dinsdag, oktober 30, 2007

Dewael's bedrieglijke rechtsvergelijking

In de Standaard van 26 oktober (Immobilisme noch separatisme. Pleidooi voor een federale kieskring) neemt Patrick Dewael de verdediging op zich van het Rue-de-Pavie-voorstel voor een federale kieskring. Minstens het rechtsvergelijkend argument dat hij gebruikt is bedrieglijk.

Over de andere argumenten ga ik me hier niet uitspreken, maar het volgende argument voor een federale kieskring kan alvast tellen als wetenschappelijke onzin: "Want kijken we bijvoorbeeld naar Duitsland, Zwitserland, Canada en de Verenigde Staten van Amerika, dan kunnen we vaststellen dat er bijvoorbeeld een volwaardig Grondwettelijk Hof bestaat, een Senaat samengesteld uit de vertegenwoordigers van de deelstaten en een federale kieskring voor bepaalde verkiezingen, bijvoorbeeld voor de verkiezing van de president. In de Belgische federatie zijn, abstractie makend van een Grondwettelijk Hof, die elementen niet aanwezig. Nochtans zijn het juist die elementen die in federale landen als noodzakelijk voor de stabiliteit van het land beschouwd worden."

Welnu, in de Verenigde Staten is er wel grondwettigheidscontrole door de rechter, maar geen apart Grondwettelijk Hof. Maar vooral: er is helemaal geen federale kieskring, ook niet voor de verkiezing van de president. Deze wordt verkozen door de kiesmannen die door de verschillende staten worden verkozen (in verhouding tot hun bevolkingsaantal) (nog vergeten dat Bush daaraan zijn eerste verkiezing te danken heeft, hoewel hij minder stemmen behaalde dan Gore ?). Zolang Dewael ook geen Belgische president wil laten verkiezen, zijn Amerikaanse presidentsverkiezingen er trouwens maar bij de haren bijgesleurd. Het is trouwens een publiek geheim dat koning Boudewijn zich verzet heeft tegen een federale kieskring omdat hij vreesde dat de monarchie een systeem met nationaal populaire politici en een de facto rechtstreeks verkozen premier niet overleeft.

In Duitsland is er inderdaad een Grondwettelijk Hof, maar geen federale kieskring: de eerste stem bepaalt de rechtstreeks verkozen volksvertegenwoordiger per district (meerderheidsstelsel), de "Zweitstimme" gaat naar lijsten per deelstaat. De president wordt niet rechtstreeks verkozen. En de Duitse Bundesrat als model voor de Belgische Senaat ? Doe maar ! In de Bundesrat zetelen de minister-presidenten van de deelstaten met een stemkracht in verhouding tot hun bevolking. Dat invoeren in België betekent een Senaat die bestaat uit de minister-presidenten van de gewesten en gemeenschappen, waarbij Kris Peeters op zijn eentje 60 % van de stemmen heeft. Als dat niet de bedoeling is, stop dan het bedrieglijk verwijzen naar de Duitse Bundesrat.

In Zwitserland is er al evenmin een federale kieskring: alle parlementsleden worden per kanton verkozen. Er is niet alleen geen Grondwettelijk Hof, maar in beginsel zelfs geen grondwettigheidstoetsing door de rechter: die toetsing wordt door het volk zelf uitgeoefend door middel van referenda en volksinitiatieven. De zetels in de Ständerat (Senaat) worden ingevuld door de kantons, in beginsel 2 per kanton, maar er zijn veel meer Duitstalige kantons dan Franstalige zodat het opnieuw bedrieglijk is hierin een argument voor een paritaire senaat te zien.

In Canada is er inderdaad een Grondwettelijk Hof; maar de volksvertegenwoordigers worden per district verkozen (meerderheidsstelsel); de leden van het Hogerhuis worden helemaal niet verkozen, maar naar Brits model benoemd door de monarchie op voordracht door de Eerste Minister, wat moeilijk een democratisch model kan worden genoemd voor België. Bij die benoemingen wordt wel een zekere proportie per deelstaat in acht genomen (maar géén pariteit). Vermits het een monarchie is zijn er in Canada ook geen federale presidentsverkiezingen.

Op het niveau van de Europese Unie bestaat er ook geen federale kieskring voor het Europees parlement of een Europese president. En de stemmen in de Raad, die als een soort Senaat kan worden beschouwd, zijn niet gelijk verdeeld over de lidstaten maar afgezwakt proportioneel aan het aantal inwoners.

Wat verder opvalt is dat de landen die Dewael aanhaalt allemaal voorbeelden zijn van centripetaal federalisme, federaties die ontstaan zijn uit voorheen onafhankelijke staten, en niet van centrifugaal federalisme, d.i. door "devolution" of defederalisering zoals in België (ook Canada is historisch een centripetale federatie, al is de dynamiek er minstens in Québec nu wel centrifugaal). En voor alle duidelijkheid: ook andere centrifugale federaties (Spanje, Verenigd Koninkrijk) kennen geen federale kieskring - behalve dan Irak, of all examples ....

De waarheid is dat nationale kieskringen of andere nationale verkiezingen juist typisch zijn voor unitaire landen, zoals Nederland, Portugal (president), Polen (president), Slovenië ..... Daarbij wordt dan telkens strikt de hand gehouden aan de gelijkheid van elke stem, aan een ver doorgedreven proportionaliteit. Wat Dewael verzwijgt, is dat het voorstel voor een federale kieskring in België ook op dit punt bedrieglijk is, omdat het aantal Nederlandstalige en Franstalige verkozenen op voorhand zou worden vastgelegd en niet op basis van de uitslag van de verkiezingen !

De waarheid is ook dat er zelfs in die zeldzame gevallen waar de deelstaten in een Senaat evenveel zetels hebben, dit nooit een pariteit inhoudt, omdat het nooit om tweeledige landen gaat: het is de fundamentele tweeledigheid van le pays réel die maakt dat België hoogstens nog als confederatie kan overleven, maar niet als federatie.

De waarheid is tenslotte dat aparte Grondwettelijke Hoven in veruit de meeste gevallen zijn ingevoerd na de val van een totalitair of minstens dictatoriaal regime om de jonge democratie te versterken tegen concentratie van politieke macht. België is de uitzondering waar dat Hof inderdaad, zoals Dewael impliciet stelt, is ingevoerd om bescherming te bieden tegen centrifugale krachten, en daarbij de Vlaamse meerderheid neutraliseert. Waarmee ik geen kritiek wil uiten op de wijze waarop het Hof zijn bevoegdheid invult, maar enkel stellen dat het principieel geen gezond systeem is in een echte democratie. Laat ons daarvoor maar wat meer naar Zwitserland kijken, op een correcte wijze natuurlijk en niet op zijn Dewaels.

zaterdag, oktober 27, 2007

Negationismepolitiek rond de Armeense Holocaust: de laffe aanval op Gie van den Berghe

Beweren dat Gie van den Berghe er Israël ervan beschuldigt verantwoordelijk te zijn voor de ontkenning van de Armeense Holocaust ("Halve waarheden over genocide, dS 25 oktober 2007) is wel een van de meest groteske verdachtmakingen die ik bij ons heb gelezen. Het is ook onvoorstelbaar hoe de auteurs enkele stellingen van Gie van den Berghe verdraaien.

Beginnen we met de bekritiseerde stelling: "De Armeniërs en de Turken moeten er maar zelf uitraken, 'de gebeurtenissen moeten worden onderzocht, niet veroordeeld'. Beeld je maar even in dat we dit na de tweede wereldoorlog tegen de Duitse daders en joodse slachtoffers hadden gezegd." Reactie: "Hij vergeet het Neurenbergtribunaal (1946-1949) om te oordelen over de nazimisdaden tegen de menselijkheid. Vindt hij er graten in dat de Jodenuitroeiing veroordeeld werd als een misdaad tegen de menselijkheid?" Wat heeft dat er mee te maken ? Gie van den Berghe klaagt aan dat we met Turkije (onder)handelen en samenwerken alsof er niets gebeurd is. Kan men zich voorstellen dat Duitsland lid zou kunnen geworden zijn van de EU indien het geweigerd had de Shoah als genocide te erkennen ? Dat de andere Europese landen er genoegen mee zouden hebben genomen dat de nieuwe Duitse regering zou gezegd hebben dat er eerst maar eens een Duits-Israëlische commissie moest komen om te onderzoeken of het wel een genocide was of enkel maar een spijtig nevengevolg van de Tweede Wereldoorlog ?

Vervolgens het verwijt aan Gie van den Berghe dat hij "het als historische waarheid voorstelt dat Hitler gezegd heeft: 'Wie tenslotte heeft het vandaag nog over de uitroeiing van de Armeniërs?' Er bestaat hiervoor geen enkel formeel bewijs", terwijl de bron precies door het Amerikaanse Holocaust Museum gepubliceerd werd (Michael Berenbaum - The World Must Know. The History of the Holocaust as told in the United States Holocaust Memorial Museum,
1993, p. 62). Dat is geen formeel bewijs, maar voldoende om niet verdacht te worden gemaakt omdat men dit citaat overneemt.

Of de uitspraak van de Israëlisch-Armeense aartsbisschop Shirvanian in Haaretz (11 oktober 2007, zie http://www.haaretz.com/hasen/spages/911630.html) dat de erkenning van de genocide door de VS wellicht pas zal plaatsvinden als Israël die stap ook zou zetten, juist is of niet, is minder relevant dan de merkwaardig overtrokken reactie van de journalist van Haaretz, overgenomen door de kritikasters in dS: de stelling van de aartsbisschop wordt om die reden gelijkgeschakeld met een van de meest verderfelijke vervalsingen uit de moderne geschiedenis (de protocollen van de wijzen van Zion, in meerdere Arabische landen ook vandaag nog als waarheid verspreid). Ze is overtrokken, omdat die journalist zelf precies de feiten aanhaalt die Gie van den Berghe blijkbaar verdacht maken, zoals het getal van 20.000 Armeniërs in Israël en de tussenkomst van Shimon Peres tegen de erkenning als genocide. In hetzelfde artikel wordt er terecht op gewezen dat anderen in Israël daar anders over denken, en herinnerd aan de aanwezigheid van gedenktekens voor de Armeense genocide in Jeruzalem. Er is in de Armeense wijk in Jeruzalem ook een museum gewijd aan de Armeense holocaust; ik heb het bezocht toen ik gastdocent was aan de Hebrew University in Jeruzalem en de beelden hebben mij sindsdien niet meer losgelaten.

Het bedroeft me dan ook des te meer dat de hetze tegen Gie van den Berghe, waarvoor men zich in allerlei bochten moet wringen, door een reeks joodse medeburgers wordt ondertekend. Die hetze heeft misschien te maken met het feit dat hij het onderzoek over de Shoah heeft verruimd naar andere themata waar de slachtoffers en diegene die zich ermee identificeren minder interesse voor hebben. Dat hij zich sterk interesseert voor de oorzaken van het kwaad, voor de oorzaken waarom mensen zulke gruwelijke dingen doen. Alsof de historici ook die vraag niet zou mogen stellen? En alsof men ook niet zou mogen vragen waarom sommige mensen misdaden tegen de mensheid ontkennen ? Men moet het daarom niet eens zijn met alle conclusies die Gie van den Berghe uit zijn onderzoek trekt - ik ben het daar meermaals niét mee eens, en ik heb een kritisch stuk gepubliceerd tegen de stellingen in de brochure over het Holocaustmuseum waaraan hij meegeschreven heeft -, om zijn waarde als wetenschapper te erkennen en zijn stellingen op intellectueel eerlijke manier te bestrijden.

De poging tot sluipmoord op Gie van den Berghe is bovendien zeer onverstandig: indien men bv. had geargumenteerd dat men moeilijk van Israël kan verwachten dat het vooroploopt in de strijd tegen het negationisme over de Armeense Holocaust, gezien de ligging van het land en de historische ervaringen van het joodse volk, dan hadden we een normaal debat gehad. Maar uit de heftige reactie zullen vele lezers alleen maar afleiden dat er geen rook is zonder vuur. Dat er misschien toch een joodse verantwoordelijkheid is voor de negatie van de Armeense Holocaust die verborgen moet worden gehouden. En dat is jammer. Ook het respect voor de slachtoffers van de Shoah is ermee gediend dat de ontkenning van de Armeense Holocaust door Turkije wat steviger wordt aangeklaagd en dat diegenen die de moed hebben dat publiek te doen niet in de rug worden geschoten.

Matthias Storme
M.A. (Yale), hoogleraar KU Leuven


P.S. Gie van den Berghe heeft intussen zelf een repliek gepubliceerd op serendib.be

woensdag, oktober 24, 2007

Bubu

Zaterdagnamiddag 17 november vierden we in Gent het 175-jarig bestaan van mijn college, het Sint-Barbaracollege te Gent, waar ik de retorica verliet in 1976. Sindsdien is er een en ander veranderd, maar het college heeft in vele opzichten stand gehouden. Nadat generaties voorouders en andere mannelijke familieleden er gestudeerd hebben is mijn jongste dochter het allereerste meisje in de familie bij de Jezuïeten ! Dat heeft ze trouwens in haar derde leerjaar zelf beslist: toen ze eens meeging om haar broer te bezoeken kwam ze thuis met de mededeling : "volgend jaar ga ik naar die school". En wie Emma kent, weet dat niet enkel Facts maar ook Emma's Opinion stronger is than the Lord Mayor of London. Sedert het vierde lagere gaat ze daar dus ook, jaren eerder dan gepland.

In ieder geval: de viering van één en driekwart eeuw hersticht Jezuïetencollege werd zaterdag goed ingezet met een "eerste show"-optreden van enkele bekende oud-leerlingen. De oudste, die dus naar goede traditie eerst aan het woord kwam, was Gerard Mortier. Nu zal de lezer wel vermoeden dat er massa's zaken zijn waarover Mortier en ik het oneens zijn, maar minstens één zaak hebben we gemeenschappelijk: een grenzeloze bewondering voor onze retoricaleraar, pater Daniel Vandenbunder s.J. Een retoricatitularis zoals er wellicht geen meer zijn en misschien ook bijna nooit geweest zijn? Hij gaf de meerderheid van de vakken (geschiedenis, latijn, grieks, nederlands, frans, godsdienst) en dat leidde tot een grote kruisbevruchting. Filosofie was voortdurend aanwezig. Hij heeft ons zoveel Sartre doen lezen dat ik sindsdien geweigerd heb nog één letter van Sartre te lezen. Bij sommige andere auteurs was het effect wel omgekeerd natuurlijk.

De eerste les begon met pater Vandenbunder die zwijgend op bord schreef: "Es sind nur die Dummen die arbeiten". Toen wij ons al begonnen te verkneukelen, volgde het antwoord: "jullie zijn niet slim genoeg om lui te zijn, dus er zal hier gewerkt worden". Ons verstand moest dringend geactiveerd worden, want "als je erop kunt zitten, is het dat het niet scherp is". En op de vraag van een wat late 68'er "pater, gaan wij ook iets te zeggen hebben dit jaar ?" volgde de kernachtige uitdrukking van de jezuïtische filosofie: "Ja, als je iets te zeggen hebt".

Het dagelijkse Onze Vader eindige abrupt met de woorden "En geef ons heden ons dagelijks brood. Amen". Het vervolg "En vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren" werd niet gebeden "zolang er geen amnestie is".

Dat kan dus nog een tijd duren. Hoewel, over tijd gesproken: Bubu (dat was zijn bijnaam onder de leerlingen, hij was immers te veelzijdig om een andere bijnaam te hebben dan een verkleinwoord van zijn naam) wijdde ons in in het tijdsbegrip van Henri Bergson, la durée, de "morele" tijd of tijd van het geweten, onderscheiden van het wetenschappelijk tijdsbegrip. De wetenschappelijke tijd die ik aan Sint-Barbaracollege heb doorgebracht is 11 jaar (lager en middelbaar), maar de morele tijd ervan is permanent.

vrijdag, oktober 19, 2007

De kern van de zaak: BHV discrimineert in strijd met het belgisch evenwicht

Mijn eerdere bijdrage "Interpretatie zonder te zinzen: waarom de splitsing van BHV grondwettelijk moet", die verkort in de Juristenkrant nr. 154 verscheen, heeft dan toch een beargumenteerde reactie opgeroepen. In de Juristenkrant nr. 155 argumenteert Koen Lemmens waarom volgens hem een terugkeer naar de arrondissementele kieskringen met behoud van BHV grondwettig is, en mijn verwerping daarvan ‘erg speculatief’. Daarbij gebruikt hij wel een merkwaardige interpretatie van het Belgisch evenwicht, die manifest strijdig is met de Belgische grondwet maar wel overeenstemt met de retoriek van het Franstalig revanchisme.

Ter herinnering: de vraag gaat of de Grondwet, zoals meer bepaald toegepast in arrest nr. 73/2003 van het Grondwettelijk Hof (toen nog Arbitragehof) een terugkeer naar de arrondissementele kieskringen uitsluit. Mijn stelling luidde dat dit inderdaad het geval is, waarbij ik er wel aan toevoegde dat enerzijds een niet-gesplitste federale kieskring wel kon en anderzijds een splitsing gepaard kon gaan met maatregelen ter bescherming van minderheden in overeenstemming met het Belgisch evenwicht.

Lemmens verwijt me overweging B.9.5. te citeren zonder de daaraan voorafgaande B.9.4., die volgens hem aantoont dat zonder de invoering van provinciale kieskringen BHV wel behouden had kunnen blijven. Hij vergeet daarbij onder meer overweging B.9.2., waar B.9.4. op voortbouwt, en die stelt: ‘Er dient evenwel te worden opgemerkt dat, hoewel die handhaving, in 1994, bestaanbaar kon worden beoordeeld met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, diezelfde bepalingen die handhaving op dat ogenblik niet vereisten, noch thans vereisen.’

Voor de goede lezer, die de rechtspraak van het Arbitragehof kent, is duidelijk dat het Hof oordeelt dat iets wat vroeger door de beugel kon, dat niet noodzakelijk nu nog kan. Dit stemt overeen met de rechtspraak in vergelijkbare materies. Met name inzake de zetelverdeling bij de Europese verkiezingen had het Arbitragehof ook al aanvaard (arrest nr. 26/90 van 14 juli 1990) dat de voor Vlaanderen nadelige zetelverdeling tijdelijk kon blijven bestaan maar in het kader van een verdere evolutie van de staatshervorming diende te verdwijnen. Men moet weten dat in de Belgische traditie de rechter nooit openlijk een overruling toegeeft, d.w.z. een terugkomen op eerdere rechtspraak, maar die verbergt achter het aanhalen van een gewijzigde context of ander distinguo (hetzelfde geldt overigens ook voor de Engelse rechter, maar veel minder voor de Staats-Nederlandse, Duitse, Europese of Amerikaanse rechter). Dat is een normaal element van de stijl van onze rechtspraak. Psychologen zullen overigens zeer mooi kunnen uitleggen waarom ook de meeste andere mensen niet bereid zijn openlijk hun mening te veranderen zonder dat ze daarvoor een gewijzigde omstandigheid inroepen, ongeacht of die relevant is of niet.

De invoering van provinciale kieskringen behalve in Vlaams-Brabant geeft dus wel het kader aan waarin de ongrondwettigheid zich bevindt, maar niet de reden voor die ongrondwettigheid. Die reden ligt in de discriminatie in het licht van de Grondwet. Die discriminatie bestaat niet uit het al dan niet provinciaal zijn van de kieskring, maar uit het eenzijdig taalgrensoverschrijdend karakter ervan. Dat was precies de motivering van het middel dat gegrond werd verklaard. En dat is a contrario te toetsen.

Stel dat er overal provinciale kieskringen zouden zijn, behalve in Namen en Luxemburg en deze twee één kieskring zouden vormen. Zou het Hof dan de kandidaten van die twee provincies gediscrimineerd achten omdat ze in concurrentie treden met die van de andere provincie? Dat gelooft niemand. Het probleem van BHV is niet dat die kieskring provincieoverschrijdend is, maar dat die eenzijdig gewestoverschrijdend, gemeenschapsoverschrijdend en taalgrensoverschrijdend is en dat de fundamentele kenmerken van de Belgische federatie zoals opgesomd in art. 1 tot 5 juist die indeling in gemeenschappen, gewesten en taalgebieden omvatten.

Daarmee komen we aan de grond van de zaak, en het is vooral daar dat Lemmens uit de bocht gaat. Om de terugkeer naar arrondissementele kieskringen met behoud van BHV te legitimeren roept Lemmens elementen in die de verschillende behandeling tussen BHV en de andere kieskringen zouden rechtvaardigen: ‘Om evidente redenen gaat het om de uitzonderlijke situatie van de Vlamingen in Brussel en de Franstaligen in de rand’. Daarmee schrijft hij zich niet in in het Belgisch grondwettelijk kader, waar het hier om gaat, maar in de imperialistische logica van de meeste Franstalige partijen, namelijk de weigering om de twee grondslagen te aanvaarden waarop het Belgisch evenwicht berust, nl. (1) de gelijkwaardigheid tussen het Nederlands en het Frans taalgebied, tussen Vlaanderen en Wallonië, en (2) het parallellisme in de bescherming van de Franstaligen op federaal vlak en de Nederlandstaligen in Brussel (zie I.a. André ALEN, Compendium van het belgisch staatsrecht nr. 248. Vgl. daartegenover de de recente uitspraken van José Happart en de commentaar erop van Paul Geudens in de Gazet van Antwerpen van 17 september 2007 "Happart zet Belgisch evenwicht op de helling"). De positie van Franstaligen in Vlaanderen is dus gekoppeld aan die van Nederlandstaligen in Wallonië en helemaal niet aan die van de Nederlandstaligen in Brussel.

Dat evenwicht blijkt uit de in het middel aangehaalde bepalingen van de Grondwet die het volgende inhouden:
- de gelijkwaardigheid van de Vlaamse gemeenschap en de Franse gemeenschap (art. 1, 2 en passim);
- de gelijkwaardigheid van het Vlaams gewest en het Waals gewest (art. 1,3 en passim);
- de gelijkwaardigheid van het Nederlands taalgebied en het Franse taalgebied (art. 4 en passim) en het grondwettelijk bestaan van “grenzen” van deze taalgebieden, die door art. 4 lid 3 bijzonder beschermd zijn;
- de toewijzing van de provincie Vlaams-Brabant aan het Vlaams Gewest op volstrekt gelijkwaardige wijze als de toewijzing van de andere Vlaamse provincies aan dat Gewest en de toewijzing van Waals-Brabant aan het Waals Gewest en de andere Waalse provincies aan dat Gewest (art. 5 GW);
- de volstrekt parallelle territoriale regeling van de bevoegdheid van de Vlaamse gemeenschap over het Nederlands taalgebied en van de Franse Gemeenschap over het Frans taalgebied (§2 van art. 127, 128 en 129 GW);
- de volstrekt parallelle onmogelijkheid voor een inwoner van het Vlaams Gewest om verkozen te worden in de Raad van de Franse Gemeenschap en voor een inwoner van het Waals gewest om verkozen te worden in de Raad van de Vlaamse gemeenschap (art. 24bis Bijzondere Wet hervorming instellingen).
Het blijkt ook uit de vergelijkbare wijze van samenstellen van de federale en de Brusselse regering en de gelijkaardige beschermingsmechanismen (alarmbel e.d.m.)

Het bestaan van faciliteitengemeenten in Vlaams-Brabant kan geen rechtvaardiging vormen voor het verstoren van dit evenwicht ten nadele van Vlaams-Brabant, aangezien dergelijke gemeenten in meerdere provincies aanwezig zijn, en er in andere provincies ook geen bijzondere regels gelden; behalve in beperkte mate in Komen en Voeren - maar zij kunnen alvast het totaal aantal Nederlandstalige v. Franstalige volksvertegenwoordigers niet beïnvloeden. Hieruit moet men alvast afleiden dat ook een "inschrijvingsrecht" voor inwoners in Vlaams-Brabant om in Brussel te stemmen voor (Franstalige) lijsten aldaar, slechts grondwettig is voor zover dit het totaal aantal zetels voor Vlaams-Brabant niet kan beïnvloeden.

Los van alle vragen van interpretatie van een arrest dat een compromis vormde tussen 12 netjes politiek verdeelde rechters, ligt hier de kern van de zaak: de onwil van de Franstaligen tot aanvaarding van de gelijkwaardigheid van het Nederlands en de daaruit voortvloeiende eis van reciprociteit van alle faciliteiten of andere uitzonderingen.

Matthias Storme, advocaat en buitengewoon hoogleraar aan de KUL

donderdag, oktober 18, 2007

Grens als sleutelbegrip (mijmeringen n.a.v. een uitspraak van Bart Staes)

In het weekblad Knack van gisteren wordt Bart Staes geïnterviewd en op de vraag wat dan wel de progressieve waarden zijn, antwoordt hij "ik vat ze samen in drie sleutelbegrippen: grenzen, solidariteit en warmte". Interessant, want dat zijn alle drie ook conservatieve waarden. Dat geldt manifest voor het allereerste sleutelbegrip dat Staes noemt. Leuk dat hij het woord sleutelbegrip gebruikt, want dat is precies de term die ik zelf ook uitsprak in een interview voor Braambos (uitgezonden door KTRO op televisie uitgezonden op 26 september 1999 : "Er is meer"). Ik had het toen over territoriale grenzen (voor het belang waarvan ook Bart Staes als verdediger van de "kleine" volkeren wel begrip zal hebben), over ethische grenzen en vooral over de 3 "antropologische grenzen". Ik citeer hoe ik het toen improviseerde in het interview:

"De eerste is: de mens is sterfelijk, dus de dood als grens. De tweede grens is : wij zijn geboren uit onze ouders, dus wij zijn jonger dan onze ouders. Er is dus altijd een niveauverschil tussen ons en onze ouders. Wij kunnen nooit zeggen dat onze ouders uit ons zijn voortgekomen. Het is altijd éénrichtingsverkeer. De moderne mens heeft er moeite mee te aanvaarden dat er iemand voor hem is geweest, van wie hij iets heeft gekregen. Hij zou veel liever als het ware uit het niets geboren zijn. En de derde grens is: dat de mens bestaat uit mannen en vrouwen. En ook dat is een onderscheid dat in onze maatschappij zoveel mogelijk afgestoten wordt, waarbij men niet meer aanvaardt dat daar verschillen zijn. Zoals men ook niet meer aanvaardt dat er een verhouding is tussen ouders en kinderen. Zoals men eigenlijk ook de dood niet meer aanvaardt en probeert weg te steken in onze maatschappij. Het sterven is iets dat moet gebeuren zover mogelijk van de wereld, moet worden verborgen."

Later heb ik het samengevat als "sterfelijkheid, generationaliteit, en geslachtelijkheid van de mens".

Ik heb de idee van die 3 grenzen niet zelf uitgevonden, wel geherinterpreteerd. Ik heb me al suf gepiekerd waar ik de idee gehaald heb, maar vind het niet. Vermoedelijk van één van mijn professoren wijsbegeerte in Leuven. Ik had zo'n vage idee dat ik dit zou geleerd hebben van de onlangs overleden prof. Jacques Schotte (een leerling van Lipót (Leopold) Szondi), maar daar heb ik nooit les van gehad en ik kan me niet herinneren er ooit een wijsgerig gesprek mee te hebben gevoerd. Misschien kan een van de lezers me helpen ? Wel vond ik recent in een artikel van G. Ossimitz over de conflictsociologie van Gerhard Schwartz, getiteld "The evolution of conflicts. The Conflict Theory of Gerhard Schwarz
and its Application to Xenophobia
", een merkwaardige parallel. Hij beschrijft daarin de fundamentele aporetische polariteiten van de mensheid (dit zijn de polariteiten die leiden tot aporetische conflicten, conflicten die in beginsel onoplosbaar zijn omdat beide zijden evenzeer gelijk hebben en bovendien niet onafhankelijk van elkaar kunnen bestaan): leven/dood, individu/groep, jong/oud en man/vrouw. Schwartz legt uit dat een maatschappelijke hiërarchie de oplossing is waardoor die die aporieën overstegen worden (uitgewerkt in zijn boek "Die Heilige Ordnung der Männer. Hierarchie, Gruppendynamik und die neue Rolle der Frauen"). Naast de drie grenzen waarop ik eerder alludeerde wordt de aporie individu/gemeenschap opgevoerd. Dat heeft ook iets met grenzen van gemeenschappen te maken: indien de mens deel uitmaakt van een gemeenschap, heeft die ook grenzen (wat niet uitsluit dat men van meerdere niveaus van gemeenschap deel kan uitmaken en in zekere zin ook van meerdere gemeenschappen); zowel een individu als een gemeenschap hebben nood aan territoriale grenzen. En die vierde aporie is ook iets waar de moderne westerse ideologie het al even moeilijk mee heeft als met de drie andere (zie de typisch linksliberale verwerping van alles wat op groepsdenken zou wijzen).

De tegenstelling individu/gemeenschap is natuurlijk de traditionele tegenstelling tussen liberalen en socialisten (al klopt dat in de hedendaagse politiek al veel minder), waarin conservatieven net als christendemocraten een middenpositie innemen. Welnu, hier komt nog een ander aspect van het sleutelbegrip grens om het hoekje kijken. Dat betreft de grenzen die men moet stellen aan maatschappelijke sferen, en in het bijzonder de grenzen aan de staat enerzijds en de markt anderzijds. Ik kom er dadelijk op terug, maar citeer eerst even terug Bart Staes.

Bij het noemen van grens als sleutelbegrip merk je de verbazing van de Knack-journalisten die uitleg vragen. En als groene jongen (en dat is hier helemaal niet negatief bedoeld) noemt Staes met name "grenzen aan wat mensen in een razendsnel draaiende en consumerende samenleving kunnen verdragen. Grenzen ook aan wat de planeet kan verdragen". Ook deze twee voorbeelden passen bij uitstek in een conservatieve levensbeschouwing. Het is allicht niet toevallig dat de Knack-journalisten dan ook precies op de invulling van dit sleutelbegrip niet doorvragen en dan maar over de twee andere verdergaan: het sleutelbegrip grens lijkt hen vreemd. Anders dan Staes hebben zij wellicht de conservatieve intuïtie verloren.

Grenzen stellen "aan wat mensen in een razendsnel draaiende en consumerende samenleving kunnen verdragen"zal, mogen we aannemen, onder meer grenzen aan de vermarkting betekenen. Conservatieven hebben niets tegen de markt, zolang die markt grenzen kent. En daarmee bedoel ik dat een heleboel menselijke waarden niet aan het marktmechanisme mogen onderworpen worden (tenzij dan in overdrachtelijke betekenis zoals "de markt der ideeën"). De markt is een uitstekend mechanisme voor de productie en distributie van materiële waarden. Ze is dodelijk voor persoonswaarden. Menselijke relaties moeten gevrijwaard worden tegen vermarkting. Dat is de reden waarom alle grote beschavingen onder meer een familierecht hebben, een geheel van instituties dat door de paarse ideologie vakkundig is vernield. Liberale en socialistische ideologen zijn daarin wel degelijk bondgenoten.

Ik weet niet of Bart Staes het zich nog herinnert, maar op 4 december zat ik samen met hem, Dirk Sterckx, Anne van Lancker en Miet Smet aan tafel in het Europees Parlement als panel in een debat georganiseerd door Hendrik Vos. Voor de curieuzeneuzen onder jullie: ik zat daar inderdaad namens de N-VA (dat was toen ik nog de illusie koesterde dat de N-VA mij op de lijst voor de Europese verkiezingen van 2004 zou uitspelen. Na het kartel gesloten op 14 februari 2004 heeft Dehaene, die de lijst zou trekken, zich daar tegen de kartelafspraken in vierkant tegen verzet en de N-VA heeft zich bij dat veto neergelegd. Op vragen daarover op de partijraad van 13 maart 2004 heeft de N-VA-top dat veto bij hoog en bij laag ontkend. Dat is de reden - die ontkenning bedoel ik dus, niet het niet figureren op de lijst - waarom ik na ontvangst van het verslag op 25 maart mijn actieve medewerking aan de N-VA heb opgeschort). Terug naar het debat in het EP nu. Sterckx en Van Lancker hielden het voorspelbare verhaal van liberalen en socialisten: voor de ene moest er vooral meer markt zijn en voor de andere vooral meer overheid. Aangezien Miet Smet het niet deed, heb ik dan maar verteld wat het christendemocratische antwoord daarop moest zijn, namelijk: minder markt én minder overheid, maar meer civil society (middenveld zo men wil, in traditioneel CVP-jargon). Dat is precies het tegendeel van paars, de coalitie van markt en overheid tégen het middenveld of de civil society. Meer civil society vereist ook, en dat hebben de christendemocraten bij ons anders dan in Duitsland niet begrepen, het terugdringen van de juridisering van die burgerlijke samenleving. Met natuurlijk om te beginnen legem antidiscriminationis esse delendam .... (Ceterum censeo dat de antidiscriminatiewetten moeten worden afgeschaft). Want het is niet de doorhollende markt die daar last van heeft, het zijn naast de maatschappelijke vrijheden ook de vele menselijke waarden die niet in het keurslijf van de winstlogica en de "redelijke verantwoording van elk onderscheid" passen. Enkel door ook dat roer om te gooien kunnen we, om het te stellen in termen van Jürgen Habermas waarmee Bart Staes misschien wat meer affiniteit heeft, grenzen stellen aan de "kolonisering van de menselijke leefwereld".

woensdag, oktober 10, 2007

Matthias Storme en Pieter Huys over Vlaanderen of België

In Tertio van vandaag verschijnt een bijdrage met stukjes uit een gesprek tussen Pieter Huys en mezelf, op vragen van Jan de Volder. Het gesprek vond plaats in restaurant De Klosse met boven de deur het symbolische jaartal 1789 als bouwjaar van de hoeve. Zoals de lezer kan vermoeden, is "1789" iets waarover Huys en ikzelf het grotendeels eens zijn ... Jammer genoeg kwam maar een klein stukje van het gesprek in tertio, en daardoor zijn de uitspraken van Peter Huys en mezelf een beetje verknipte citaten. Correct weergegeven natuurlijk, maar toch maar een klein stukje van een veel langere discussie. De argumenten komen daardoor niet uit de verf, maar goed, dat zijn de beperkingen van het genre. Ik geeft het gepubliceerde deel hieronder weer:

"De keuze van de conservatieven"

Matthias Storme en Piet Huys zijn twee katholieke advocaten, die niet in de pas lopen van het politiek correcte denken. Waar de eerste een voorvechter is van de Vlaamse onafhankelijkheidsgedachte, ziet de tweede daar geen meerwaarde in. Tertio bracht hen bijeen en luisterde naar hun communautaire gedachtewisseling.

Zijn verdedigers van België progressief en aanhangers van de Vlaamse onafhankelijkheid conservatief? Zo eenvoudig liggen de kaarten niet. Zoals de discussie in het progressieve kamp woedt, zo ook onder conservatieven.
Gentenaar Matthias Storme, advocaat in Brussel en hoogleraar recht aan de KU Leuven, is lid van de Warandegroep die het Manifest voor een onafhankelijk Vlaanderen in Europa uitwerkte. Met zijn e-zine Iskander steekt hij zijn conservatief-liberale gedachtegoed niet onder stoelen of banken.
Bruggeling Piet Huys is eveneens actief als advocaat. Hij is bekend als uitgever van het conservatieve maandblad Nucleus, waarin hij opkomt voor een sterk en christelijk Europa.
Huys en Storme zijn twee tegendraadse denkers, die beiden de identiteitscrisis van Europa, het lage geboortecijfer, de crisis van het christelijke geloof en de immigratie met lede ogen aanzien.
Storme denkt dat een onafhankelijk Vlaanderen beter gewapend is om de uitdagingen aan te gaan. Huys gelooft dat allerminst. Volgens hem is Vlaanderen al in hetzelfde nihilistische bedje ziek als de rest van Europa.

Piet Huys: ,,Ik geloof niet in het einde van België. Wel zijn er elementen die dat in de hand werken. De Vlamingen gedragen zich als een minderheid in eigen land. Ik begrijp de pleinvrees niet. Met de staatshervorming vanaf 1970 gaven ze hun natuurlijke meerderheid op. Terwijl ze dit land in handen konden nemen. De tweeledigheid bracht de splitsingsdynamiek in de grondwet.
Alle partijen werden geregionaliseerd, zodat er geen enkele partij is die nog politieke belangen heeft in het andere gewest. Is dat nog omkeerbaar? Waar een wil is, is een weg. Maar een onafhankelijk Vlaanderen zal altijd een kleiner Vlaanderen zijn.’’

Matthias Storme: ,,Federaties met twee werken niet. Tsjechië en Slovakije, Noorwegen en Zweden gingen ieder hun eigen weg. De weigering van de Franstaligen om heel het land tweeledig te maken consacreerde al voor de oorlog de tweeledigheid van België. Dit is geen tweetalig land, maar twee eentalige landen in staatsverband. De taal is sinds tweehonderd jaar de belangrijkste factor van natievorming.
Een splitsing van het land moet niet worden overroepen. Het gaat maar om de organisatie van de publieke sector.’’

Huys: ,,Toch is de grootste argumentatie voor een zelfstandig Vlaanderen, zoals in het Warandemanifest, economisch van aard. Dat volstaat niet om een nieuwe natie te scheppen. Vlaanderen heeft daar niet de kracht voor. Het is een marxistische redenering: als je de economische onderbouw hebt, volgt de rest wel. Dat is een misvatting.
Taal is in de moderne tijd inderdaad een belangrijke factor voor natievorming. Maar ons land is veel ouder. Onze gebieden werden vanaf de 15e eeuw samengebracht door de Bourgondische hertogen en Keizer Karel. Ze waren altijd tweetalig.
Ik vrees dat Vlaams-nationalisten de kosten van een scheiding onderschatten. Vlaanderen vergrijst sneller dan Wallonië. De kostenstroom kan in de toekomst keren.’’

Storme: ,,Dat zou ideaal zijn, want dan maken de Walen onmiddellijk een einde aan België! Ernstig nu: natuurlijk heeft een scheiding ook kosten, vooral op korte termijn. Op lange termijn wegen de baten daartegen op. We krijgen twee landen die efficiënter werken en beter afgestemd zijn op de democratische voorkeur van de bevolking. Uiteengaan sluit het voortbestaan van gemeenschappelijke instellingen en activiteiten niet uit. Ik maak deel uit van een gesplitste Universiteit Leuven en een gesplitste balie van Brussel. De relaties met de Franstaligen zijn nu veel beter.’’

Huys: ,,Zou een splitsing van het land zo vreedzaam verlopen als u veronderstelt? Ik heb nog nooit een land zien verdampen. Wat doet u met Brussel? Hoe reageert de internationale gemeenschap eens aan het statuut van Brussel wordt geraakt? ‘We made Belgium’, geloven de Britten. Zij zullen niet aanvaarden dat Frankrijk de helft van België annexeert. Je kunt dat niet uit internationaal vaarwater houden. Als je zelf het dak van je huis haalt, moet je niet schrikken dat anderen binnenkomen. Ik vrees dat wij overmoedig zijn: De wereld lijkt ons te klein maar België is te groot.’’

Storme: ,,De internationale gemeenschap bewijst veel lippendienst aan de eenheid van een land, maar eens de vreedzame scheiding er is, tornt niemand er nog aan. Of heeft ooit iemand aan Tsjechië en Slovakije gezegd dat ze weer bij elkaar moesten om in de EU te komen? ’’

Huys: ,,Op binnenlands en cultureel vlak zie ik evenmin de meerwaarde van een onafhankelijk Vlaanderen. Vlaanderen is in hetzelfde nihilistische bedje ziek als België. De deelstaat heeft nu al een jacobijns en centralistisch bestuur. Dat maakt me niet vrolijk. En dat allemaal terwijl we afstevenen op geweldige problemen: er worden een derde kinderen te weinig geboren om de bevolking op peil te houden. Vandaar de immigratie van volkeren die vreemd zijn aan de Europese cultuur. Ik zie niet hoe een zelfstandig Vlaanderen daar beter tegen gewapend zou zijn.’’

Storme: ,,Kleine en homogene staten kunnen de problemen beter aan. Een zelfstandig Vlaanderen kan een efficiëntere overheid hebben, met meer kansen op directe democratie. Bovendien komt het dan tot een politieke hergroepering, met de vorming van een grote conservatieve partij.
De grotere cohesie in de samenleving zal de inburgering van nieuwkomers bevorderen. Want voor inburgering heb je ‘Leitkultur’ nodig, terwijl het Belgische model vooral het multiculturalisme verdedigt. Om dit land in stand te houden, huldigt men een ideologie die culturele identiteit negeert, en daarom meer naar nihilisme neigt.
Naar buiten uit helpt staatsvorming de Vlaamse belangen beter verdedigen. Om in de EU te tellen moet je een staat zijn: de eisen van Basken en Catalanen worden geneutraliseerd, maar de Letten, de Litouwers en de Esten tellen wel. Omdat ze een staat zijn.
Eens de onafhankelijkheid gerealiseerd, wordt het tijd voor een levensbeschouwelijk offensief.’’

Huys: ,,Daarvoor is geen onafhankelijk Vlaanderen nodig. De echte uitdagingen wachten op een hoger vlak. Overigens hebben kleine landen straks door de mini –grondwet nog heel weinig inbreng in Europa.’’


BRUSSEL, GENT OF MECHELEN?

‘Vlaanderen laat Brussel niet los’. Het was decennialang een dogma van de Vlaamse beweging. Bij de jongste generatie Vlaams-nationalisten is dat niet langer zo.
,,De Brusselaars moeten zelf over hun lot beslissen. Ik geloof dat ze belang hebben bij een hechte band met Vlaanderen,’’ zegt Storme. ,,Maar ik ben niet bang voor een scenario waarbij de Brusselaars hun eigen weg gaan.’’
Volgens Huys weten separatisten geen weg met de Gordiaanse knoop Brussel. Het Warandemanifest stelt een statuut voor dat Europese voogdij koppelt aan een Vlaams-Waalse. ,,Het voorstel is zo ingewikkeld dat je er geen touw aan kunt vastknopen. Het loslaten van Brussel met de bijhorende twisten rond de periferie kan Vlaanderen wel eens bijzonder klein maken.’’
Wat met de internationale rol van Brussel? Noch Huys, noch Storme gelooft dat zijn rol als Europese hoofdstad op het spel staat. ,,Al was het maar omdat Brussel voor de Britten de enige stad op het continent is waar het Engels een hoofdrol kan spelen.’’
En wat wordt de hoofdstad van het onafhankelijke Vlaanderen zonder Brussel? ,,Gent natuurlijk,’’ lacht Storme. Volgens hem gunnen Gent en Antwerpen wat dat betreft elkaar het licht in de ogen niet. Zijn oplossing ligt klaar: ,,Wegens zijn historische rol en centrale ligging, is er maar een echte kandidaat: Mechelen.’’ (JDV)


WELKE OVERHEID EN WELK EUROPA?

De verschillende communautaire overtuiging van Storme en Huys spoort met hun opvatting over de rol van de staat. Storme pleit voor een kleine overheid, die de vrijheden van de burgers beschermt en de verantwoordelijkheid bij hen legt. ,,Eenmaal de Vlaamse regering nationale bevoegdheden krijgt, kan ze op haar beurt bevoegdheden overhevelen naar het niveau van de gemeente.’’ Denemarken is hier zijn voorbeeld.
Dat subsidiariteitsbeginsel moet ook het verenigde Europa hanteren. ,,Nu is de EU een groot België. Het moet een groot Zwitserland worden.’’ Is dat geen terugtrekking uit de geschiedenis? ,,Les peuples heureux n’ont pas d’histoire. Denis de Rougemont beantwoordde de boutade met zijn boek La Suisse ou l’histoire d’un peuple heureux. Wat verkies je: gelukkig zijn of geschiedenis maken?’’
Ook Huys vindt dat de Europese instellingen zich gedragen als een ‘ondoorzichtige sovjet.’ Toch kent hij een grotere rol aan de staat toe. ,,Ik geloof in een gezag dat het ‘bonum comune’ – het gemeenschappelijke goed – verdedigt. Daarbij moet het de burgers zoveel mogelijk vrijlaten, maar geen wetten aannemen die tegen de natuurwet ingaan. Het oordeel van dit geweten van het volk wordt nu gereduceerd tot een vrijblijvende ethische keuze. Dat is een illusie zoals blijkt uit de gevolgen van wettelijke abortus. Die is volgens vooraanstaande Franse en Duitse demografen verantwoordelijk voor de demografische terugval. Onverwacht is dat dus een politiek probleem van eerste orde.’’ De prioritaire strijd voor Huys is die voor het overleven van Europa en zijn eeuwenoude cultuur. ,,We mogen niets prijsgeven aan het heersende nihilisme en de dreigende islamisering. De communautaire discussie is daaraan totaal ondergeschikt.’’

maandag, oktober 08, 2007

De logica van een uniek concept

Hoorde U ook al de reclamespot van Nearly New Car ? "Niet alleen goedkoper dan een nieuwe auto, maar ook nog eens betrouwbaarder dan een klassieke occasiewagen". Een "uniek concept" noemt men dat. Die krijgt van mij de Antitoteles-prijs (het tegendeel van Aristoteles ;) ...). Want eigenlijk zegt die reclame voor de goede toehoorder ook het volgende: "Niet alleen duurder dan een klassieke occasiewagen, maar ook nog eens minder betrouwbaar dan een nieuwe Mercedes".

Met andere woorden: zo kunnen we er nog bedenken. "Dit restaurant is niet alleen goedkoper dan Comme Chez Soi, maar ook nog eens lekkerder dan de Quick".

Of wat dacht U van : "België staat niet alleen dichter bij de burger dan Europa, maar is ook nog eens tot groter handelen in staat dan Vlaanderen". België is immers ook een "uniek concept", niet ?

Maar daarbij kent U mijn opinie natuurlijk al: het is te groot voor wat Vlaanderen zelf kan doen, en te klein voor wat Vlaanderen niet zelf kan doen. Geef mij maar een nieuwe staat als een echte occasie. Maar die occasie moeten we dan wel grijpen - zoals Kohl de kans op hereniging heeft gegrepen in 1990.

vrijdag, oktober 05, 2007

Maak uw voorraad gooicentjes maar aan


Nu het er met de dag meer en meer naar uitziet dat CD&V (en vanzelfsprekend ook VLD) van plan zijn om tot een federale regering toe te treden zonder één ernstige stap in de Vlaamse staats(her)vorming te realiseren, doen we er goed aan om de wapens klaar te maken.

En wees gerust, ik denk op de eerste plaats aan de muntjes van 1 en 2 cent die blijkbaar toch niet erg nuttig meer zijn in het betalingsverkeer.

Herinnert U zich nog Mani Pulite in Italië ? De mensen hadden toen een dergelijke afkeer van de politici dat deze zich niet meer in het openbaar konden vertonen zonder dat er muntstukjes naar hun hoofd werden gegooid.

Leg de voorraad muntjes maar al aan.

En verder luidt de vraag, die Dehaene reeds stelde: quid N-VA ?
 
Locations of visitors to this page