Overgenomen uit De Wijzer, tijdschrift van de Nieuwe Filosofische Kring (Leuven), 201-14 nr. 2 - http://nfk.be/wijzer/2013-2014/deWijzer%202.pdf.
Matthias Storme is
professor aan de faculteit rechten, lid van de N-VA en zetelt sinds begin dit
jaar in de Gentse gemeenteraad. Zijn bachelor in de rechten combineerde hij met
een bachelor wijsbegeerte en voor zijn master in de wijsbegeerte trok Storme
naar de prestigieuze Yale University. Als professor aan de faculteit rechten
lijkt zijn filosofische carrière niet meer te primeren. Storme merkt op dat het
gewoon niet mogelijk meer zou zijn om bij te blijven met de ontwikkelingen nu,
en de advocatenmop die hij vertelt bevestigt het vermoeden dat rechten sterk op
de voorgrond is komen treden.
Waarom koos u voor twee opleidingen?
Vanaf mijn eerste jaar in Antwerpen heb ik
geprobeerd beide opleidingen wat te combineren. In het eerste jaar ging dat nog
vlot, maar vanaf het tweede jaar legde ik de vakken filosofie af in tweede zit.
Toch haalde ik zon der problemen gelijktijdig mijn kandidaturen in de rechten
en de wijsbegeerte. Vervolgens ben ik naar Leuven getrokken om daar
de licentie
Rechten te volgen. Ook in Leuven
probeerde ik om naast de rechten nog wat
ruimte
vrij te maken voor de licentie wijsbegeerte. Echter, nog voor ik de tijd had
gevonden om mijn thesis wijsbegeerte te schrijven kreeg ik de kans om in de VS
te studeren. Zo ben ik in Yale beland, waar ik dat jaar mijn master filosofie
heb behaald.
Filosofie studeren in Amerika leek toen een nogal
gekke keuze. Wat mij aantrok aan de VS was
haar universitaire cultuur. Wie
destijds verder ging studeren in Duitsland of Frankrijk
liep immers vaak
verloren. Je kon daar toen
allerlei vakken volgen, maar hoe je uiteindelijke
diploma er zou uitzien was vaak een
raadsel. De structuur die opleidingen op
het
continent vaak ontbeerden was daarentegen
één van de troeven van
Amerikaanse opleidingen. Bovendien hoefde ik het (toen al
hoge)
inschrijvingsgeld niet te betalen.
Was u toen al veel bezig met het politieke luik
van de filosofie?
Het klinkt misschien merkwaardig, maar op dat
moment was ik niet zo bezig met de praktisch toepasbare filosofie. Het grootste
doel van mijn studie was om een soort filosofische Bildung op te bouwen. Ik las daarom vooral grote namen uit de
geschiedenis van de filosofie. Daarnaast was ik ook gebeten door de hermeneutiek,
en vooral het werk van Gadamer. Het dieper lezen van allerlei soorten teksten en
het blootleggen van allerlei interpretatiemethodes kan verschillende deeldomeinen
van ons kennen met elkaar verbinden. Yale was trouwens een goede plaats om je in
zo’n zaken te verdiepen. De universiteit van Yale is immers een baken van
continentale filosofie in een land waar analytische filosofie domineert.
Directe democratie
U bent vandaag politiek erg actief. Zo schrijft u
meermaals opiniestukken, zetelt u in de gemeenteraad voor N-VA, en zit u als
ideoloog zelfs in de partijtop. Horen professoren wel thuis in de politiek, en
zo ja, hoe weten ze beide functies te combineren?
Dat is een lastige vraag. Ik denk dat professoren
die politiek actief zijn zeker een meerwaarde kunnen bieden. In Vlaanderen
heerst er echter een grote koudwatervrees als het over politiek engagement gaat.
Neutraliteit wordt in Vlaanderen fout voorgesteld. Zo kraait er geen haan naar
wanneer mensen politieke - zelfs extreme - ideeën verkondigen. Zodra ze echter
een partijkaart bezitten zouden ze niet meer in aanmerking mogen komen voor
allerlei functies. Dat vind ik echt absurd. Waarom gaan we niet meer voor
transparantie? Zo weten we ten minste waar iemand met zo’n functie daadwerkelijk
voor staat.
Natuurlijk moet het combineren van beide functies
ook praktisch haalbaar zijn. Tegenwoordig eisen vrijwel alle functies veel tijd
en energie op. Daarom impliceert politiek activisme ook altijd een
evenwichtsoefening. Je job werpt ook altijd een paar politieke beperkingen op.
Toch is politiek engagement nutteloos als men niet een minimum aan loyaliteit
weet op te brengen. Zelf vind ik dat ik die balans wel goed weet te leggen.
U zegt dat professoren zich niet mogen verschuilen
achter een valse neutraliteit. Van professoren in het politieke metier, en van
technocraten in het algemeen, wordt ook gezegd dat ze zich verschuilen achter
hun ‘expertise’. Zo stelt de technocraat niet alleen zijn kennis, maar ook de
politieke keuzes die hieruit zouden moeten volgen voor als absoluut. Een juiste
analyse?
We moeten hier eerst even het onderscheid maken
tussen verschillende vakgebieden. Bij sommige problemen zijn de keuzes die
moeten gemaakt worden in veel grotere mate politieke keuzes dan in andere. Geen
enkel domein waar de overheid optreedt, is vrij van politieke keuzes en te
reduceren tot expertise en technocratie, maar er zijn gradatieverschillen. Om
die keuzemogelijkheden duidelijk vorm te geven is voorafgaand een hele hoop
expertise nuttig. Politiek is kiezen, maar vooral ook weten wat we kiezen.
Politiek actieve experts kunnen dan net de brug vormen tussen kennis en
politiek!
Anderzijds mag men politieke keuzes niet verstoppen
achter die expertise. In een democratie moet politiek juist de mogelijkheid
geven om ook alternatieve keuzes te maken. Daarom heb ik het helemaal niet voor
de
consensusdemocratie die bij ons vaak gepredikt wordt. Nu zijn er ook wel goede
voorbeelden van consensusdemocratie. Neem
Zwitserland: een regering waarin al
jaren elke
partij zetelt, en die consensus bereikt, met
daarnaast een
onafhankelijk democratisch
samengesteld parlement dat haar functie van controle
met vuur uitoefent. In België dient de parlementaire meerderheid enkel om het
tussen de regeringspartijen bereikte compromis te bekrachtigen. Daarom zou een
directere vorm van democratie ook niet misstaan. Daarmee ga ik wel in tegen de
standpunten van mijn eigen partij.
Directe democratie: denkt u dan aan referenda of
vooral aan sterke lokale besturen?
Beiden. De gemeentelijke autonomie mag veel
groter worden in België, al vergt dat wel tijd. Referenda moeten trouwens ook
wat herdacht worden. Zo mag de vraag van een referendum niet worden opgelegd
van bovenaf. Dat kleurt de discussie meteen in het voordeel van de politici.
Laten we flexibele referenda houden. Ook hier kunnen we ons baseren op het
Zwitsers model. Daar kunnen in het referendum meerdere oplossingen tegelijk ter
stemming worden voorgelegd, die door verschillende groepen (burgers,
middenveld, politici) worden gesteld.
Daarnet zei u nog dat mensen wat vaker de partijkaart
mogen trekken. Hoe verzoent u dit idee met directe democratie?
Dat is een lastige vraag. Wat België eigenlijk
mist is een degelijk publiek debat. Enkel in Angelsaksische en Scandinavische
landen bestaat er zo’n debatcultuur. In Yale heb ik gezien hoe dat wel kan. Er
waren daar allerlei debatingclubs
onder studenten waarin men met evenveel vuur pro en contra kon verdedigen. Zo
krijgt iedereen een duidelijk beeld van de problematiek. Ik ben overigens hier
in Leuven ook zo’n debatclub gestart voor studenten met ongeveer hetzelfde
ritueel als in de VS. Schrijf maar dat elke student die daarin interesse heeft,
zich mag aanmelden (lacht)!
Overdreven formalisering
Ligt het gebrek aan debat niet in de Belgische
cultuur van bescheidenheid?
Ik denk dat die Belgische cultuur vooral lijdt
onder het trauma van jarenlange overheersing. Eeuwenlang hadden andere landen
het in onze gebieden voor het zeggen. Daarom schuwen wij ideeën zelf duidelijk
te verkondigen. Bovendien is onze communautaire situatie hiervoor ook
allerminst geschikt. In een federale staat met maar twee grote partijen zal
nooit een volwaardig debat ontstaan. Zo’n staat is gedoemd disfunctioneel te
blijven.
Geldt er in België dan misschien een te grote cultuur
van ‘betutteling’? Ervaart u dit zelf als prof.?
Zeker. Zo stoor ik me enorm aan alle formele
vereisten i.v.m. ‘ICTS – fiches’. Dat is zo’n overgeformaliseerde bedoening. Zo
mag ik geen punten aftrekken voor schrijffouten, als ik niet eerst in die fiche
schrijf dat mijn studenten in behoorlijk Nederlands moeten kunnen schrijven.
Waar zijn we mee bezig! Dat formalisme is ontstaan doordat steeds meer studenten
procedures aangaan tegen hun professoren. Dat probleem los je echter niet op
door jezelf als universiteit te betonneren in regels. Wij moeten net een
duidelijke stem vormen tegen die overdreven formalisering. Dat is een onderdeel
van onze maatschappelijke opdracht.
Als we verder gaan op het thema van betutteling:
komen mensen, en met name studenten, te weinig op voor hun rechten?
Ja, maar dat is niet steeds aan henzelf te
wijten. Allereerst zijn de studies die de studenten volgen duidelijk zwaarder
geworden dan vroeger. Dat is zeker zo op de rechtenfaculteit. Anderzijds missen
studenten parate kennis die ze vroeger wel hadden, waarmee ik niet wil zeggen
dat ze minder getalenteerd zijn dan vroeger. Bovendien heeft er ook een
sociologische verandering plaatsgevonden; de hedendaagse student zoekt meer
afleiding op kot. De verstrooiing van computer, tv, e.d. heeft de student zeker
veranderd.
Toch zal een student zich vandaag zeker nog engageren.
Maar hij verschilt van de oude student doordat die laatste zich langer voor
iets kon inzetten, terwijl de hedendaagse student ‘s anderendaags al aan wat
anders denkt. Ook bestaat er een zekere angst om zich te binden, en vooral als
daar niets duidelijks tegenover staat. En vanuit de premisse dat men zich niet
wilt binden ontstaat er
ook een zekere desinteresse. Waarom zou
een student
zich verdiepen in de programma’s van politieke partijen, als hij tegelijkertijd
tot geen enkele van die partijen wil
behoren?
Zouden studenten zich niet eerder gewoon moeilijker
kunnen vinden in bestaande ideologieën? Denkt de hedendaagse student niet veel
verdeelder en over partijgrenzen
heen?
Als ze zich niet kunnen vinden in bestaande
ideeën of groepen bestaat er nog altijd de mogelijkheid om zelf een groep te
vormen. De oude student zou proberen zo’n ‘politiek gat in de markt’ te vullen.
De hedendaagse student doet dat klaarblijkelijk niet. Ik blijf dus bij mijn
standpunt.
Progressief conservatisme
Uzelf identificeert zich met het Conservatisme.
Wat is Conservatisme, en zijn conservatief en progressief twee elkaar
uitsluitende termen?
Allereerst bestaat er natuurlijk niet één vorm
van conservatisme; er zijn zoveel soorten conservatisme als er conservatieven
zijn. Het is ook zeker geen ideologie met vaststaande geloven, regels, of
toekomstbeelden. Het is veeleer een soort levensbeschouwing. Conservatisme
vertrekt daarom vanuit een scepsis voor het vooruitgangsgeloof, en vooral
vanuit een scepsis voor absolute ideeën.
Dat klinkt misschien wat vreemd, want conservatisme
heeft zelf ook een soort absolute waarheid. Voor conservatisme ontbreekt er
geen absolute waarheid, maar ze is nooit volledig uit te drukken. De
conservatief gelooft in een natuurlijke orde, maar denkt niet dat de mens deze
orde ooit volledig zal kennen. Daarom hecht een conservatief net zoveel waarde
aan het verleden. Immers, wat in het verleden ligt kunnen we wel trachten te
plaatsen in een grotere orde. Door die ervaring aan te leren, kunnen we hoger
geraken, als dwergen op schouders van reuzen. Enkel dankzij het werk van vorige
generaties zijn we vandaag in staat vooruitgang te boeken. De conservatief erkent
dat hij met zijn eigen verstand onmogelijk alles zelf had kunnen bereiken.
Vanuit onze dankbaarheid voor het geschenk van de traditie volgt het respect.
Maar als de absolute waarheid onbekend is, en we
ons enkel kunnen baseren op traditie, waarin ligt dan de toekomst? Hoe kan een
conservatief actief werken aan de toekomst?
Tja, voor mij is de wereld een kosmos. Die kan
vervolgens op verschillende manieren gepercipieerd worden. Zo heeft elke
cultuur een uniek perspectief op de absolute waarheid. Vandaar ook dat de
conservatief de verscheidenheid van culturen zo graag wilt behouden. Wij zijn
dus niet gekant tegen andere culturen, maar willen ze net, samen met de onze,
beschermen. Het gevaar van de multiculturele maatschappij is dat ze een soort
eenheidsworst wordt.
Om terug te komen op die toekomst; het religieuze
element van het conservatisme gaat natuurlijk net hier over. Wat is de
bestemming van de mens? In een religieuze traditie is dat gemakkelijker te formuleren.
In een seculier conservatisme gaat dat wat moeilijker.
Toch heeft de N-VA net voor een slogan gekozen
waarin verandering centraal staat. Wat is die kracht van verandering?
Wat hier wordt bedoeld is dat er ook verandering
nodig is om net het essentiële te bewaren. Het gaat om een herdenken. Dat
betekent respect betonen voor wat was, maar ook opnieuw denken over wat kan
komen. Een prachtige metafoor voor wat ik hiermee wil zeggen is het boek ‘Le
bateau de thésée’ van S. Ferret. In de mythe van de Griek Theseus legt een
schip een lange tocht af. In de loop van de tocht moet elk onderdeel echter
worden gerepareerd of vervangen. Op het einde van de tocht is geen enkel
onderdeel nog origineel, maar toch is het nog hetzelfde schip. Dat is de kracht
van verandering. En zo’n verandering is ook nodig in Vlaanderen, want anders
dreigt het Vlaamse schip stilletjes onder te gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten