf of http://www.diversiteit.be/index.php?action=rechtspraak_detail&id=45&select_page=38.
(24) Advies nr. 3 van de commissie-Badinter, 11 januari 1992 Opinion No 3 of the Arbitration Commission of the Peace Conference on Yugoslavia, 11 January 1992, 31 ILM 1499, onder meer op http://www.ejil.org/journal/Vol3/No1/art13.html. Zie over het beginsel verder onder meer Dieter BLUMENWITZ, “Uti possedetis iuris, uti possedetis de facto: die Grenze im modernen Völkerrecht” In: Raum und Recht : Festschrift 600 Jahre Würzburger Juristenfakultät, red. Horst Dreier, Hans Forkel, Klaus Laubenthal, Duncker & Humblot 2002 ; Suzanne LALONDE, Determining boundaries in a conflicted world : the role of uti possidetis, McGill-Queen's University Press 2002.
(25) D.i. Thomas M. Franck, Rosalyn Higgins, Alain Pellet, Malcolm N. Shaw, Christian Tomuschat, «L’intégrité territoriale du Québec dans l’hypothèse de l’accession à la souveraineté», Commission d’étude des questions afférentes à l’accession du Québec à la souveraineté, Exposés et études, Volume 1, Les attributs d’un Québec souverain, Québec, 1992. Zie ook Michel Roche, “L’éclatement des fédérations soviétique, yougoslave et tchécoslovaque dans le débat sur la question nationale au Québec: de l’échec de Meech au référendum de 1995”, Bulletin d’histoire politique, vol. 4, no 2, printemps 2007, pp. 151; ook op http://classiques.uqac.ca/contemporains/roche_michel/eclatement_des_federations/eclatement_des_federations_texte.html.
(26) Démembrements d’Etats et délimitations territoriales: l’Uti possidetis en question(s), onder redactie van O. Corten, B. Delcourt, P. Klein en N. Levrat, Editions de l’Université de Bruxelles / Bruylant, Brussel 1999. Sommige bijdragen verschenen ook in de Revue belge de droit international, o.a. N. ANGELET, “Quelques observations sur le principe de l’uti possidetis à l’aune du cas hypothétique de la Belgique”, in Revue belge de droit international, 1998, p. 51-69.
(27) Te vinden op http://www.briobrussel.be/assets/andere publicaties/fr_46_brus10fr.pdf in het Nederlands op http://www.briobrussel.be/assets/andere%20publicaties/nl_46_brus10nl.pdf en in het Engels op http://www.briobrussel.be/assets/andere publicaties/en_46_brus10en.pdf.
(28) http://popups.ulg.ac.be/federalisme/sommaire.php?id=518. Het bevat met name de teksten van volgende lezingen: Michel Pâque, “ Introduction: le contexte institutionnel des difficultés actuelles”; Gonzales d’Alcantara, “Demande flamande de scission de BHV : une justification économique ?”, Christian Behrendt, “BHV et le principe de l’uti possidetis”, Boudewijn Bouckaert, “«Leo Belgicus» op zoek naar zichzelf. Territorialiteit, regionalisme en confederale bestuurscultuur in de Lage Landen”, Carl Devos, “BHV : Voeren van de 21ste eeuw” en Jean-Claude Scholsem, ”La problématique de Bruxelles-Hal-Vilvorde et la jurisprudence de la Cour constitutionnelle”.
(29) “BHV est un diamant pur ; qui demande sa scission doit mettre le prix”, op http://www.lesoir.be/forum/a_bout_portant/article_595322.shtml.
(20) Over het schip als metafoor voor de staat, zie ook H. QUARITSCH "Das Schiff als Gleichnis" in Recht über See, Festschrift Rolf Stödter zum 70. Geburtstag am 22. April 1979 (red. H.P. IPSEN & K-H Necker), Decker Schenck 1979, 251 v.
(21) En wie denkt dat dit een knipoog is naar de column “bruggen bouwen” van D. Sinardet in de Standaard, heeft nog gelijk ook.
Jarenlang hebben we het moeten horen: de (valse) tegenstelling die franstalige media, academici en politici maakten tussen een Vlaanderen dat alleen maar kan denken vanuit “le droit du sol” en de morele superioriteit van de franstaligen voor wie “le droit des gens” geldt, voor wie de mensen voorrang zouden hebben op de grond. Daarbij misbruikte men doelbewust de dubbelzinnigheid van de uitdrukking “droit des gens”. Die betekent namelijk ook “het recht der volkeren” in de zin van volkenrecht, d.i. het internationaal recht dat franstaligen in België al enkele decennia proberen voor de kar te spannen van hun revanchisme, van hun reactie tegen het feit dat “on nous a pris la Flandre” (1) Dat volkenrecht wordt bewust op één lijn gesteld met een andere invulling van de uitdrukking, die zou inhouden dat waar mensen zich ook vestigen, de overheid aldaar en de omgeving zich maar moet aanpassen – althans wanneer die mensen tot de “hogere” franse beschaving behoren natuurlijk. Want, zoals wij ook al lang weten, bestaat die invulling van le droit des gens in geen enkel land of gewest waar de franstaligen het alleen voor het zeggen hebben, niet in Frankrijk, niet in de franstalige kantons in Zwitserland, niet in Wallonië en al helemaal niet in Québec. En bij de uitdrukking “droit du sol” (ius soli) vergat men ook uit te leggen dat die de tegenpool vormt van “le droit du sang” (ius sanguinis) en rechtshistorisch op de eerste plaats te maken heeft met de regels inzake verwerving van nationaliteit. Men vergat ook dat het “territorialiteitsbeginsel” het tegendeel is van het “personaliteitsbeginsel”: de tegenstelling tussen het beginsel dat iedereen op een bepaald grondgebied onder dezelfde wet leeft en gelijk is voor die wet tegenover het beginsel dat de wet niet dezelfde is voor iedereen maar afhankelijk is van de etnische (of religieuze) groep waartoe men behoort. Ik breng het maar even kort in herinnering voor wie niet meer weet dat hier natuurlijk veel meer achter zit.
De maskers vallen af
In het zog van de discussie over de aanpassing van de kieskringen (ja, die zijn inderdaad per definitie territoriaal) aan de grondwettelijke indeling van België als federale staat (2), laten steeds meer franstalige politici en academici echter het masker vallen. Hun verzet tegen de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (die wel degelijk de enige mogelijkheid is om zonder grondwetswijziging de wet aan te passen aan de grondwet) (3) heeft namelijk alles te maken met ….. grondhonger, met ordinaire gebiedsroof. Hun verzet tegen de splitsing heeft alles te maken met het in vraag stellen van de bestaande deelstaatgrenzen bij het nakende einde van België. Dat blijkt (opnieuw) uit een aantal recente uitspraken.
Op de eerste plaats is er het voorstel van Prof. Jacques Autenne in La Libre Belgique van 21 mei 2008 (4). Die is nog “gematigd” in zijn gebiedsaanspraken: hij eist behalve overgangsmaatregelen voor franstaligen in Vlaanderen alleen maar de overdracht aan Wallonië van alle verbindingswegen tussen Brussel en Wallonië: snelwegen, wegen en spoorwegen, rivieren en kanalen. Door Sint-Genesius-Rode, maar ook door Overijse en zelfs Halle. Maar geen bewoonde gebieden (wellicht is het feit dat hij in Tervuren woont en het daar blijkbaar toch zo slechts niet stelt in Vlaanderen daar de oorzaak van).
Bij anderen daarentegen gaat het er heel duidelijk om, om de regels van het volkenrecht meer dan een beetje te forceren en naar franstalige handen te zetten en door middel van een aberrante interpretatie van de “uti-possidetis”-regel bij het uiteenvallen van België een groot stuk van Vlaams-Brabant in te palmen in de nieuwe staat Wallobruxia. Wanneer Karel de Gucht in le Soir van 26 januari duidelijk stelt dat de taalgrens een staatsgrens is (5) Op 28 januari roept de Brusselse voorzitter van de rassemblement Wallonie-France BHV uit tot “Un enjeu d’état” (6). Enkele dagen na een interview met de Luikse hoogleraar grondwettelijk recht, prof. Christian Behrendt in Le Soir (zie verder) legt Paul Piret in La Libre Belgique van 8 mei 2008 (7) de reden uit voor het verzet tegen de splitsing van de kieskring : “ Le pays viendrait-il à éclater, à quelque terme, le droit international reconnaît généralement à une nouvelle entité le territoire qu'elle possédait auparavant - sans quelque maintien de BHV, les frontières étatiques n'en coïncideraient que mieux avec la frontière linguistique, Bruxelles davantage "enclavé" en Flandre”.
En op enkele dagen tijd laten de franstalige kopstukken – Maingain, di Rupo, Onkelinx - het masker vallen. Maingain in Le Soir van 17 mei (8) over de reden van het verzet tegen de splitsing: “De Franstaligen moeten aan de toekomst denken, nadenken in termen van territorium, van toekomstige grenzen, anders zullen ze gestrikt worden." Di Rupo spreekt zelfs uitdrukkelijk van “geostrategische redenen” in Le Soir van 26 mei 2008 (9) : het behoud van de kieskring BHV, het gerechtelijk arrondissement BHV, en de faciliteiten maken dat de taalgrens géén staatsgrens is. In antwoord op de Vlaamse “strategie” om door de afschaffing daarvan de taalgrens te bevestigen als een potentiële staatsgrens, wil di Rupo Brussel en Wallonië verenigen. En het is duidelijk dat hij ook een fysieke, geografische vereniging bedoelt, dus de inpalming van een stuk Vlaams-Brabant. (Oui. Voici mon raisonnement… Les francophones autour de Bruxelles ont trois types de droits liés aux personnes : un droit électoral, leur permettant de voter pour des personnalités bruxelloises; ils peuvent être jugés en français en justice; enfin, il y a les facilités dans six communes. Ces trois types de droits constituent comme des ponts, qui enjambent la frontière linguistique, signifiant qu'elle n'est pas une frontière d'État. Toute la stratégie des responsables politiques flamands est de faire sauter ces ponts l'un après l'autre, afin d'isoler Bruxelles en Flandre, et d'affirmer la frontière linguistique comme une frontière d'État potentiellement. Ce schéma, nous n'en voulons pas. Il ne passera pas”. En Onkelinx stelde op 31 mei in de Standaard(10): “Brussel-Halle-Vilvoorde gaat over: hebben Wallonië en Brussel al dan niet een aparte toekomst? BHV gaat natuurlijk ook de verdediging van de Franstaligen die in de Rand leven, maar dat is niet de kern van de discussie”, en op de opwerping “Met een formule als inschrijvingsrecht zouden de Franstaligen uit de Rand nog kunnen stemmen voor iemand in Brussel” volgt het antwoord: “Wie in Vlaanderen nog gelooft dat het daarover gaat, begrijpt niets van de gevoeligheid van de francofonen. BHV is echt veel fundamenteler dan dat. Dat maakt de discussie zeer moeilijk”. Het gaat dus niet om minderheidsrechten voor franstaligen, maar om het veel “fundamentelere”: franstalige gebiedsuitbreiding. En het Wallobruxia-verhaal doet ook een ander masker afvallen: dat een uitbreiding van Brussel toch niet zo erg zou zijn aangezien het Vlaams-Brabant alleen maar tweetalig zou maken; het gaat niet meer om de uitbrieding van tweetalig gebied, maar om de inrichting van een ééntalig Franse ruimte, zoals België eertijds werd geconcipieerd, waar de nederlandstaligen zoals in 1831 nog wel lokaal hun patois mogen gebruiken.
Het was enkele wakkere Vlaamse academici en bloggers ntauurlijk ook al opgevallen: op de eerste plaats Bart Maddens in de Standaard van 24 mei 2008 (11) (nog voor de uitspraken van di Rupo), verder Filip van Laenen op Brussels Journal (B-H-V en de Geo-Strategie van Elio di Rupo (12)) en In Flanders Fields van 26 mei (13) en Philippe van den Abeele op Nieuw Pierke (14) op 28 mei 2008.
Een beetje voorgeschiedenis van speuren in de juridische gereedschapskist
Natuurlijk is die expansionistische mentaliteit niets nieuws. Ook de analyse van de instrumenten uit het volkenrecht die men daarvoor kan inzetten, is al decennia aan de gang in de franstalige universiteiten en politieke middens. Even ter herinnering: een toen nog grotendeels franstalig Hof van cassatie decreteerde in 1971 de voorrang van het volkenrecht op de Belgische wetgeving (15). Op dat ogenblik ging het alleen over de voorrang van geratificeerde verdragen op de gewone wet en was de beslissing in casu ook correct, maar ze werd wel in veel ruimere bewoordingen gesteld (16). Vandaag beweren franstalige academici dat het volkenrecht ook voorrang zou hebben op de grondwet en dat ook niet geratificeerde verdragen zoals het Minderhedenverdrag voorrang zouden hebben op het Belgische recht omdat het om “mensenrechten” zou gaan).
De eerste inhoudelijke piste die men uitgeprobeerd heeft en blijft uitproberen is die van de zogenaamde taalvrijheid. Hiermee hebben de franstalige internationale grotendeels bot gevangen (met name het arrest van het EHRM over enkele aspecten van de taalwetgeving, , waar men enkel de zeer beperkte “liberté du père de famille” bekwam… (17); verder ook het arrest-Mathieu-Mohin / België van 2 maart 1987 (18)). Sommige franstalige academici hebben daaruit afgeleid dat ze wellicht beter “bediend” zouden kunnen zijn door het toch nog steeds erg franstalige en staasbehoudende Hof van cassatie en begonnen te pleiten voor grondwettigheidstoetsing door de gewone rechter (en niet door de Raad van State die toen al als te flamingant werd bestempeld) (19). Procureur-generaal bij het Hof van cassatie Walter Ganshof van der Meersch pleitte vanaf toen voor grondwettigheidstoetsing door het Hof van cassatie (20).
Het tweede spoor dat men vandaag zeer sterk bewandelt is dat van de zogenaamde minderhedenbescherming, gewapend met de formidabele doublespeak van dat intussen beruchte minderhedenverdrag (zie daarover mijn toespraak bij de uitreiking van de orde van de Vlaamse leeuw) (21)). Door de oprichting van een paritair Grondwettelijk Hof kon men de Vlamingen alvast niet meer sociologisch minoriseren bij de grondwettigheidstoetsing van wetten en werd het spoor van de voorrang van het volkenrecht weer belangrijker (22). Zou het toeval zijn dat het Hof van cassatie het volkenrecht nu ook boven de Grondwet ging stellen (onder meer in het juridisch schandelijke Vlaams-Blok-arrest van 9 november 2004 (23)). Nu, wat die piste van de minderheidsrechten betreft, heeft het feit dat Frankrijk en Québec in deze aan de Vlaamse kant staan, de geloofwaardigheid van het franstalig verhaal niet echt geholpen, en de pietluttigheden waarover men telkens komt zaniken hebben ook in het buitenland toch enige ogen doen opengaan. Dat men al 40 jaat bot vangt bij internationale rechtscolleges en enkel via gemakkelijker te manipuleren internationale politieke organen enige aandacht krijgt geeft misschien toch te denken. Maar goed, met de twee genoemde sporen kon men zijn strategie vervolgen zolang men nog kon volhouden dat er in België geen interne grens was: de basisidee was altijd dat de zogenaamde rechten van de franstaligen in heel België moesten gelden.
Nu men niet meer in het voortbestaan van België gelooft en de taalgrens op korte termijn een staatgsrens dreigt te worden, wordt het derde spoor echter een stuk dringender: de territoriale expansie.
Het derde spoor botst tegen het volkenrecht
Daarbij botst men echter tegen een van de grondbeginselen van het anders zo geprezen volkenrecht: het beginsel dat bij het ontstaan van nieuwe staten de oude interne grenzen de grenzen van de nieuwe staat vormen, traditioneel verwoord als “uti possidetis”. Hoe sterk de internationale gemeenschap vasthoudt aan bestaande grenzen hebben we ook in recente tijden gezien, onder meer bij het uiteenvallen van Joegoslavië (standpunt dat onderbouwd werd in het advies nr. 3 van de commissie-Badinter, 11 januari 1992 (24), onder voorzitterschap van de vroegere Franse Minister van justitie Robert Badinter, zeker ook een voorstander van het territorialiteitsbeginsel).
De uiteindelijke erkenning van Kroatië binnen zijn “intern-joegoslavische” grenzen heeft franstalige academici bij ons gealarmeerd. Dat de franstalige academici van Québec het beginsel uti possidetis zeer sterk verdedigen (zie met name het rapport-Pellet (25)) weerhoudt de Belgische franstalige academici er alvast niet van om eraan te gaan morrelen. Vanaf de jaren ’90 zijn ze dus argumenten gaan zoeken om dit beginsel niet te laten gelden bij een splitsing van België. In januari 1998 werd daartoe een congres georganiseerd aan de ULB te Brussel, waarvan de rapporten verschenen zijn in het boek Demembrements d'Etats et delimitations territoriales: l'uti possidetis en question(s), Actes du colloque de Bruxelles - 23 et 24 janvier 1998 (26).
Op 18 maart 2005 organiseerde het FDF-studiecentrum Jacques Georgin (ja inderdaad genoemd naar de FDF-plakker die op 12 september na een schermutseling met vlaamse plakkers overleed aan een hartaanval die met die schermutseling weinig van doen had, maar die nog altijd als een vermoorde held wordt geprezen) een colloquium waar het de beurt was aan de professoren Hugues Dumont en Sébastien van Drooghenbroeck om de splitsing van BHV aan te grijpen als grond om de gewestgrens tussen Brussel en Vlaanderen aan te passen door middel van referenda. Hun tekst (“Le statut de Bruxelles dans l’hypothèse du confédéralisme”) werd in oktober 2007 in 3 talen gepubliceerd in Brussels Studies (27).
En einde 2007 werd aan de Universiteit van Luik een colloquium georganiseerd over “Fédéralisme et frontières internes: les enjeux de l'arrondissement de BHV (Bruxelles-Hal-Vilvorde/Brussel-Halle-Vilvoorde)” met bijdragen die eerstdaags verschijnen in het elektronisch tijdschrift Fédéralisme Régionalisme (28). De lezing van prof. Christian Behrendt, hoogleraar grondwettelijk recht in Luik en een duitstalge met dubbele nationaliteit, getiteld “BHV et le principe de l’uti possidetis”, bood de franstaligen weinig argumenten. Wanneer Behrendt door Dominique Berns wordt geïnterviewd in Le Soir van 30 april (29) worden hem dan ook enkele suggestieve vragen gesteld; ik was er natuurlijk niet bij toen het interview werd opgenomen, maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de journalist het gepubliceerde interview wat naar zijn hand heeft gezet. Hij is blijven doorvragen tot hij een geschikt antwoord kon vinden dat de duidelijke uitgangspunten, die Behrendt verdedigde, toch nog even kon scheeftrekken. Want Behrendt herinnert eraan dat noch het argument “enclave” (Brussel binnen Vlaams grondgebied), noch het argument minderheden noch de eis van een volksraadpleging veel indruk maken op de internationale gemeenschap als argumenten tegen het beginsel uti possidetis.
Drijfhout of bruggen voor expansie ?
Het belang van het beginsel heeft de franstaligen nu toe aangezet om allerlei motieven te zoeken die moeten aantonen dat er helemaal geen eenduidige interne grenzen zijn in België, dat grote delen van Vlaanderen eigenlijk nog altijd gemengd gebied zouden zijn. Maingain en de anderen zijn onmiddellijk gesprongen op de uitlating van Behrendt dat de kieskring en het gerechtelijk arrondissement “bruggen” zijn over de taalgrens heen waarmee men het definitief karakter daarvan misschien toch in vraag zou kunnen stellen. Mij lijkt het eerder te gaan om stukken drijfhout uit het wrak van het schip van de belgische unitaire staat (30). De argumenten om te stellen dat de bestaande grondwettelijke taalgrenzen wel degelijk de interne grenzen zijn voor de toepassing van uti possidetis zijn overweldigend – men moet maar de eerste 5 artikelen van de Belgische grondwet lezen. Maar de franstalige reactie toont wel aan dat elke brug die nog opengelaten wordt of gebouwd wordt, door de overzijde misbruikt wordt als toegangsweg voor territoriale expansie. Bruggen bouwen is zeer nuttig, maar vraagt op de eerste plaats stevige oevers en op de tweede plaats dat de franstalige politici nu eens eindelijk zeer uitdrukkelijk afstand nemen van de eis naar territoriale expansie van de Franse gemeenschap (31). De weigering dat te doen verplicht de Vlamingen om zolang er geen onafhankelijk Vlaanderen is, geen erkenning te verlenen aan welke instellingen of regels ook die door franstaligen misbruikt kunnen worden om territoriale expansie te rechtvaardigen. Ook zo zijn de anderstalgen in Vlaanderen nog altijd stukken beter af dan in Wallonië of andere franstalige landen.
Deze stelling zal me wel weer een partijtje schelden over geborneerdheid en geslotenheid opleveren, maar met een buurman die voortdurend een stuk van je tuin probeert in te palmen zijn “afpaling en afsluiting” (om de termen van het Burgerlijk wetboek te gebruiken) nu eenmaal nodig.
(1) zie mijn “Nog steeds “Ils nous ont pris la Flandre””, http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2007/09/nog-steeds-ils-nous-ont-pris-la-flandre.html
(2) Zie mijn “Dewael’s bedrieglijke vergelijking”, http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2007/10/dewaels-bedrieglijke-rechtsvergelijking.html
(3) Zie mijn “Interpretatie zonder te zinzen: waarom de splitsing van BHV grondwettelijk moet”, http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2007/09/interpretatie-zonder-te-zinzen-waarom.html. Daar wordt het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State, dat ook een terugkeer naar arrondissementele kieskringen in heel België grondwettelijk kan, weerlegd. Zie ook het vervolgstuk “De kern van de zaak: BHV discrimineert in strijd met het belgisch evenwicht”, http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2007/10/de-kern-van-de-zaak-bhv-discrimineert.html
(4) Berlin-Ouest comme solution à BHV”, http://www.lalibre.be/index.php?view=article&art_id=422488, ook op http://haviko.org/cgi-bin/actualiteit.cgi?artikel=1211316810
(5) «La frontière linguistique est une frontière d’Etat», http://www.lesoirenligne.be/actualite/belgique/la-frontiere-linguistique-est-2008-01-26-573631.shtml
(6) http://www.rwf.be/pages/Archives/Annee_2008/semaine05/la_une/bhv_goosse.html
(7) "Scinder BHV a sa logique. S'y opposer, aussi... "
(8) “Le prix de la scission selon Maingain”, Le Soir van 17 mei , http://www.lesoir.be/actualite/belgique/politique-le-president-fdf-2008-05-17-598971.shtml
(9) Di Rupo in Le Soir van 26 mei 2008, http://www.lesoir.be/actualite/belgique/politique-la-condition-il-2008-05-26-600871.shtml: “de toute façon, la scission ne pourra pas être pure et simple. Les francophones ont des raisons de géostratégie.”- «Géostratégie», carrément… - “Oui. Voici mon raisonnement… Les francophones autour de Bruxelles ont trois types de droits liés aux personnes : un droit électoral, leur permettant de voter pour des personnalités bruxelloises; ils peuvent être jugés en français en justice; enfin, il y a les facilités dans six communes. Ces trois types de droits constituent comme des ponts, qui enjambent la frontière linguistique, signifiant qu'elle n'est pas une frontière d'État. Toute la stratégie des responsables politiques flamands est de faire sauter ces ponts l'un après l'autre, afin d'isoler Bruxelles en Flandre, et d'affirmer la frontière linguistique comme une frontière d'État potentiellement. Ce schéma, nous n'en voulons pas. Il ne passera pas.”
(10) “Wallonië heeft er stilaan genoeg van” de Standaard 31 mei 2008, http://www.standaard.be/Krant/Tekst/Artikel.aspx?artikelId=PH1SJB00&date=20080531.
(11) Bart MADDENS, “Waar BHV echt over gaat“, de Standaard van 24 mei 2008, http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=9C1SBJAV, ook op http://haviko.org/cgi-bin/actualiteit.cgi?artikel=1211593597
(12) “B-H-V en de Geo-Strategie van Elio di Rupo“, Brussels Journal 26 mei 2008, http://www.brusselsjournal.com/node/3289.
(13) “B-H-V en de Geo-Strategie van Elio di Rupo “, In Flanders Fields 26 mei 2008, http://inflandersfields.eu/2008/05/b-h-v-en-de-geo-strategie-van-elio-di.html
(14) Philippe van den ABEELE, “ Franstalige 'geostrategie”, op Nieuw Pierke , http://www.nieuwpierke.be/forum_voor_democratie/nl/node/234
(15) Het zgn. Smeltkaasarrest, Cass. 27 mei 1971, Fromagerie Franco-Suisse Le Ski (smeltkaasarrest) Arr Cass 1971, p. 959, concl. Procureur-Generaal W. Ganshof Van Der Meersch.
(16) Volgens Prof. Paul Vermeulen (hoogleraar staatsrecht VUB en later Eerste Voorzitter van de Raad van State) was het arrest ingegeven door de wens van het Franstalige establishment om de Belgische taalwetten te kunnen toetsen aan volkenrechtelijke regels en op die manier mogelijks terzijde te schuiven (zie o.m. zijn tussenkomst in Actualité du contrôle juridictionnel des lois, journées juridiques Jean Dabin, Faculté de droit UCL, Larcier Brussel 1973, p. (554 v.) 555 en 557 v. Zou het werkelijk toeval zijn dat het arrest van 1971 er kwam kort nadat de grondwetswijziging van 1970 de taalgrens had ingeschreven in de Grondwet, zodat alvast de taalwetten niet meer op basis van een grondwettigheidstoetsing konden worden terzijde geschoven ?
(17) EHRM 23 juli 1968 , waarmee men enkel de zeer beperkte “liberté du père de famille” bekwam. Zie http://cmiskp.echr.coe.int/tkp197/view.asp?action=html&documentId=699959&portal=hbkm&source=externalbydocnumber&table=F69A27FD8FB86142BF01C1166DEA398649
(18) EHRM 2 maart 1987, Mathieu-Mohin en Clerfayt/ België, http://cmiskp.echr.coe.int/tkp197/view.asp?action=html&documentId=699970&portal=hbkm&source=externalbydocnumber&table=F69A27FD8FB86142BF01C1166DEA398649
(19) Het congres aan de UCL ”Actualité du contrôle juridictionnel des lois” vond plaats in 1973, kort na de Grondwetsherziening van 1970, de wet op de bevoegdheidsconflicten bij de Raad van State van 1971 (nooit effectief uitgevoerd), en het smeltkaasarrest van 27 mei 1971. De interventie van Vermueln op dat conres doorprikte de franstalige agenda: De franstaligen: waren sterker in de magistratuur dan in de politiek wen wilden dus het parlement onder voogdij stellen van een instelling waarin zij dominanter waren. Professoren en De Visscher en Lienard wilden gewoon af van de Vlaamse meerderheid in het (Belgische) Parlement.
(20) Concl. Ganshof van der Meersch voor het arrest van het Hof van Cassatie van 3 mei 1974 (Cass. 3 mei 1974, R.W. 1974-75, 77).
(21) Bij de uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw aan Leo Peeters en de andere burgemeesters van Halle-Vilvoorde, http://www.ordevandevlaamseleeuw.org/peeters-leeuw.html
(22) Aldus verklaarde de Waalse socialiste Anne-Marie Lizin in 1991, toen ze Staatsecretaris voor Europese Zaken was, dat dankzij Europa de Vlamingen opnieuw de rechtsposities zouden verliezen die ze in en op België hadden weten te veroveren.
(23) Cass. 9 november 2004, http://www.droit.fundp.ac.be/cours/pen/cassvzw.pdf of http://www.diversiteit.be/index.php?action=rechtspraak_detail&id=45&select_page=38.
(24) Advies nr. 3 van de commissie-Badinter, 11 januari 1992 Opinion No 3 of the Arbitration Commission of the Peace Conference on Yugoslavia, 11 January 1992, 31 ILM 1499, onder meer op http://www.ejil.org/journal/Vol3/No1/art13.html. Zie over het beginsel verder onder meer Dieter BLUMENWITZ, “Uti possedetis iuris, uti possedetis de facto: die Grenze im modernen Völkerrecht” In: Raum und Recht : Festschrift 600 Jahre Würzburger Juristenfakultät, red. Horst Dreier, Hans Forkel, Klaus Laubenthal, Duncker & Humblot 2002 ; Suzanne LALONDE, Determining boundaries in a conflicted world : the role of uti possidetis, McGill-Queen's University Press 2002.
(25) D.i. Thomas M. Franck, Rosalyn Higgins, Alain Pellet, Malcolm N. Shaw, Christian Tomuschat, «L’intégrité territoriale du Québec dans l’hypothèse de l’accession à la souveraineté», Commission d’étude des questions afférentes à l’accession du Québec à la souveraineté, Exposés et études, Volume 1, Les attributs d’un Québec souverain, Québec, 1992. Zie ook Michel Roche, “L’éclatement des fédérations soviétique, yougoslave et tchécoslovaque dans le débat sur la question nationale au Québec: de l’échec de Meech au référendum de 1995”, Bulletin d’histoire politique, vol. 4, no 2, printemps 2007, pp. 151; ook op http://classiques.uqac.ca/contemporains/roche_michel/eclatement_des_federations/eclatement_des_federations_texte.html.
(26) Démembrements d’Etats et délimitations territoriales: l’Uti possidetis en question(s), onder redactie van O. Corten, B. Delcourt, P. Klein en N. Levrat, Editions de l’Université de Bruxelles / Bruylant, Brussel 1999. Sommige bijdragen verschenen ook in de Revue belge de droit international, o.a. N. ANGELET, “Quelques observations sur le principe de l’uti possidetis à l’aune du cas hypothétique de la Belgique”, in Revue belge de droit international, 1998, p. 51-69.
(27) Te vinden op http://www.briobrussel.be/assets/andere publicaties/fr_46_brus10fr.pdf in het Nederlands op http://www.briobrussel.be/assets/andere%20publicaties/nl_46_brus10nl.pdf en in het Engels op http://www.briobrussel.be/assets/andere publicaties/en_46_brus10en.pdf.
(28) http://popups.ulg.ac.be/federalisme/sommaire.php?id=518. Het bevat met name de teksten van volgende lezingen: Michel Pâque, “ Introduction: le contexte institutionnel des difficultés actuelles”; Gonzales d’Alcantara, “Demande flamande de scission de BHV : une justification économique ?”, Christian Behrendt, “BHV et le principe de l’uti possidetis”, Boudewijn Bouckaert, “«Leo Belgicus» op zoek naar zichzelf. Territorialiteit, regionalisme en confederale bestuurscultuur in de Lage Landen”, Carl Devos, “BHV : Voeren van de 21ste eeuw” en Jean-Claude Scholsem, ”La problématique de Bruxelles-Hal-Vilvorde et la jurisprudence de la Cour constitutionnelle”.
(29) “BHV est un diamant pur ; qui demande sa scission doit mettre le prix”, op http://www.lesoir.be/forum/a_bout_portant/article_595322.shtml.
(20) Over het schip als metafoor voor de staat, zie ook H. QUARITSCH "Das Schiff als Gleichnis" in Recht über See, Festschrift Rolf Stödter zum 70. Geburtstag am 22. April 1979 (red. H.P. IPSEN & K-H Necker), Decker Schenck 1979, 251 v.
(21) En wie denkt dat dit een knipoog is naar de column “bruggen bouwen” van D. Sinardet in de Standaard, heeft nog gelijk ook.
Abonneren op:
Posts (Atom)