Na mijn interview over de scheiding der machten bij Rondas en de publicatie van mijn daarmee verband houdende nota "Bedenkingen over de scheiding der machten” (1) werd ik door de redactie van de Juristenkrant geïnterviewd, net als prof. Hendrik Vuye, mijn vader Marcel Storme en prof. Paul van Orshoven. Van het gesprek met mij verschijnt uiteindelijk het onderstaande deel in de Juristenkrant van 14 januari 2008.
Matthias Storme, buitengewoon hoogleraar aan de KULeuven: ‘Er zijn een aantal elementen die de kans op misbruik inhouden, ook als er in de praktijk geen misbruik is geweest. Maar zoals u weet, ‘justice must not only be done, but also be seen to be done’. Je mag natuurlijk niet toegeven aan de dictatuur van de perceptie. Het ergste proces is het proces in de media, waartegen je als individu, alle rechten van antwoord ten spijt, nauwelijks verweer hebt.’
‘Ook bestaat er geen enkel grondwettelijk systeem dat uitgaat van een absolute scheiding der machten. Waar het om gaat, is een model te vinden dat ervoor zorgt dat de macht verdeeld is, en dat er voor elke macht een tegenmacht bestaat. Het gaat vooral om checks and balances, maar tegelijkertijd ook om het fundamentele recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter. De twee zijn niet tegenstrijdig. De scheiding der machten betekent eerst en vooral dat men het recht heeft op een onpartijdige en onafhankelijke rechter die door de wet is aangesteld. En hier hapert nog een en ander.’
‘In ons grondwettelijk bestel is er een zekere vermenging van machten, zeker met de persoon van de Koning. Hij maakt deel uit van de wetgevende macht en de uitvoerende, het is in naam van de Koning dat recht wordt gesproken en dat vonnissen ten uitvoer worden gelegd. Dat zorgt voor onduidelijkheid. Belangrijk is ook dat je in de rechterlijke macht een tegenmacht hebt voor de uitvoerende. Tussen die twee is er volgens mij een te grote vervlechting, en dat geeft een verhoogde kans op misbruiken.’
Waar zit volgens u die overdreven vervlechting tussen de uitvoerende en rechterlijke macht?
‘Vooreerst wil ik zeggen dat een ideaal systeem niet bestaat. Je moet vooral mechanismen hebben die garanderen dat de benoemingen van de rechters een voldoende democratische legitimiteit hebben. In België heeft men de benoemingen in de magistratuur willen depolitiseren door ze grotendeels aan de Hoge Raad voor de Justitie toe te vertrouwen. Ik denk dat dat een duidelijke verbetering is, maar dat wil niet zeggen dat het model principieel zoveel gezonder is. Vroeger was er een minister die politiek verantwoordelijk was voor de benoemingen die hij deed. Vandaag is er geen politieke verantwoordelijkheid meer voor ‘verkeerde benoemingen’. Men kan zich verschuilen achter de Hoge Raad. Puur principieel is het model dus niet ideaal, maar pragmatisch bekeken moet ik toegeven dat we een stap vooruit hebben gezet. Moeizaam, want we mogen niet vergeten dat velen in de Hoge Raad nog altijd een politieke kleur hebben, en dat de politisering op een verborgen manier kan doorgaan. Je kunt daarover discussiëren.’
‘Er is veel gezegd over pogingen tot beïnvloeding van de magistraten in de Fortis-zaak. Ik geloof dat zulke pogingen er altijd zijn geweest, maar ook dat die zo goed als nooit geslaagd zijn. Mijn intuïtie en ervaring zeggen me dat zeer weinig rechters beïnvloedbaar zijn. De enen zijn al wat moediger dan de anderen - ; ik zou graag wat meer moedige rechters zien in plaats van dienaars van een verkeerd begrepen raison d’état - maar moedige rechters geraken natuurlijk moeilijker aan een promotie’
Het risico op directe beïnvloeding ligt volgens mij vooral in de mogelijkheden om te knoeien met de samenstelling van de zetel, aangezien het voor een zaak een groot verschil kan uitmaken wie de rechter is die uitspraak moet doen. Tegen die beïnvloeding zijn er onvoldoende garanties. De Fortis-soap en de nota-Londers tonen volgens mij duidelijk aan dat ons systeem daar niet waterdicht is.’
Verduidelijkt u dat eens.
‘We weten allemaal dat advocaten aan eenzijdige forum shopping proberen te doen. De wet moet garanties bevatten die forum shopping onmogelijk maken, en doet dat ook min of meer. Erger is dat ook het openbaar ministerie dat probeert, maar dan door invloed uit te oefenen op de samenstelling van de kamers, bijvoorbeeld omdat men bepaalde rechters niet repressief genoeg vindt.’
‘Het meest problematische is dat er onvoldoende garanties zijn dat de magistratuur niet zelf de samenstelling van de zetel wijzigt, al dan niet onder druk van het openbaar ministerie. Denk maar aan de zaak-Erdal. Dat was een manifeste zaak, en Cassatie heeft die uitspraak uiteindelijk terecht verbroken, maar wie zegt mij dat dit soort wijzigingen van de zetel na aanvang van de zaak niet vaker gebeurt zonder dat het zo sterk opvalt? Denk maar aan het Vlaams Blok proces in Gent, waar met de samenstelling van de zetel is geknoeid’
‘In Duitsland is men daarin veel strenger. Eens een zaak gestart is, kan de zetel onmogelijk nog veranderd worden. Die samenstelling ligt op voorhand vast. De regel uit de Grondwet en het EVRM die zegt dat men recht heeft op de rechter die de wet heeft bepaald, wordt er veel strenger geïnterpreteerd. Dat is ook een mankement in onze Grondwet: het volstaat niet om in de Grondwet grote principes in te schrijven, er moeten ook mechanismen worden ingeschreven om dat recht te waarborgen. Dat gebeurt bij ons onvoldoende.’
U noemde al mogelijke druk van het openbaar ministerie. U wijst ook op enkele andere dubbelzinnigheden in zijn rol.
‘Je mag niet vergeten dat de meeste van onze rechters niet als rechter begonnen zijn. Heel veel rechters komen uit het openbaar ministerie. Misschien hebben ze in die functie nog op een kabinet gewerkt. Dat parketmagistraten op kabinetten werken, vind ik niet kunnen. Dat het precies een oud-kabinetschef is die de parketmagistraat is in de meeste politiek relevante processen kan nog veel minder’
‘Nu is het wel verdedigbaar dat juristen niet heel hun leven in één carriere worden opgesloten en er dus overgangen mogelijk zijn. Maar dan moet het wel minder éénrichtingsverkeer zijn. In Nederland is er meer diversificatie, meer professoren bijvoorbeeld die rechter worden, rechters die naar het parket gaan, enz.’
‘Het belangrijkste probleem voor mij is de vervlechting van openbaar ministerie en gerecht. Zie bv. de wettelijke bevoegdheid van de procureur-generaal bij het hof van beroep om toe te zien op de goede werking van het gerecht. Ik verwijs naar het fameuze artikel 140 van het Gerechtelijk Wetboek, waarop men in de Fortis-zaak een beroep heeft gedaan: ‘Het openbaar ministerie waakt over de regelmatigheid van de dienst van de hoven en rechtbanken.’ Ik meen dat dat geen grondslag is voor tussenkomsten en adviezen, hoe goed bedoeld ook, in individuele dossiers, hoewel de grens niet altijd even duidelijk is. Er is trouwens nog een tweede artikel. Artikel 399 Ger. W. bepaalt dat de PG, onder het gezag van de minister van Justitie, waakt over de handhaving van de orde in de hoven en de rechtbanken. Ook hier lijkt het mij dat dit een zaak voor de rechterllijke macht zelf zou moeten zijn.’
‘Uit deze wetteksten blijkt de sterke verwevenheid van het openbaar ministerie met de rechterlijke macht stricto sensu. Wij hebben een openbaar ministerie dat heel sterk in twee machten zit: de uitvoerende en rechterlijke. Voor mij hoort dat niet in een rechtsstaat, gebaseerd op een scheiding der machten. Dat model is fout. In het bijzonder de vermenging met de rechterlijke macht gaat te ver.’
‘Ik vind het bijvoorbeeld onaanvaardbaar dat in een strafzaak de procureur door dezelfde deur naar binnen komt en dezelfde toga draagt als de rechter, en vooraan naast de rechter zit. Het is hoog tijd dat het openbaar ministerie in de strafprocedure dezelfde plaats - in alle betekenissen van het woord - krijgt als de advocaat. Sarkozy heeft in Frankrijk pas een grote hervorming aangeknodigd die in die richting gaat’
‘Ook wij hebben zo’n grote hervorming nodig. De parketten en de magistraten van het OM moeten ook in andere gebouwen huizen dan de rechters. Hetzelfde geldt trouwens voor de Orde van Advocaten.’
‘Mij stoort het bijvoorbeeld ook dat bij de opening van het gerechtelijk jaar het OM van de rechterlijke macht vordert dat deze zijn werkzaamheden hervatten. Het is niet de uitvoerende macht die de opdrachtgever is van de rechterlijke macht. Het is de rechterlijke macht die krachtens de Grondwet (artikel 33) recht moet spreken, niet omdat de uitvoerende macht dat vordert.’
Aan wie zou u dan het toezicht op de werking van het gerecht toevertrouwen?
‘Ten eerste in veel grotere mate aan de magistratuur zelf. En in laatste instantie aan het parlement, maar nooit voor individuele dossiers. Het parlement is de wetgevende macht. Als er iets misloopt, moet het parlement de wet aanpassen. Ik vind niet dat de uitvoerende macht controle kan uitoefenen op de rechterlijke macht.’
‘Ook het OM moet volgens mij rechtstreeks onder het gezag van het parlement staan. Uiteindelijk is de taak van het openbaar ministerie de wet te doen naleven. Het stoort mij dat de regering en het College van procureurs-generaal bepalen wat ze vervolgen en wat niet. Eigenlijk zeggen ze daarmee ‘wij beslissen welke wetten wij gaan toepassen en welke niet’. In een parlementaire democratie vind ik dat totaal ongepast. In Hongarije brengt de procureur-generaal jaarlijks verslag uit aan het parlement over het seponerings- en vervolgingsbeleid. Hij kan daarbij aangeven dat bepaalde misdrijven in de praktijk niet vervolgd kunnen worden, en hij kan de vraag voorleggen of het zin heeft een bepaalde strafbaarstelling te handhaven en uitleggen dat het parlement de middelen moet geven die nodig zijn om het beleid te voeren dat het parlement wenst. Die beslissing en de verantwoordelijkheid voor het behoud van onvervolgbare misdrijven ligt bij het parlement. Dat is een zeer wenselijke jaarlijkse strafwetsevaluatie. Helaas hebben wij om een aantal redenen een totaal onmachtig parlement (onder meer omdat dat noodzakelijk is om België nog in stand te houden), en dat zie ik niet snel veranderen.’
De eerste voorzitter van het Hof van Cassatie is alvast naar het parlement gestapt, met een explosieve brief en nota over aanwijzingen van pogingen tot beïnvloeding van magistraten door politici. Is er een wettelijke basis voor dat initiatief?
‘Ik denk het niet. Maar volgens mij is het niet in strijd met de geest van ons grondwettelijk bestel, dat de hoogste magistraat van de rechterlijke macht verslag doet aan het parlement. Het is natuurlijk niet gebruikelijk in een individueel dossier. Maar als je het parlement als laatste arbiter beschouwt voor de verhoudingen tussen de machten, dan is het normaal dat bij een conflict tussen de rechterlijke en de uitvoerende macht het parlement daarvan kennis neemt.’
(1) http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2009/01/bedenkingen-over-de-scheiding-der.html
dinsdag, januari 13, 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten