zaterdag, december 29, 2007

nieuwjaarsgroet en reisherinnering

Aan alle lezers vooreerst mooie kerstdagen en een gelukkig 2008 gewenst van de hele familie, die U hier groet vanuit Bryce Canyon.



Van dezelfde plek nog een beeld dat me doet denken aan een schilderij van Caspar David Friedrich:



Uit Utah, het beloofde land van de Mormonen en inderdaad een van de mooiste landen ter wereld.

woensdag, december 26, 2007

Vlaanderen te klein ?

Over het deugen van kleine naties is er de jongste jaren heel wat wetenschappelijk onderzoek verricht, waarvan de positieve resultaten druppelsgewijs ook in de media kwamen (denk aan Alberto Alesina en Enrico Spolaore, The size of nations; zie ook het recente stuk van Gideon Rachman in de Financial Times van 4 december 2007). Die deugden hangen overigens ook samen met het juiste dan wel verkeerde gebruik van de term diversiteit: diversiteit is immers een rijkdom als het complementariteit betekent en een verarming als het vertrouwen en dus sociaal kapitaal verzwakt. Ik zal daar te gelegener tijd nog wel wat meer over schrijven. Maar bij mijn lectuur herontdekte ik de zoals omzeggens steeds treffende analyse van Aristoteles, meer bepaald in zijn Politika, VII-4, 3-5. Ik citeer uit de Engelse vertaling van Benjamin Jowett (op http://classics.mit.edu/Aristotle/politics.html):

"Most persons think that a state in order to be happy ought to be large; but even if they are right, they have no idea what is a large and what a small state. For they judge of the size of the city by the number of the inhabitants; whereas they ought to regard, not their number, but their power. A city too, like an individual, has a work to do; and that city which is best adapted to the fulfillment of its work is to be deemed greatest, in the same sense of the word great in which Hippocrates might be called greater, not as a man, but as a physician, than some one else who was taller And even if we reckon greatness by numbers, we ought not to include everybody, for there must always be in cities a multitude of slaves and sojourners and foreigners; but we should include those only who are members of the state, and who form an essential part of it. The number of the latter is a proof of the greatness of a city; but a city which produces numerous artisans and comparatively few soldiers cannot be great, for a great city is not to be confounded with a populous one. Moreover, experience shows that a very populous city can rarely, if ever, be well governed; since all cities which have a reputation for good government have a limit of population. We may argue on grounds of reason, and the same result will follow. For law is order, and good law is good order; but a very great multitude cannot be orderly: to introduce order into the unlimited is the work of a divine power- of such a power as holds together the universe. Beauty is realized in number and magnitude, and the state which combines magnitude with good order must necessarily be the most beautiful. To the size of states there is a limit, as there is to other things, plants, animals, implements; for none of these retain their natural power when they are too large or too small, but they either wholly lose their nature, or are spoiled. For example, a ship which is only a span long will not be a ship at all, nor a ship a quarter of a mile long; yet there may be a ship of a certain size, either too large or too small, which will still be a ship, but bad for sailing. In like manner a state when composed of too few is not, as a state ought to be, self-sufficing; when of too many, though self-sufficing in all mere necessaries, as a nation may be, it is not a state, being almost incapable of constitutional government. For who can be the general of such a vast multitude, or who the herald, unless he have the voice of a Stentor?"

zondag, december 23, 2007

De onredelijke eisen van een kunstfilosoof

Estheticus Bart Vandenabeele herhaalt in dS van 22 december ("Di Rupo aan de macht") de francofone mantra dat de N-VA tijdens de regeringsonderhandelingen "onredelijke "Vlaamse" eisen is blijven stellen". Let op de aanhalingstekens. Maar merk vooral op dat Vandenabeele geen enkel voorbeeld geeft om ons ertoe te verleiden zijn waarneming te delen. Dat kan hij ook niet, want die "eisen" die de N-VA zou hebben gesteld zijn helemaal niet onredelijk en bovendien slechts een fractie van wat omzeggens alle Vlaamse partijen in hun verkiezingsprogramma hadden opgenomen bv. dat van CD&V op p. 58) en bijna unaniem in het Vlaams parlement hadden goedgekeurd. Misschien kan de filosoof zelf eens belangeloos een subliem voorstel doen en het interculturele model communiceren waarmee hij het Belgische surrealistische schouwspel wil oplossen in plaats van aan N-VA-bashing te doen.

Noyez Joëlle

(Milquet) ... is de nieuwe vertaling van Zalig Kerstfeest in het Frans voor de Vlamingen ...

donderdag, december 13, 2007

Wat Vandermeersch vergeet

In de Standaard van vandaag 3 december verontschuldigt Peter Vandermeersch zich er tegenover de hoofdredactrice van Le Soir weer eens voor dat De Standaard te flamingant is .....waarmee hij zowel een groot deel van zijn lezers als sommige van zijn journalisten (Guy Tegenbos) opnieuw in de rug schiet.

Onder meer herhaalt hij de mantra "Over BHV zeggen we te snel dat het kiesarrondissement moet gesplitst worden volgens het Grondwettelijk Hof en 'vergeten' we dat er ook andere oplossingen mogelijk zijn".

Vandermeersch "vergeet" er natuurlijk bij te vertellen welke. Behalve de afschaffing van alle kieskringen en vervanging door één grote Belgische kieskring is er immers géén andere oplossing mogelijk die beantwoordt aan de reden voor de ongrondwettigheid van de kieskring: het taalgrens-, gemeenschaps- en gewestoverschrijdend karakter ervan. Dat verzwijgen is pas "slechte en ongenuanceerde journalistiek"

maandag, december 03, 2007

There is no government like no government

De maanden zonder echte federale regering zijn een leerrijke periode voor ons land. Ze zijn dit op twee vlakken. Enerzijds natuurlijk omdat blijkt dat ook zonder federale regering de samenleving verder draait en Vlaanderen en Wallonië niet terugvallen in een positie van "failed state". Gelukkig maar bepaalt de overheid nog niet alles in ons dagelijks leven. En voor de dagelijkse beslommeringen waarin de overheid wel een grote rol speelt, ligt de bevoegdheid vaak ofwel nu al bij de deelstaten, ofwel in handen van organen die in een rechtsstaat onafhankelijk werken zoals de rechterlijke macht, of bij structuren die in handen zijn van corporatieve organisaties zoals de sociale partners. Dit betekent niet dat dit alles - zeker wat het laatste betreft - altijd even gezond is, maar de continuïteit is alvast verzekerd. En toch horen we wanhopige uitroepen van politici en meer nog van aan de banden met de politiek verslaafde kringen die het ontbreken van een echte federale regering een ramp noemen. Doordat we een regering van lopende zaken hebben zouden de hoogst noodzakelijke beslissingen niet kunnen worden genomen.

Volgens mij legt dit meer dan ooit de scheefgroei van onze parlementaire democratie bloot. In een parlementaire democratie kunnen alle wetten en reglementaire beslissingen door het parlement worden genomen, het is tenslotte de wetgevende macht. Maar ons parlement is zo sterk verworden tot een uitvoerende macht van de regering dat het niet meer in staat is zijn taak en bevoegdheden uit te oefenen. Nemen we bijvoorbeeld wetten het probleem van wetten die niet in werking treden omdat er geen koninklijk Besluit komt dat ze in werking stelt: dat is maar een probleem omdat het parlement de slechte gewoonte heeft wetten te stemmen die in een laatste artikel bepalen dat de koning (dus de regering) de datum van inwerkingtreding zal vastleggen. Maar in de meeste gevallen moet het parlement dan maar dat laatste artikel veranderen door een vaste datum en het probleem is opgelost. Moeten er nog regels voor uitvoering worden uitgevaardigd ? Het parlement is bevoegd die regels te maken, maar is dat alleen verleerd. En als men zou antwoorden dat het parlement daartoe niet de mensen en middelen heeft, dan vergeet men dat het parlement zijn eigen begroting kan bepalen en wijzigen door middel van een wet.

Het enige reële probleem rijst doordat het in ons grondwettelijke stelsel - om goede redenen - niet aan het parlement toekomt om individuele besluiten te nemen, zoals bv. benoemingen. En omdat de federale regering nog in lopende zaken zou zijn, zou dat dus niet kunnen. Maar men vergeet dat de reden waarom een regering vanaf de ontbinding van het parlement in beginsel geen echte beslissingen kan nemen het ontbreken van parlementaire controle is. Eenmaal het parlement terug is samengesteld valt die reden grotendeels weg. Dat het parlement verdorie de uittredende regering aan het werk zet en controleert. Nu hebben we parlementsleden die al 6 maanden betaald worden om nauwelijks iets te doen. Het http://www.blogger.com/img/gl.link.gifis een kans om eindelijk eens de machtsverhoudingen terug wat rechter te trekken. Laat het parlement zoals het hoort in een parlementaire democratie de krijtlijnen uittekenen van het beleid. Dan is het ook veel minder relevant welke regering we hebben. In Zwitserland is het al heel lang zo dat ministers in beginsel niet kunnen ontslagen worden tijdens de legislatuur waarvoor ze benoemd zijn en dat de regering bovendien zowat proportioneel uit alle partijen wordt samengesteld (inbegrepen sedert decennia de Zwitserse Volkspartij die door de ayatollahs van onze media intussen ook al tot extreem-rechts is bestempeld). Maar die ministers zijn wel verplicht om de richtlijnen van - een meerderheid in - het parlement te volgen.

Maar natuurlijk - in zo'n situatie zou de Vlaamse meerderheid ook wel eens één en ander kunnen beslissen (op zijn eentje). En het is vooral om dat te vermijden dat het parlement in België geen echt parlement mag zijn. Met een echt parlement zou het land niet lang meer overleven. Net zoals het land ook een scheut directe democratie niet lang zou overleven. En dus wordt er gesmeekt om een regering, die de democratie weer netjes opzij kan zetten en de Vlaamse verzuchtingen weer kan lamleggen. Laat ons toch nog maar even zonder blijven.
(deze bijdrage verschijnt in Doorbraak)

donderdag, november 29, 2007

Burgers vechten antidiscriminatiewetten aan bij het Grondwettelijk Hof

Vandaag werd namens meer dan 160 verzoekers een verzoekschrift gericht aan het Grondwettelijk Hof om de dit jaar aangepaste racisme- en discriminatiewetten te laten vernietigen.

De meer dan 160 verzoekers zijn mannen en vrouwen van alle leeftijden, uit alle Gewesten van België en uit alle lagen van de bevolking. Onder hen zijn zowel werklozen als bedrijfsleiders, zelfstandigen, bedienden, ambtenaren, advocaten, studenten en gepensioneerden. Veel verzoekers werken in de media of publiceren regelmatig teksten. Een van hun voornaamste bezorgdheden was de schending van de vrijheid van meningsuiting door de aangevochten wetten.

De drie wetten kwamen er nadat het toenmalige Arbitragehof op 6 oktober 2004 belangrijke onderdelen van de antidiscriminatiewet van 2003 vernietigd had. De regering besloot drie nieuwe wetten op te stellen: een wet die de oude racismewet uit 1981 moest vervangen, een nieuwe antidiscriminatiewet en een wet met betrekking tot de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. De wetten werden van kracht op 9 juni 2007, één dag voor de verkiezingen van 10 juni 2007.

Deze nieuwe wetten bevatten zeer vage en ruime bepalingen. Onder andere de vrijheid van meningsuiting, maar ook de godsdienstvrijheid en de vrijheid van vereniging worden aan ernstige beperkingen onderworpen.

De discriminatieverboden en strafbepalingen zijn zo vaag dat volgens een strikte interpretatie van de wet, personen strafbaar zouden kunnen gesteld worden voor het voorlezen van bepaalde passages uit de Bijbel of de Koran, of zelfs voor het verspreiden van de werken van Darwin of Shakespeare. Ook kan iedereen die zijn medewerking verleent aan een 'groep die kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie verkondigt', gestraft worden, ook al wordt die medewerking onopzettelijk verleend.

In burgerlijke zaken wordt de bewijslast omgekeerd zodra er door middel van statistieken of praktijktests een vermoeden van discriminatie zou aangetoond worden. Mensen die dan niet kunnen bewijzen dat ze niet discrimineerden, kunnen veroordeeld worden tot betaling van forfaitaire schadevergoedingen (voor werkgevers bijvoorbeeld gaande tot zes maanden brutoloon), zelfs zonder dat er van schade sprake hoeft te zijn.

De volledige tekst van het verzoekschrift staat op de webstek van één van de verzoekers: http://lvb.net/media/Verzoekschrift-Grondwettelijk-Hof.pdf

Nadere inlichtingen kunnen verkregen worden bij de advocaten Matthias.storme@ks4v.be of Jelle.Flo@ks4v.be

zaterdag, november 24, 2007

Levensbeschouwelijke visies op staat, recht en civil society

Voor de geïntereseerden heb ik een bijgewerkte versie van mijn syllabus "Levensbeschouwelijke visies op staat, recht en civil society" op het net geplaatst. Er zijn enkele nuances aangebracht en voorbeelden toegevoegd. Voor wie het hoofdstuk over secularisme/laïcisme als levensbeschouwing leest,wil ik er nogmaals de nadruk op leggen dat het hier niet gaat om de beschrijving van de vrijzinnigheid in zijn diverse stromingen, maar van een bepaalde versie ervan, die een coherent wereldbeeld heeft ontwikkeld dat ook vandaag effectief wordt verdedigd en uiteengezet. Net zoals de beschrijving van het rooms-katholicisme helemaal niet inhoudt dat alle of zelfs maar de meeste katholieken zich dat wereldbeeld eigen hebben gemaakt.

vrijdag, november 23, 2007

"Om niet te delen in haar zonden" (Op. 18, 4). Beschouwingen over de rechtvaardiging van secessie bij aantasting van de "vrijheit hunder constitutien"

Dit is de voorlopige tekst - zonder voetnoten - van mijn Openingsrede op de plechtige openingszitting van de balie te Oudenaarde op 16 november 2007. De tekst met voetnoten is te vinden op storme.be. Een verslag ervan door John De Wit in de Gazet van Antwerpen luidt: "Storme: "Cassatie levert basisrechten over aan vreemde heersers""



Het kan geen toeval zijn dat U mij laat spreken op een 16e november ....

Op 16 november 1813 brak in het Vlaamse land de opstand uit tegen de Franse bezetting, één dag na Amsterdam en Den Haag, en maakte ons land zich weer los van Frankrijk.

Op 16 november 1776 erkende de Republiek der Verenigde Provinciën, dit zijn de Staatse Nederlanden, als eerste land ter wereld de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten van Amerika, die in opstand waren gekomen tegen de Britse Kroon en op 4 juli van dat jaar hun onafhankelijkheid hadden uitgeroepen door middel van de roemrijke Declaration of Independence .

Slechts enkele dagen voor de 16e november, op 8 november 1576 werd de Pacificatie van Gent ondertekend als een bondgenootschap tussen de verschillende opstandige provincies der Spaanse Nederlanden. Dit leidde tot het handvest voor de regering van aartshertog Matthias als landvoogd (17 december 1577) tot de Unie van Utrecht (23 januari 1579) als "Particuliere Unie van vlaamse provincies ", tot de Akte van Verlatinge (26 juli 1581) , waarbij Filips II vervallen werd verklaard van de troon, en zo tot de succesrijke Republiek van de Verenigde Provinciën (in het Latijn Confoederatio Belgica).

Nog interessanter zijn de gebeurtenissen van en na 16 november 1789 , vlak na de slag bij Turnhout. Op die dag werd te Gent een patriottisch comité gevormd, ook Comité van de Verenigde Staten genoemd, dat in opstand kwam tegen de keizer-koster Jozef II en met de hulp van patriotten uit het leger van generaal Jan Andries vander Mersch die nacht nog de keizersgezinden uit de stad verdreef.

Een van de patriotten was een illustere zoon van deze stad Oudenaarde, Jan Jozef Raepsaet, advocaat bij de Raad van Vlaanderen en griffier van de kasselrij Oudenaarde . Hij was samen met Charles Joseph de Graeve de belangrijkste auteur van het "Manifest van de provintie van Vlaenderen ". De Graeve, voormalig advocaat en magistraat in de Raad van Vlaanderen, had in 1787 reeds een Memorandum opgesteld betreffende de fundamentele wetten en gebruiken van het graafschap en kort tevoren een ontwerp-Manifest geschreven om de talloze grieven te manifesteren bij de keizerlijke regering in Brussel, en wel geschreven in Franse alexandrijnen .

Toen de Staten van Vlaanderen, het parlement van het graafschap Vlaanderen, dat hoofdzakelijk bestond uit afgevaardigden van de lokale besturen, op 22 november 1789 in het Stadhuis te Gent beslisten om de Vlaamse onafhankelijkheid uit te roepen, werd De Graeve benoemd tot raadspensionaris van de Staten van Vlaanderen. De Graeve en Raepsaet kregen de opdracht die uitroeping van de Onafhankelijkheid te rechtvaardigen in een Manifest. Dat werd plechtig voorgelezen op de Vrijdagmarkt te Gent op 4 januari 1790 . Intussen was op 30 november reeds een Plan opgesteld voor een Confederatie met andere opstandige provinciën. In uitvoering daarvan werd op 11 januari 1790 het Tractaet van Vereeninge gesloten met Brabant en de andere Zuidelijke Nederlanden, waarbij alle federale instellingen waren afgeschaft en enkel een confederatie overbleef, slechts bevoegd voor de munt, defensie en buitenlandse zaken.

Tussen de meeste van deze separatistische gebeurtenissen is er bovendien een ideële band, een lijn bestaande uit juridische teksten die gaat van de Pacificatie van Gent, Unie van Utrecht en Akte van Verlatinge naar de Declaration of Independence en Articles of Confederation (1777) en vandaar terug naar de Manifesten van Vlaanderen, Brabant en andere. Juristen hebben nu eenmaal de goede of slechte gewoonte om hun beslissingen te rechtvaardigen op basis van eerdere rechtsteksten, en zo zien we dat de Declaration of Independence geïnspireerd is door de Akte van Verlatinge en het Manifest van Vlaanderen bijna letterlijk passages overneemt uit de Declaration of Independence. Zo zien we dat de amerikaanse Articles of Confederation (1777) duidelijk geïnspireerd zijn door de Unie van Utrecht en op hun beurt duidelijk het Tractaat van Vereeninge hebben geïnspireerd . En mocht U vragen waarom ik de Belgische onafhankelijkheidsverklaring van 4 oktober 1830 niet vernoem, dan moet ik U melden dat de opstandelingen van 1830 het in tegenstelling tot de genoemde voorbeelden, niet nodig hebben gevonden om hun opstand en separatisme formeel in een dergelijke verklaring te rechtvaardigen; die opstand was allicht niet toevallig begonnen met de Stomme van Portici veeleer dan met Guillaume Tell, ou la révolution de la Suisse die in 1789 bij ons furore maakte . De Grondwet van 1831 anderzijds, op vele vlakken een bewonderenswaardig document, steekt duidelijk af tegen de genoemde gebeurtenissen doordat er van federalisme noch confederalisme enige sprake is.
Juridische structuur

De aangehaalde Verklaringen of motiveringen zijn in zekere zin allemaal in de vorm van een vonnis of arrest geschreven: ze bevatten allemaal het stellen van fundamentele rechtsbeginselen als uitgangspunt, een lijst van grieven waaruit de schending van die beginselen blijkt, en een beschikkend gedeelte waarmee de gevolgen van die schending worden uitgesproken. Minstens het Plakkaat van 1581 is bovendien voorafgegaan door een pleidooi, de Apologie van Willem van Oranje uit 1580. De structuur van onze rechtspraak lijkt zo toch een vrij universele vorm te zijn voor rechtvaardiging van belangrijke beslissingen. Ook belangrijke wijsgerige werken uit de moderne tijd, zoals de Kritik der reinen Vernunft van Immanuel Kant , moeten begrepen worden als een vonnis, zij het door het tribunaal van de rede; recente wijsgerige literatuur toont ons dat Kant daarbij in sterkere mate een juridische en geen louter filosofische wijze van argumenteren gebruikt dan traditioneel wordt gedacht . En Thomas Jefferson beschouwde zijn onafhankelijkheidsverklaring als een "appeal to the tribunal of the world for our justification" .

Grieven

Laat mij even de grieven bekijken, en U uitnodigen erover na te denken of dergelijke grieven vandaag misschien ook niet aanwezig zijn.

Beginnen we met de grieven waartegen de Belgische opstand reageerde in 1830-1831, en die blijken uit de Grondwet en de voorbereidende werken ervan. Het gaat onder meer over:
- de inmenging in het onderwijs;
- de inperking van de vrijheid van drukpers en het petitierecht;
- het ontbreken van de juryrechtspraak;
- onvoldoende openbaarheid van de rechtspraak;
- overdreven en onbillijke belastingen;
- onrechtvaardige verdeling van de overheidsfuncties tussen Nederlanders en Belgen .

Kijken we vervolgens naar het Vlaams Manifest van einde 1789. De stelling van rechts- en contractbreuk door de keizer wordt vooral gestaafd met volgende grieven:
- de inmenging in het gerecht. Zo had Jozef II in 1787 (met het keizerlijk edict van 12 maart 1787) de Raad van Vlaanderen en omzeggens alle lokale rechtbanken afgeschaft en vervangen door een gecentraliseerd systeem van rechtbanken, waarbij de rechters door de koning zelf werden benoemd (in plaats van door de lokale overheden, en in grote mate door de rechtscolleges zelf);
- het onttrekken van geschillen aan de natuurlijke rechter;
- de centralisering van de macht, met inperking van de bevoegdheden van de lokale overheden, in het bijzonder op het gebied van rechtspraak;
- de inmenging in de uitoefening van de godsdienst, de liturgie, de feestdagen, enz. en het usurperen van bevoegdheden die traditioneel aan religieuze instellingen toekwamen;
- inmenging in het onderwijs met de invoering van een eenheidsschoolsysteem onder leiding van buitenlanders zonder moraal, zonder kennis, zonder religie;
- de benoeming in openbare functies van buitenlanders die zelfs de taal van het land niet spreken;
- een voortdurende "hagel van nieuwe wetten en verklaringen door kranke hersenen verzind en elkanderen onophoudelyk tegensprekende";
- invoering van bloed- en geldgierige dwingelanden (de fiscalen) die zich ook bezighielden met de repressie van opiniedelicten wat leidde tot veralgemeende toename van wantrouwen en argwaan in de samenleving;
- aantasting van eigendomsrechten;
- de sloping van de vestingen en andere verdedigingswerken waarmee de steden hun veiligheid wensten te verzekeren.

In het Tractaat van Vereeninge luidt het dat "de Reght-stoelen van het Volk wirden omverre geworpen, de Wetten willekeuriglyk verandert ofte verbroke, de Eygendommen, den persoonelyken Vrydom, van den welken de Nederlanders van allen tyden zoo nyd-iverig geweest zyn, en waeren niet meer gedeckt tegens de Grondwet-strydige ondernemingen, de magteloose Wetten swygden voor het sweerd van den Krygs-man, ende de oude gebruycken waeren van alle kanten verminckt ofte wederroepen, eene nieuwe schickinge wird verwisselt tegen de oude, ende vervult door den veranderlyken ende onbepaelden wille van den Vorst, ofte van de gene, die heerschsten in zynen naem ende handelden onder zyn gezag"

Wanneer er einde 1790 o.m. door Raepsaet en De Graeve in Den Haag onderhandeld wordt met de keizerlijke afgevaardigden over een restauratie van het keizerlijk gezag, overhandigden de afgevaardigden van de Staten van Vlaanderen aan de Mercy d'Argenteau een resolutie met een opsomming van minimumeisen . Daaruit haal ik onder meer:
- de eis van een vaste vertegenwoordiging van de Staten van Vlaanderen bij de centrale overheid en niet slechts indirect via België, en
- een verbod voor het openbaar ministerie om deel te nemen aan de beraadslaging van de arresten van de Raad van Vlaanderen.

Gaan we enkele jaren terug in de tijd, dan vinden we als grieven in de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring onder meer dat de Britse overheid:
- geweigerd heeft de door de Amerikaanse provincies gevraagde wetten voor de inirichting van het gerecht goed te keuren en daardoor "has obstructed the Administration of Justice";
- de vastheid van ambt van de rechters niet waarborgde en al evenmin hun inkomen;
- een massa nieuwe instellingen oprichtte en zwermen van ambtenaren gezonden heeft "to harass our people", om de mensen lastig te vallen;
- "has combined with others to subject us to a jurisdiction foreign to our constitution, and unacknowledged by our laws; giving his Assent to their Acts of pretended Legislation";
- de waarborg van de juryrechtspraak ontnam;
- belastingen oplegde zonder de instemming van de belastingplichtigen.

Gaan we nog twee eeuwen verder terug en bekijken we het Plakkaat van Verlatinge van 1581 Daarin wordt aan de vorst verweten:
- dat hij "(...) in stede van zijne ondersaten te beschermen, deselve soeckt te verdrucken, t'overlasten, heure oude vryheyt, privilegien ende oude herkomen te benemen";
- dat hij de inquisitie heeft ingevoerd;
- dat hij vreemden zoals de hertog van Alva tot meesters in't land heeft aangesteld;
- dat hij de Spaanse inquisitoriale wijze van procederen in de rechtbanken invoerde "dierecktelick teghens de previlegien van den lande";
- dat hij het zelfs heeft aangedurfd een belasting van niet minder dan 10 procent in te voeren: "ende ten lesten wesende buyten alle vreese, eenen thienden penninck fortselick willen oprechten op de coopmanschappen ende handtwercken, tot gantsche verderfenisse van den lande".

Ook vinden we in al die verklaringen de uiteenzetting dat men eerst geprobeerd heeft door middel van dialoog en onderhandelingen de centrale overheid te overtuigen, maar dat dit niet tot een opheffing van de rechtsschendingen heeft geleid.
Rechtsgrondslag

Een tweede luik betreft de rechtsbeginselen waarop men zich beroept, preciezer nog de grondslagen van elk gezag van de overheid. Telkens opnieuw wordt eraan herinnerd dat de gevestigde overheid geen doel op zichzelf is, maar een gebonden bevoegdheid heeft en dat zij ook gebonden is aan fundamentele regels die die overheid logisch en historisch voorafgaan en voorrang hebben op de door de politieke overheid genomen beslissingen of gemaakte wetten.

In het Plakkaat van Verlatinge luidt het in een beroemde zin dat "d'ondersaten niet en sijn van Godt geschapen tot behoef van den Prince om hem in alles wat hy beveelt, weder het goddelick of ongoddelick, recht of onrecht is, onderdanig te wesen en als slaven te dienen: maer den Prince om d'ondersaten wille, sonder dewelcke hy egeen Prince en is" .

In de Declaration of Independence luidt het dat "Governments are instituted among Men to secure certain unalienable Rights, among these Life, Liberty and the pursuit of Happiness" en dat zij "derive their just powers from the consent of the governed".

Telkens wordt erop gewezen dat de gewraakte handelingen en beslissingen van de gevestigde overheid een inbreuk zijn op het fundamentele contract tussen de overheid en het volk.

In de akten uit de Nederlanden, 1581 zowel als 1789, wordt dat contract, anders dan bij de antihistorische liberale en socialistische denkers van het contrat social, van Rousseau tot Rawls, niet gegrond op een abstractie, op een theoretische hypothese die vanuit een zogenaamd neutrale rede wordt gefabriceerd, maar op de historische ervaring en historische verworvenheden: men verwijst naar de "Huldinge", de voorwaarden waaronder de vorst is ingehuldigd, de Blijde Inkomste van Brabant uit 1356, de Blijde Inkomste van Jan zonder Vrees als graaf van Vlaanderen in 1402 , het Groot privilegie van 1477 e.d.m . De grieven zelf betreffen ook grotendeels inbreuken op concrete rechten en vrijheden. In het Plakkaat van verlatinge luidt het dat onze landen "van allen tijden zijn gheregeert geweest ende hebben ook moeten geregeert worden navolgdende den eedt by heure Princen t'heuren aencome gedaen, na uutwijsen heurer privilegien, costumen ende ouden hercomen" en dat onze landen "hebbende haren Prince ontfangen op conditien, contrackten ende accoorden" en dat "welcke brekende oock nae recht den Prince van de heerschappye van den lande is vervallen."

De wezenlijke inhoud van dat contract bestaat er dus in om de bestaande "aloude" fundamentele rechten, vrijheden en privilegies te handhaven en te versterken . Het is de schending of de inkrimping of afschaffing van aloude rechten die de opstand, de afzetting van de vorst en de secessie rechtvaardigt. De opstand wordt dus niet gerechtvaardigd door de bedoeling om een "Nieuwe orde" te scheppen, wel om de oude te handhaven of te herstellen. In het Plakkaat van verlatinge luidt het: "volghende de wet der natueren, tot beschermenisse ende bewaernisse van onsen ende den andere landtsaten rechten, privilegien, oude hercomen ende vryheden van ons vaderlant, van het leven ende eere van onse huysvrouwen, kinderen ende nacomelingen". De Unie van Utrecht werd gesloten "tot verdediging van "privileges en costuymen" .

Secessie

In de gegeven voorbeelden gaat het immers niet enkel om een afzetting van een vorst, maar op de eerste plaats om een secessie, een afscheuring, een onafhankelijkheidsverklaring. De opstand is gericht tegen vorsten die als vreemde vorsten worden beschouwd, die proberen om de macht over vele volkeren of landen te centraliseren. De poging om het volk te onderwerpen aan een vreemd recht en/of een vreemde rechtsmacht van de centrale overheid is duidelijk een motief in de Akte van Verlatinge en het Manifest van Vlaanderen, maar ook in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring.

Het is ook niet toevallig dat het kwaad in de Bijbel vaak gesymboliseerd wordt door de stad Babylon, die door middel van de centralisatie van de krachten de hemel wou bestormen, en dat de veelheid aan talen en volkeren gezien wordt als het wapen tegen deze hoogmoed en deze machtsconcentratie. In de Openbaring van Johannes is Babylon de grote hoer die aan vele wateren zit:

"Babylon, de grote stad, de moeder van de hoeren en de gruwelen van de hele aarde. De wateren waaraan de hoer is gezeten, dat zijn de volken en mensenmassa's en naties en talen" (Op. 17,5).

En het is na die kwalificatie dat een stem uit de hemel zei: ''Trek uit haar weg, mijn volk, om niet te delen in haar zonden en niet getroffen te worden door haar plagen" (Op. 18,4).

De secessie is dan ook niet enkel een recht, het is een plicht geworden. Om niet te delen in de zonden moét het volk secessie plegen. Of zoals de Declaration of Independence zegt: "it is their right, it is their duty, to throw off such Government".

Wel vinden we in geschriften die deze theorieën ontwikkelden van de late Middeleeuwen tot de moderne tijden, discussie over de vraag of het recht van verzet toekwam aan de individuele burgers dan wel aan de "magistratuur", waarmee wel de lokale en regionale besturen zowel als rechtscolleges werden bedoeld. Mijn analyse is dat het telkens ging om een gezamenlijk verzet van volk en magistratuur: de juridische ondersteuning van het volksverzet legitimeerde het verzet door het te motiveren in de vorm van een vonnis, waarbij geldende rechtsregels werden toegepast op politieke feiten, en maakte het in die zin legitiem. De soevereiniteit van het volk wordt niet ontkend, integendeel, maar wel niet uitgeoefend in de wilde vorm van de natuurstaat maar op beredeneerde wijze. Daarbij vinden we telkens ook de idee weer dat de "magistraten" een bijzondere verantwoordelijkheid hebben om te waken over de rechten van het volk tegenover de macht, een verantwoordelijkheid die hen ook het recht en zelfs de plicht tot verzet verschaft . Op de bijzondere taak van met name de hoge rechtscolleges, de Gerechtshoven, kom ik dadelijk nog terug.
Beschikkend gedeelte

Het beschikkend gedeelte van de genoemde Verklaringen hield dan ook in dat de vorst formeel vervallen werd verklaard van zijn territoriale zowel als personele heerschappij en dat de onafhankelijkheid werd uitgeroepen. Het opzeggen van elke medewerking en gehoorzaamheid was in onze landen trouwens uitdrukkelijk voorzien in documenten zoals de Blijde Inkomste en andere akten van Huldinge of aanvaarding van de vorst . Het opzeggen van die band hield ook een terugkeer naar onafhankelijkheid in van elk van de delen van het rijk, dus van alle Provinciën in de Nederlanden van 1581 , van alle kolonies in het Amerika van 1776, van alle Provinciën in de Oostenrijkse Nederlanden van 1789. In Amerika en de Zuidelijke Nederlanden gaat het formeel om onafhankelijkheidsverklaringen van élk van die staten, al sluiten zij kort nadien onder elkaar een confederatie. Die confederatie houdt trouwens precies in dat elk van de lidstaten zijn soevereiniteit behoudt en ten allen tijde uit de Bond kan stappen.

Bij wijze van consequentie werden de burgers ontslagen van hun eed van trouw aan het oude regime en werd de naam of beeltenis van de vorst geschrapt van de munt, de rechterlijke uitspraken e.d.m. Vanzelfsprekend diende aan de vorst ook geen belasting meer te worden betaald; interessant is overigens dat de Blijde Inkomste van Vlaanderen uit 1402 al voorzag dat men in belastingstaking mocht gaan vanaf de 8e dag na een ingebrekestelling aan de vorst. De burgers keerden evenwel niet weer naar een zogenaamde natuurtoestand, maar wel naar de "oude vrijheid" op regionale basis.

Remedies

Rechtsherstel hield ook in dat aan de rechtsschendingen een einde werd gemaakt, de oude vrijheden en de waarborgen daarvoor werden hersteld, en dat instellingen die de inperking ervan hadden veroorzaakt, werden afgeschaft.

Zo werd de rechtsmacht van, als ik zo mag zeggen, supranationale rechtscolleges afgeschaft: de Amerikaanse onafhankelijkheid brak natuurlijk met de rechtsmacht van de rechtscolleges in Engeland. In het Manifest van Vlaanderen wordt de Rechtsmacht van de Grote Raad van Mechelen afgeschaft.

Zo vinden we in de Pacificatie van Gent een amnestie voor alle straffen die wegens religie of opnemen van wapens tegen de koning zijn opgelegd, en een teruggave van dan wel schadevergoeding voor verbeurd verklaarde goederen. Behalve bepalingen over de godsdienstvrijheid vinden we weinig over fundamentele vrijheden en rechtswaarborgen, omdat dit een zaak was van het bestaande recht van de verschillende provinciën. Ook in de Amerikaanse Articles of Confederation vinden we geen bepalingen over fundamentele vrijheden en waarborgen, omdat die een zaak waren voor de afzonderlijke staten; in de Grondwetten van die staten kwamen ze uitvoerig aan bod. Het zou me te ver leiden daar uitvoerig uit te citeren, hoe interessant deze documenten ook mogen zijn.

Dichter bij ons vinden we duidelijke voorbeelden na de Belgische opstand van 1830. Zeer snel, op 16 oktober 1830, werden drie fundamentele decreten uitgevaardigd: tot herstel van de vrijheid van onderwijs, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van drukpers en meningsuiting. In deze tijden van toenemende repressie van politieke incorrectheid is het goed even te citeren uit dat laatste decreet:

Toute loi ou disposition qui gêne la libre manifestation des opinions et la propagation des doctrines par la voie de la parole, de la presse ou de l'enseignement, est abolie.

Toute institution, toute magistrature créée par le pouvoir, pour soumettre les associations philosophiques ou religieuses, et les cultes, quels qu'ils soient, à l'action ou à l'influence de l'autorité, sont abolies.

Kort nadien wordt de jury weer ingesteld door de Grondwet van 1831, in het bijzonder voor alle drukpersmisdrijven en alle politieke misdrijven en werden enkele andere concrete waarborgen hersteld of ingevoerd, die zo dadelijk nog ter sprake komen.

Natuurlijk is een nieuw bewind na een opstand of secessie nooit immuun voor machtsmisbruik. Eenmaal het nieuwe regime is gevestigd, zal de verleiding vaak groot zijn om de vrijheden opnieuw in te perken. Ook zullen de ronkende verklaringen over de onafhankelijkheid van de magistratuur vaak gevolgd worden door een nieuwe centralisatie van de rechterlijke macht. Daarom alleen al moet men een duidelijk onderscheid maken tussen de revoluties die resulteerden in een unitaire staat zoals België en diegenen die resulteerden in federale of confederale constructies zoals de Verenigde Nederlanden of de Verenigde Staten van Amerika. Waar de Belgische Grondwet voorbeeldig was wat de rechten en vrijheden betreft en belangrijke waarborgen ervoor, werd de rechterlijke macht binnen de kortste keren onder controle gebracht en werden de rechters sedert dan door de regering benoemd .

Een belangrijke vraag is daarom welke waarborgen er hersteld of ingevoerd werden voor het behoud van de vrijheden en tegen nieuw machtsmisbruik.
De ongeschreven fundamentele wetten en de taak van de rechtscolleges

Uit de zopas gemaakte uiteenzetting over de lijst van de grieven, de rechtsgrondslag voor het oordeel en de remedies kan men enkele krachtlijnen afleiden. Ik zou er de volgende willen uithalen:
- het grote belang van rechtscolleges die onafhankelijk zijn van de centrale overheid en zelfstandig kunnen functioneren vanuit de lokale of regionale gemeenschap;
- de inperking van de bevoegdheid van de politieke machthebbers om het recht te wijzigen;
- de afwijzing van inmenging van de overheid in onderwijs, meningsuiting, religie;
- de afwijzing van gezagsuitoefening door vreemden die de taal van het land niet spreken;
- de bescherming van de individuele eigendom en de lokale collectieve eigendom;
- de verwerping van te hoge belastingen en zonder instemming van de burgers ingevoerde belastingen.

Maar er is ook nog een belangrijke krachtlijn die wat meer tussen de regels te lezen valt en staatkundig en rechtstheoretisch van groot belang is: de overtuiging dat er een "ongeschreven" grondwet is van het land en dat het de taak van de rechtscolleges is om die te handhaven tegen aantastingen ervan door de politieke macht.

Te vaak immers denkt men dat de toetsing van wetten aan de grondwet een uitvinding is van de 19e en 20e eeuw, terwijl het veeleer omgekeerd is, namelijk dat sindsdien de grondwet in handen is gekomen van de politieke instellingen en zij de rechterlijke macht ten dele buiten spel hebben gezet. Men ziet het begin van de judicial review in het beroemde arrest Madison v. Marbury van het Amerikaanse Supreme Court uit 1803 , terwijl dat arrest in een lange traditie stond: het werd voorafgegaan door rechtspraak op het niveau van verschillende van de Amerikaanse States , en gaat terug op een doctrine gemeen aan een reeks Europese tradities, al verschilt de precieze inhoud daarvan natuurlijk wel.

De Amerikaanse rechtspraak stond in de Engelse traditie van "The English Constitution" of nog "The Ancient Constitution" . Volgens deze doctrine zijn de politieke instellingen en de verhoudingen tussen burgers en overheid gegrond op het recht, en met name op the common law, dat in wezen berust op immemorial custom, op aloude gewoonten waarvan de rechtspraak en wetgeving slechts partiële uitdrukkingen en ontwikkelingen zijn. Het zijn de fundamentele regels van dat gewoonterecht die de Engelse polis eerst geconstitueerd hebben en dus de constitutie ervan vormen . De bekendste vertegenwoordiger van deze doctrine is sir Edward Coke , de Engelse chief justice, die in Bonham's case rond 1610 besliste dat de koning niet de bevoegdheid had om in te gaan tegen het common law als supreme law of the land. Enkele van zijn bekendste uitspraken in dit verband luiden:

“The common law is the best and most common birth-right that the subject hath for the safeguard and defense, not merely of his goods, lands and revenues, but of his wife and children, his body, fame and life. . . .
No man ecclesiastical or temporal shall be examined upon secret thoughts of his heart. . . .
the house of an Englishman is to him as his castle.”

In Engeland heeft deze doctrine uiteindelijk op het einde van de 17e eeuw het onderspit moeten delven voor de ook nu nog geldende doctrine van de supremacy of Parliament, doch in de Verenigde Staten haalde de doctrine van de supremacy of law het, die de macht van politieke instellingen beperkt door de bepalingen en rechten van de Grondwet als supreme law of the land . Het is vooral deze Engelse doctrine die ertoe geleid heeft dat het woord "constitution" de moderne betekenis heeft gekregen van lex fundamentalis, de term die alvast in de 18e eeuw frequenter op het Europese continent werd gebruikt . Zij het dat Willem van Oranje reeds in 1580 de hertog van Anjou verzocht landsheer te worden op basis van rechten en vrijheden der onderdanen, de "Vrijheit hunder constitutien" .

In dezelfde tijd als Coke ontwikkelde Hugo de Groot (Lat. Grotius) in zijn werk De antiquitate reipublicae Batavicae, vertaald als Tractaet vande Oudtheyt vande Batavische nu Hollantsche Republique (Leiden 1610) eveneens een doctrine over het gelden van een aloude gewoonterechtelijke constitutie van Holland, met concrete rechten en vrijheden alsook de regel dat de soevereiniteit niet bij de vorst berust maar bij de Raden en Staten van het volk . Grotius aanvaardde wel niet het bestaan van fundamentele wetten die de soevereiniteit van die organen inperkten en verschilde daarin duidelijk van de federalistische school met o.a. Johannes Althusius .

In Frankrijk vinden we de theorie van de "lois fondamentales de la France" reeds in de teksten van de zgn. Monarchomachen en in het bijzonder in het werk Francogallia van Hotman uit 1573 ; de allereerste betekenis van deze wetten was dat zij grenzen bepaalden aan de macht van de koning om wetten te maken. Belangrijk is dat de Franse Parlementen, die zoals U weet de Gerechtshoven waren en geen parlement in onze betekenis, zich minstens vanaf de 16e eeuw ook de bevoegdheid hebben toegeëigend om koninklijke wetten te toetsen aan die lois fondamentales en de afkondiging en toepassing ervan te weigeren wanneer zij daarmee in strijd waren . Enkele van die lois fondamentales werden geformuleerd in een arrest van het Parlement van Parijs uit 1593, waardoor de latere Henri IV van de troon werd gehouden zolang hij zich daar niet bij neerlegde (en zich daartoe bekeerde tot het katholicisme). Die lois fondamentales bevatten de basisregels inzake de troonopvolging en de werking van de monarchie, maar evenzeer de garantie van de diverse privilegies alsook een fundamentele inperking van de koninklijke macht: diens bevoegdheid strekte zich niet verder uit dan het "publieke domein" van de staat en het was hem niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan het privaatrecht, dat bestond uit het gewoonterecht zoals het door de Parlementen zelf werd gevonden, uitgelegd en ontwikkeld . Nog op 3 mei 1788 heeft het Parlement van Parijs in een arrêt de règlement, of juister nog een déclaration , een opsomming gegeven van de meeste lois fondamentales, waaronder ook precies "Le droit des cours de vérifier dans chaque province les volontés du Roi et de n'en ordonner l'enregistrement qu'autant qu'elles sont conformes aux lois constitutives de la province ainsi qu'aux lois fondamentales de l'État".

In Duitsland ontwikkelde zich een gelijkaardige theorie die eveneens "grondwettelijke" rang toekende aan de "Reichs-Herkommen" als een geheel van aloude fundamentele regels met voorrang boven andere rechtsregels .

Net als de Franse Parlementen had ook de Raad van Vlaanderen zich de bevoegdheid toegeëigend om koninklijke ordonnanties niet uit te vaardigen en dus buiten werking te stellen wanneer ze in tegenspraak waren met de gewestelijke of lokale privilegies. Het geheel van die privilegies vormde aldus de constitutie van het graafschap Vlaanderen, of althans een belangrijk stuk ervan. In 1787 hebben de Staten van Vlaanderen een poging ondernomen om deze constitutionele normen in één Memorandum samen te brengen .

Het is ter bescherming daarvan dat de onafhankelijkheid van Vlaanderen is beslist in 1789 en afgekondigd op 4 januari 1790. Daardoor verschilt die revolutie sterk van de Franse revolutie, of minstens van de draai die de Franse revolutie uiteindelijk heeft gekregen - want in de pre-revolutionaire periode was er in Frankrijk een minstens even sterke oud-constitutionele stroming als revolutionaire in de engere zin .

Twee visies op grondwet en toetsing eraan

Het is de machtsgreep van de Franse Revolutie die de genoemde bevoegdheid van de rechterlijke macht heeft afgeschaft, met name expliciet in art. 10 en 11 van de Grondwet van 24 augustus 1790 . Rousseau's theorie van het sociaal contract die hieraan mede ten grondslag ligt, is dan ook radicaal tegengesteld aan de contractuele grondslag van de natie die gehuldigd wordt in de theorie van de ancient constitution: deze laatste is een theorie die de souvereiniteit van politieke organen inperkt en die de voorrang geeft aan de "artificial reason" van de geschoolde jurist die het recht "vindt" in de massa aan precedenten en andere historische bronnen van het recht boven de "natural reason" van de filosoof die redeneert vanuit "eerste beginselen".

Het opstellen van geschreven grondwetten hield trouwens al evenzeer in dat aan de magistratuur de bevoegdheid werd ontnomen om deze constitutie te vinden en te interpreteren. Bovendien hield en houdt dit ook een bijkomend gevaar in, namelijk dat men in de Grondwet allerlei politieke doelstellingen gaat inschrijven op basis waarvan het bestaande recht kan worden opzijgezet. Dit gevaar is des te groter wanneer rechtsregels, in plaats van aan de Grondwet, aan allerlei supranationale regels en internationale rechtsbeginselen en verklaringen worden getoetst, die de nieuwste vorm zijn waarmee aan de aloude nationale constitutie en de aloude rechten en vrijheden afbreuk wordt gedaan.

Vergeten we niet dat de judicial review oorspronkelijk alleen de toetsing kon inhouden van nieuwe politieke beslissingen (wetten e.d.) aan een aloude constitutie, en zeker nooit omgekeerd. Judicial review was een middel "to limit the powers of political bodies" en niet om traditionele rechtsregels door rechters te laten afschaffen. Daarvan is met name in de Verenigde Staten in de 20e eeuw niet veel over gebleven, doordat activistische rechters in de Grondwet allerlei "nieuwe" mensenrechten zijn gaan lezen waaraan dan bestaande regels werden getoetst. Het EHRM is de jongste jaren dezelfde toer opgegaan. De weerstand hiertegen werd treffend verwoord door de huidige Amerikaanse opperrechter Antonin Scalia, en wel als volgt: "the Constitution serves to protect us from and not to adapt us to momentary dominant opinions" . Hetzelfde gevaar dreigt echter ook in Europa, waar aan het EVRM en de Europese Verdragen meermaals een "evolutieve" interpretatie wordt gegeven die ingaat tegen oude rechten en vrijheden.

Meer bepaald zijn er ook vandaag duidelijk verschillende opvattingen over de toetsing van wetten aan hogere rechtsnormen, en met name over de grondslag van die hogere rechtsnormen: al zijn er ook vele posities tussenin, we kunnen toch onderscheiden tussen :
- de ene die de grondslag zoekt in "des principes simples et incontestables" , in "truths we hold to be self-evident" , nl. "de rechten en vrijheid van dé mens" als een stel van rechten die door middel van de natuurlijke rede afgeleid worden uit een ideologisch beeld van de mens in abstracto, en
- een andere die de grondslag zoekt in "het recht en de vrijheden van de mensen", en met name in fundamentele instellingen van het recht die door trial and error doorheen de geschiedenis van een concrete gemeenschap zijn ontwikkeld en niet door de natuurlijke rede alleen kunnen worden begrepen.

Concrete fundamentele waarborgen en hun bedreiging vandaag

In het bijzonder wil ik uw aandacht vragen voor het belang van concrete fundamentele waarborgen, vaak van procedurele of vergelijkbare aard. Van bijzonder belang zijn waarborgen die self-executing zijn, die geen bijzondere procedure of toetsing vereisen om te worden toegepast. De paradox is inderdaad dat de historische ervaring leert dat dergelijke waarborgen weliswaar het product zijn van een complexe geschiedenis, maar hun functie precies maar kunnen vervullen wanneer de toepassing ervan niet complex is, geen afweging vereist aan de hand van vage beginselen zoals het gelijkheids- of evenredigheidsbeginsel.

De grote fundamentele vrijheden, zoals die in de Belgische Grondwet van 1831 door duidelijke bepalingen zonder veel uitzonderingen werden gegarandeerd, staan vandaag sterk onder druk. Ik heb het dan over de vrijheid van meningsuiting, van vereniging, van onderwijs en de vrijheid die voortvloeit uit de private eigendom. Vandaag de dag leren de ketters dat deze vrijheden moeten "afgewogen" worden tegen andere rechtsbeginselen. Daar waar de Belgische Grondwet een veel sterkere bescherming bood aan deze vrijheden dan allerlei internationale verklaringen, heeft het Hof van cassatie deze grondwettelijke vrijheden uitgehold door op een perverse wijze de Grondwet ondergeschikt te maken aan bv. het EVRM. Op die manier worden onze vrijheden overgeleverd aan vreemde heersers.

Die vreemde heersers zijn dan een excuus voor de Belgische wetgever om wetten uit te vaardigen die zelfs loutere opinies zonder meer strafbaar stellen, zoals bv. in art. 21 van de Antiracismewet (zoals vastgesteld bij wet van 10 mei 2007): het loutere verspreiden van denkbeelden "gegrond op rassuperioriteit" is in dit land strafbaar.

De concrete grondwettelijke waarborgen voor deze vrijheden zijn ook maar al te vaak uitgehold door de rechtspraak dan wel door de politieke instellingen.

Daarbij denk ik bv. aan de instelling van de jury voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. Wat de politieke misdrijven betreft werd de grondwettelijke waarborg van de jury vakkundig uitgehold door het Hof van cassatie en ook door onze parketten duidelijk miskend - zo diende ik eergisteren nog cliënten te verdedigen voor het Hof van beroep die geweigerd hebben te zetelen bij de ongrondwettige verkiezingen van 10 juni van dit jaar en daarvoor manifest uitsluitend politieke bedoelingen hadden - zodat de parketten duidelijk onbevoegd zijn en enkel de assisenprocedure mag worden gevolgd. Wat de drukpersmisdrijven betreft werd deze fundamentele waarborg vooreerst door de rechtspraak uitgehold en vervolgens door het parlement middels de discriminerende afschaffing van de jury voor drukpersmisdrijven "die door racisme of xenofobie ingegeven zijn", een grondwetswijziging die manifest door politieke partijen werd doorgevoerd om een politieke tegenstander te treffen.
Verder denk ik aan de zogenaamde "getrapte aansprakelijkheid" inzake publicaties van meningen, die kort gezegd inhoudt dat voor een onrechtmatige publicatie de auteur, drukker en verspreider niet elk kunnen worden vervolgd, maar de tweede pas als de eerste niet bekend is en de derde pas als de eerste en tweede niet bekend zijn (nu art. 25 Grondwet); een waarborg die verkracht wordt door de antiracismewet die het lidmaatschap van een vereniging die discriminerende meningen verspreidt zelfstandig strafbaar stelt (art. 22 Antiracismewet, zoals vastgesteld door de Wet van 10 mei 2007). Die bepaling is overigens ook een aanfluiting van de vrijheid van vereniging en strijdig met het nog steeds voorrang hebbende decreet van 16 oktober 1830 dat duidelijk stelt dat "la loi ne pourra atteindre que les actes coupables de l'association ou des associés et non le droit d'association lui-même". Ook deze grondwetsverkrachting wordt gemotiveerd met verwijzing naar Europese of supranationale verplichtingen.
Daarbij denk ik ook aan de concrete waarborg van het censuurverbod, d.w.z. de onmogelijkheid om publicatie en verspreiding van geschriften preventief te verbieden. Jammer genoeg heeft dat de rechtspraak er niet van weerhouden om preventieve verboden uit te vaardigen (bv. door middel van stakingsvorderingen) of preventieve maatregelen van overheidsinstellingen te tolereren, waarbij het Grondwettelijk Hof gelukkig art. 25 van de Grondwet wel strikt handhaaft.
Daarbij denk ik ook aan de hoger geciteerde bepaling van het decreet van 16 oktober 1830 op de vrijheid van meningsuiting, volgens hetwelk "Toute institution, toute magistrature créée par le pouvoir, pour soumettre les associations philosophiques ou religieuses, et les cultes, quels qu'ils soient, à l'action ou à l'influence de l'autorité, sont abolies", nu vandaag een reeks inquisitoriale overheidsinstellingen bestaan wiens activiteit, indien al niet hun wettelijke taak, er essentieel in bestaat om meningen te bestrijden die zouden aanzetten tot volgens de heersende ideologie niet redelijk verantwoorde vormen van ongelijke behandeling in het maatschappelijk leven.
Andere belangrijke concrete waarborgen, zoals het recht van antwoord, de exceptie van waarheid die maakt dat er geen misdrijf van laster is, en dergelijke, hebben jammer genoeg geen grondwettelijke verankering; het is m.i. de taak van de rechtspraak om daaraan eenzelfde constitutionele bescherming te geven, zoals het Grondwettelijk Hof dit in beginsel gedaan heeft met het beroepsgeheim van de advocaat - waarover verder meer. Volgens een zuiver positivistische visie op de rechtspraak kan dit niet, maar zolang dit stapsgewijze gebeurt kan dit wel in de visie van het aloude constitutionalisme. Hetzelfde geldt bv. ook voor de uitbreiding van de waarborgen van de drukpers naar andere communicatietechnieken, die in 1831 nog niet bestonden.

Ook andere fundamentele procedurele waarborgen staan vandaag onder druk. De grondwettelijke waarborg van openbaarheid van de rechtspraak en de rechterlijke uitspraak (art. 149 GW) is te weinig concrete realiteit. De grondwettelijke motiveringsplicht wordt regelmatig als hinderlijk bestempeld en er zijn plannen tot inperking ervan onder het eufemisme van een "positieve" motiveringsplicht, zoals nu voorzien in de justitienota van de regeringsonderhandelaars.

Nog een fundamentele waarborg is het recht van elke burger op bijstand van een advocaat en de waarborg van het beroepsgeheim van de advocaat. Dit behoort in onze traditie terecht tot de harde kern van liberties & privileges van de burger. Het Grondwettelijk Hof heeft dat ingezien en het beroepsgeheim constitutionele rang gegeven hoewel het niet in onze geschreven grondwet staat . Maar supranationale en Europese instellingen storen zich daar niet aan en verplichten de Europese lidstaten om dit beroepsgeheim in te perken in een aantal gevallen en de advocaat zelfs te verplichten zijn cliënt te verklikken zonder de cliënt te mogen waarschuwen (o.a. RL 2001/97 van de EU). Het is de plicht van de eigen magistratuur om in zo'n geval onze zelfs ongeschreven constitutie voorrang te geven en te weigeren "to subject us to a jurisdiction foreign to our constitution". We moeten immers jammer genoeg vaststellen dat het niet van de Europese rechters is dat we de nodige rechtsbescherming krijgen, getuige het arrest HJEG d.d. 26 juni 2007 nr. C-305/05.

Ook de toegang tot de rechter wordt door de Europese rechtspraak niet langer gegarandeerd, zoals blijkt uit de rechtspraak inzake de inbeslagname van goederen ingevolge internationale boycots (in casu ex-Joegoslavië) of wegens verdenking van banden met terroristen : het Europees Gerecht van Eerste Aanleg heeft de toegang tot de rechter verworpen in de zaak-Segi (beschikking van 7 juni 2004). In de zaak-Bosphorus oordeelde het EHRM als een ware Pilatus op 30 juni 2005 dat het niet was aangetoond dat het systeem van rechtsbescherming van de EU ter bescherming van fundamentele rechten van burgers tegen beslissingen van de EU manifest onvoldoende was; kort nadien op 21 september 2005 kreeg het EHRM een slag in het gezicht vanwege het Europees Gerecht van eerste aanleg in de gelijkaardige zaak- Yusuf en Al Barakaat : het Gerecht stelde in absolutistische bewoordingen dat beslissingen van de Veiligheidsraad voorrang hebben boven welke andere rechtsregels ook, zowel boven het nationale recht als dat van de Europese Unie en zelfs boven het Europees Verdrag inzake Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden. Erger nog, het Gerecht oordeelt dat zelfs wie geen lid is van de Verenigde Naties (zoals de Europese Unie bv.), daaraan gebonden is. In de recentere arresten-Ayadi en Hassan (12 juli 2006) wordt al evenmin rechtsbescherming geboden.

In onze aloude constituties is het verder een fundamentele waarborg dat er zeer strikte voorwaarden gelden voor de uitlevering van eigen burgers aan het buitenland. Ook deze waarborg werd geheel uitgehold door het Europees kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten dat lidstaten verplicht zelfs eigen burgers uit te leveren voor feiten die in eigen land zijn begaan en daar niet eens een misdrijf hoeven uit te maken (de vereiste van dubbele strafbaarstelling wordt niet meer in alle gevallen gegarandeerd). Het Duitse weekblad Die Zeit had het fijntjes over de gevaren van een delocalisatie van de strafvervolging: "Schon jetzt ist es üblich geworden, des Terrorismus Verdächtigte nach Spanien abzuschieben, weil dort das Machtgefälle zwischen Anklägern und Beschuldigten steiler ist als hierzulande. Die Globalisierung lädt eben nicht nur Lohnarbeit und Kapital dazu ein, sich die günstigsten Standorte zu suchen, sondern offenbar auch die Strafverfolgungsbehörden. Doch was der Ökonomie billig, ist dem Rechtsstaat nicht in jedem Falle recht" .

Het Duitse Bundesverfassungsgericht heeft de moed gehad om n.a.v. een Spaans verzoek tot uitlevering van een Duitser van Syrische afkomst de Duitse omzettingswet ongrondwettig te verklaren ; volgens dat Hof vereist de rechtsstaat dat een vermeend misdrijf in eigen land begaan niét door een vreemd gerecht kan worden beoordeeld, dat een burger voor zo'n gedraging niet mag worden onderworpen aan een strafprocedure in een vreemd land, in een andere taal, met een andere procedure, een cultureel verschillende context en/of een ander strafrecht (overweging 85). Ik hoor sommige van de oude grieven weerkeren. De Belgische omzettingswet van 19 december 2003 daarentegen werd door ons Grondwettelijk Hof in zijn arrest van 10 oktober 2007 onaangeroerd gelaten ingevolge een prejudicieel dictaat van het Europees Hof van Justitie en heeft daardoor de kans gemist om in de Belgische grondwet de nodige waarborgen te lezen.

De bescherming van de eigen burgers door het Duitse Grondwettelijk Hof gaat ook in tegen de bij ons heersende politieke correctheid, volgens dewelke het zelfs verboden is wetswijzigingen voor te stellen die buitenlanders anders zouden behandelen dan Belgen, hoewel onze Grondwet het uitdrukkelijk over de grondrechten van de Belgen en de gelijkheid van de Belgen voor de wet heeft.

Conclusies

Ik zou nog lang kunnen doorgaan over de reële en dreigende inperkingen van onze vrijheden door de huidige politieke instellingen, op Belgisch, Europees en jammer genoeg ook meermaals op Vlaams vlak. Maar wanneer het boek der Openbaring van de grote hoer Babylon zegt "met haar hebben de koningen van de aarde ontucht bedreven" (Op. 17, 2) en "(zij) rijdt op het beest met de zeven koppen en tien hoorns" (Op. 17,7), waarbij "de tien hoorns zijn tien koningen; zij regeren nog niet, maar voor één uur zullen zij koninklijke macht ontvangen, samen met het beest. Zij zijn eensgezind, en hun macht en gezag geven ze aan het beest" (Op. 17, 12-13), dan zien we hierin vandaag toch stilaan de contouren van Europese en andere supranationale instellingen, waarvan onze instellingen te vaak de gewillige uitvoerders zijn. Iets vriendelijker gezegd vormen zij de hedendaagse versie van de keizer-koster die door onze voorouders werd afgezet hier te lande. Het "trek weg uit haar om niet te delen in haar zonden" houdt m.i. dan ook in dat een einde wordt gemaakt aan de kritiekloze overlevering van onze aloude vrijheden aan het supranationale recht. Een van de prioriteiten voor onze juristen vandaag is dan ook weer de voorrang te bekrachtigen van onze constitutie boven het internationaal recht.

Niet alleen schijnt onze rechterlijke macht vandaag niet bereid te zijn de Grondwet voorrang te geven en heeft het Hof van cassatie in een "ondraaglijk licht" arrest de grondwettelijke vrijheden geheel terzijde geschoven omwille van de zogenaamde voorrang van het internationale recht ; ook wanneer het erop aankomt de belangen van de constituerende Gemeenschappen van België , en in het bijzonder de Vlaamse gemeenschap mee te beschermen en het zelfbeschikkingsrecht van die Gemeenschap te ondersteunen, is er nog een lange weg te gaan. Minstens op het niveau van het Hof van cassatie werden we de laatste jaren niet op veel goeds getracteerd, noch wat de vrijheid betreft om voor het eigen volk op te komen, noch wat de garanties betreft voor de tweetaligheid van het gerecht in Brussel. En op de openingszitting van dit jaar werden we getracteerd op een mercuriale van procureur-generaal J.F. Leclerc die waarschuwde tegen pogingen om de sociale grondrechten en sociale verworvenheden uit te hollen via de toekenning van bevoegdheden aan de Gewesten of Gemeenschappen . De creatieve interpretatie van de Grondwet wordt hier dus niet gebruikt om het zelfbeschikkingsrecht van Vlaanderen te beschermen maar om het te verhinderen.
Slotscène

Op 4 januari 1790 trokken de magistraten onder het luiden van de klok 'Triumphante' en van de beiaard van het Belfort in stoet van het Gentse stadhuis naar de Vrijdagmarkt, de plaats waar de graven traditioneel werden ingehuldigd. Er waren niet minder dan 72 rijtuigen nodig voor het vervoer van de overheidspersonen. Ze werden begeleid door de ruiterij in zwart en geel uniform onder leiding van Jan Baptist de Lauretan. In die openbare ruimte werd dezelfde ceremonie uitgevoerd als bij de inhuldiging van de graaf, werd het Manifest voorgelezen door de griffier van de Staten van Vlaanderen , werd dienvolgens de keizer-koster afgezet en werd de Raad van Vlaanderen uitgeroepen tot soeverein hoogste rechtscollege en verklaard dat "alle Jurisdictie van hogere rechtscolleges over Vlaanderen nu en voor alsdan ten eeuwigen dage zal onderblyven". Vervolgens trokken de afgevaardigden naar de Sint-Baafskathedraal waar een Te Deum werd gezongen om de Heer te danken voor de bevrijding .

Anders dan in de Verenigde Provinciën en de Verenigde Staten van Amerika heeft het jammer genoeg niet erg lang geduurd vooraleer buitenlandse troepen, Oostenrijkse en Franse, een einde zouden maken aan dit experiment. En het was in grote mate door de verdeeldheid van de Vlamingen dat dit gebeurde. Wellicht was het ook omdat de nieuwe bestuurders de aloude constitutie te letterlijk en punctueel opvatten en de instellingen er te weinig in geslaagd zijn de nieuwe natie in zijn geheel te representeren.

Maar op zijn minst hebben Raepsaet en de Graeve net zoals de auteurs van het Plakkaat van Verlatinge de historische kans, het Kairós, proberen te benutten en op zijn minst hebben zij, in de traditie van dat Plakkaat, een beargumenteerd juridisch precedent geschreven, een vonnis dat ons ook vandaag moge inspireren.

zondag, november 04, 2007

Fransche ratten: Vanhecke kent zijn klassiekers niet

In een interview met de Zwitserse Weltwoche vraagt journalist Hanspeter Born aan Frank Vanhecke: "Nun habe ich selber gehört, wie bei einer Demonstration Mitglieder Ihrer Partei französischsprachige Mitbürger als «franse ratten» beschimpften. Ist dies nicht rassistische Aufhetzung?", waarop deze laatste antwoordt:
Ja, natürlich. «Französische Ratten raus!» ist ein über vierzig Jahre alter Schmähruf. Es ist kein vornehmer Ausdruck, und wir als Partei brauchen diesen Slogan bestimt nicht"

Wel, wel, Frank, wat een gebrek aan historische kennis. De uitdrukking Fransche ratten is de titel van volgend volkslied uit 1814 (iets meer dan 40 jaar geleden dus):

Fransche ratten, rold uw' matten,
wilt naer huys nu keeren;
zegt: ‘dag vrienden, die ons minden,’
of men zal u leeren
op de pypen dansen;
nu hebt gy goê kanssen:
weg gascon, wie de bon, bon, bon,
door 't Keyzers schoon kanon.

Het is een lied dat de aftocht van de Franse bezettingstroepen viert na de nederlaag van Napoleon in de volkerenslacht van Leipzig (1813). Het lied staat in de Studentencodex (in mijn editie uit 1976 op p. 256) en wordt al vele generaties lang tot op heden gezongen op cantussen. De geschiedenis ervan is beschreven door Van Duyse (te vinden op dbnl.org)

Racistische ophitserij ? kom nou. Het is een spotlied, een vreugdelied, een lied om de bevrijding en de vrede te vieren.

Ik zou wel eens willen weten of er in Zwitserland geen liederen zijn die spotten met de Franse bezetter, of die de onafhankelijkheid tegenover Duitsland vieren.

En als men werkelijk meent volksliederen aan de hand van zo'n criteria te moeten veroordelen, dat men dan eerst een vooral eens naar de Marseillaise kijkt, die dagelijks gezongen wordt in Frankrijk (en bij ons zelfs door Vlaamse kandidaat-premiers), die het heeft over het "onzuivere bloed" van de tegenstanders: "Qu’un sang impur
Abreuve nos sillons".
Zou dat niet veel eerder racistisch zijn ?

Aanvulling 9 september 2008: zie http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2008/09/franse-ratten-bis.html

dinsdag, oktober 30, 2007

Dewael's bedrieglijke rechtsvergelijking

In de Standaard van 26 oktober (Immobilisme noch separatisme. Pleidooi voor een federale kieskring) neemt Patrick Dewael de verdediging op zich van het Rue-de-Pavie-voorstel voor een federale kieskring. Minstens het rechtsvergelijkend argument dat hij gebruikt is bedrieglijk.

Over de andere argumenten ga ik me hier niet uitspreken, maar het volgende argument voor een federale kieskring kan alvast tellen als wetenschappelijke onzin: "Want kijken we bijvoorbeeld naar Duitsland, Zwitserland, Canada en de Verenigde Staten van Amerika, dan kunnen we vaststellen dat er bijvoorbeeld een volwaardig Grondwettelijk Hof bestaat, een Senaat samengesteld uit de vertegenwoordigers van de deelstaten en een federale kieskring voor bepaalde verkiezingen, bijvoorbeeld voor de verkiezing van de president. In de Belgische federatie zijn, abstractie makend van een Grondwettelijk Hof, die elementen niet aanwezig. Nochtans zijn het juist die elementen die in federale landen als noodzakelijk voor de stabiliteit van het land beschouwd worden."

Welnu, in de Verenigde Staten is er wel grondwettigheidscontrole door de rechter, maar geen apart Grondwettelijk Hof. Maar vooral: er is helemaal geen federale kieskring, ook niet voor de verkiezing van de president. Deze wordt verkozen door de kiesmannen die door de verschillende staten worden verkozen (in verhouding tot hun bevolkingsaantal) (nog vergeten dat Bush daaraan zijn eerste verkiezing te danken heeft, hoewel hij minder stemmen behaalde dan Gore ?). Zolang Dewael ook geen Belgische president wil laten verkiezen, zijn Amerikaanse presidentsverkiezingen er trouwens maar bij de haren bijgesleurd. Het is trouwens een publiek geheim dat koning Boudewijn zich verzet heeft tegen een federale kieskring omdat hij vreesde dat de monarchie een systeem met nationaal populaire politici en een de facto rechtstreeks verkozen premier niet overleeft.

In Duitsland is er inderdaad een Grondwettelijk Hof, maar geen federale kieskring: de eerste stem bepaalt de rechtstreeks verkozen volksvertegenwoordiger per district (meerderheidsstelsel), de "Zweitstimme" gaat naar lijsten per deelstaat. De president wordt niet rechtstreeks verkozen. En de Duitse Bundesrat als model voor de Belgische Senaat ? Doe maar ! In de Bundesrat zetelen de minister-presidenten van de deelstaten met een stemkracht in verhouding tot hun bevolking. Dat invoeren in België betekent een Senaat die bestaat uit de minister-presidenten van de gewesten en gemeenschappen, waarbij Kris Peeters op zijn eentje 60 % van de stemmen heeft. Als dat niet de bedoeling is, stop dan het bedrieglijk verwijzen naar de Duitse Bundesrat.

In Zwitserland is er al evenmin een federale kieskring: alle parlementsleden worden per kanton verkozen. Er is niet alleen geen Grondwettelijk Hof, maar in beginsel zelfs geen grondwettigheidstoetsing door de rechter: die toetsing wordt door het volk zelf uitgeoefend door middel van referenda en volksinitiatieven. De zetels in de Ständerat (Senaat) worden ingevuld door de kantons, in beginsel 2 per kanton, maar er zijn veel meer Duitstalige kantons dan Franstalige zodat het opnieuw bedrieglijk is hierin een argument voor een paritaire senaat te zien.

In Canada is er inderdaad een Grondwettelijk Hof; maar de volksvertegenwoordigers worden per district verkozen (meerderheidsstelsel); de leden van het Hogerhuis worden helemaal niet verkozen, maar naar Brits model benoemd door de monarchie op voordracht door de Eerste Minister, wat moeilijk een democratisch model kan worden genoemd voor België. Bij die benoemingen wordt wel een zekere proportie per deelstaat in acht genomen (maar géén pariteit). Vermits het een monarchie is zijn er in Canada ook geen federale presidentsverkiezingen.

Op het niveau van de Europese Unie bestaat er ook geen federale kieskring voor het Europees parlement of een Europese president. En de stemmen in de Raad, die als een soort Senaat kan worden beschouwd, zijn niet gelijk verdeeld over de lidstaten maar afgezwakt proportioneel aan het aantal inwoners.

Wat verder opvalt is dat de landen die Dewael aanhaalt allemaal voorbeelden zijn van centripetaal federalisme, federaties die ontstaan zijn uit voorheen onafhankelijke staten, en niet van centrifugaal federalisme, d.i. door "devolution" of defederalisering zoals in België (ook Canada is historisch een centripetale federatie, al is de dynamiek er minstens in Québec nu wel centrifugaal). En voor alle duidelijkheid: ook andere centrifugale federaties (Spanje, Verenigd Koninkrijk) kennen geen federale kieskring - behalve dan Irak, of all examples ....

De waarheid is dat nationale kieskringen of andere nationale verkiezingen juist typisch zijn voor unitaire landen, zoals Nederland, Portugal (president), Polen (president), Slovenië ..... Daarbij wordt dan telkens strikt de hand gehouden aan de gelijkheid van elke stem, aan een ver doorgedreven proportionaliteit. Wat Dewael verzwijgt, is dat het voorstel voor een federale kieskring in België ook op dit punt bedrieglijk is, omdat het aantal Nederlandstalige en Franstalige verkozenen op voorhand zou worden vastgelegd en niet op basis van de uitslag van de verkiezingen !

De waarheid is ook dat er zelfs in die zeldzame gevallen waar de deelstaten in een Senaat evenveel zetels hebben, dit nooit een pariteit inhoudt, omdat het nooit om tweeledige landen gaat: het is de fundamentele tweeledigheid van le pays réel die maakt dat België hoogstens nog als confederatie kan overleven, maar niet als federatie.

De waarheid is tenslotte dat aparte Grondwettelijke Hoven in veruit de meeste gevallen zijn ingevoerd na de val van een totalitair of minstens dictatoriaal regime om de jonge democratie te versterken tegen concentratie van politieke macht. België is de uitzondering waar dat Hof inderdaad, zoals Dewael impliciet stelt, is ingevoerd om bescherming te bieden tegen centrifugale krachten, en daarbij de Vlaamse meerderheid neutraliseert. Waarmee ik geen kritiek wil uiten op de wijze waarop het Hof zijn bevoegdheid invult, maar enkel stellen dat het principieel geen gezond systeem is in een echte democratie. Laat ons daarvoor maar wat meer naar Zwitserland kijken, op een correcte wijze natuurlijk en niet op zijn Dewaels.

zaterdag, oktober 27, 2007

Negationismepolitiek rond de Armeense Holocaust: de laffe aanval op Gie van den Berghe

Beweren dat Gie van den Berghe er Israël ervan beschuldigt verantwoordelijk te zijn voor de ontkenning van de Armeense Holocaust ("Halve waarheden over genocide, dS 25 oktober 2007) is wel een van de meest groteske verdachtmakingen die ik bij ons heb gelezen. Het is ook onvoorstelbaar hoe de auteurs enkele stellingen van Gie van den Berghe verdraaien.

Beginnen we met de bekritiseerde stelling: "De Armeniërs en de Turken moeten er maar zelf uitraken, 'de gebeurtenissen moeten worden onderzocht, niet veroordeeld'. Beeld je maar even in dat we dit na de tweede wereldoorlog tegen de Duitse daders en joodse slachtoffers hadden gezegd." Reactie: "Hij vergeet het Neurenbergtribunaal (1946-1949) om te oordelen over de nazimisdaden tegen de menselijkheid. Vindt hij er graten in dat de Jodenuitroeiing veroordeeld werd als een misdaad tegen de menselijkheid?" Wat heeft dat er mee te maken ? Gie van den Berghe klaagt aan dat we met Turkije (onder)handelen en samenwerken alsof er niets gebeurd is. Kan men zich voorstellen dat Duitsland lid zou kunnen geworden zijn van de EU indien het geweigerd had de Shoah als genocide te erkennen ? Dat de andere Europese landen er genoegen mee zouden hebben genomen dat de nieuwe Duitse regering zou gezegd hebben dat er eerst maar eens een Duits-Israëlische commissie moest komen om te onderzoeken of het wel een genocide was of enkel maar een spijtig nevengevolg van de Tweede Wereldoorlog ?

Vervolgens het verwijt aan Gie van den Berghe dat hij "het als historische waarheid voorstelt dat Hitler gezegd heeft: 'Wie tenslotte heeft het vandaag nog over de uitroeiing van de Armeniërs?' Er bestaat hiervoor geen enkel formeel bewijs", terwijl de bron precies door het Amerikaanse Holocaust Museum gepubliceerd werd (Michael Berenbaum - The World Must Know. The History of the Holocaust as told in the United States Holocaust Memorial Museum,
1993, p. 62). Dat is geen formeel bewijs, maar voldoende om niet verdacht te worden gemaakt omdat men dit citaat overneemt.

Of de uitspraak van de Israëlisch-Armeense aartsbisschop Shirvanian in Haaretz (11 oktober 2007, zie http://www.haaretz.com/hasen/spages/911630.html) dat de erkenning van de genocide door de VS wellicht pas zal plaatsvinden als Israël die stap ook zou zetten, juist is of niet, is minder relevant dan de merkwaardig overtrokken reactie van de journalist van Haaretz, overgenomen door de kritikasters in dS: de stelling van de aartsbisschop wordt om die reden gelijkgeschakeld met een van de meest verderfelijke vervalsingen uit de moderne geschiedenis (de protocollen van de wijzen van Zion, in meerdere Arabische landen ook vandaag nog als waarheid verspreid). Ze is overtrokken, omdat die journalist zelf precies de feiten aanhaalt die Gie van den Berghe blijkbaar verdacht maken, zoals het getal van 20.000 Armeniërs in Israël en de tussenkomst van Shimon Peres tegen de erkenning als genocide. In hetzelfde artikel wordt er terecht op gewezen dat anderen in Israël daar anders over denken, en herinnerd aan de aanwezigheid van gedenktekens voor de Armeense genocide in Jeruzalem. Er is in de Armeense wijk in Jeruzalem ook een museum gewijd aan de Armeense holocaust; ik heb het bezocht toen ik gastdocent was aan de Hebrew University in Jeruzalem en de beelden hebben mij sindsdien niet meer losgelaten.

Het bedroeft me dan ook des te meer dat de hetze tegen Gie van den Berghe, waarvoor men zich in allerlei bochten moet wringen, door een reeks joodse medeburgers wordt ondertekend. Die hetze heeft misschien te maken met het feit dat hij het onderzoek over de Shoah heeft verruimd naar andere themata waar de slachtoffers en diegene die zich ermee identificeren minder interesse voor hebben. Dat hij zich sterk interesseert voor de oorzaken van het kwaad, voor de oorzaken waarom mensen zulke gruwelijke dingen doen. Alsof de historici ook die vraag niet zou mogen stellen? En alsof men ook niet zou mogen vragen waarom sommige mensen misdaden tegen de mensheid ontkennen ? Men moet het daarom niet eens zijn met alle conclusies die Gie van den Berghe uit zijn onderzoek trekt - ik ben het daar meermaals niét mee eens, en ik heb een kritisch stuk gepubliceerd tegen de stellingen in de brochure over het Holocaustmuseum waaraan hij meegeschreven heeft -, om zijn waarde als wetenschapper te erkennen en zijn stellingen op intellectueel eerlijke manier te bestrijden.

De poging tot sluipmoord op Gie van den Berghe is bovendien zeer onverstandig: indien men bv. had geargumenteerd dat men moeilijk van Israël kan verwachten dat het vooroploopt in de strijd tegen het negationisme over de Armeense Holocaust, gezien de ligging van het land en de historische ervaringen van het joodse volk, dan hadden we een normaal debat gehad. Maar uit de heftige reactie zullen vele lezers alleen maar afleiden dat er geen rook is zonder vuur. Dat er misschien toch een joodse verantwoordelijkheid is voor de negatie van de Armeense Holocaust die verborgen moet worden gehouden. En dat is jammer. Ook het respect voor de slachtoffers van de Shoah is ermee gediend dat de ontkenning van de Armeense Holocaust door Turkije wat steviger wordt aangeklaagd en dat diegenen die de moed hebben dat publiek te doen niet in de rug worden geschoten.

Matthias Storme
M.A. (Yale), hoogleraar KU Leuven


P.S. Gie van den Berghe heeft intussen zelf een repliek gepubliceerd op serendib.be

woensdag, oktober 24, 2007

Bubu

Zaterdagnamiddag 17 november vierden we in Gent het 175-jarig bestaan van mijn college, het Sint-Barbaracollege te Gent, waar ik de retorica verliet in 1976. Sindsdien is er een en ander veranderd, maar het college heeft in vele opzichten stand gehouden. Nadat generaties voorouders en andere mannelijke familieleden er gestudeerd hebben is mijn jongste dochter het allereerste meisje in de familie bij de Jezuïeten ! Dat heeft ze trouwens in haar derde leerjaar zelf beslist: toen ze eens meeging om haar broer te bezoeken kwam ze thuis met de mededeling : "volgend jaar ga ik naar die school". En wie Emma kent, weet dat niet enkel Facts maar ook Emma's Opinion stronger is than the Lord Mayor of London. Sedert het vierde lagere gaat ze daar dus ook, jaren eerder dan gepland.

In ieder geval: de viering van één en driekwart eeuw hersticht Jezuïetencollege werd zaterdag goed ingezet met een "eerste show"-optreden van enkele bekende oud-leerlingen. De oudste, die dus naar goede traditie eerst aan het woord kwam, was Gerard Mortier. Nu zal de lezer wel vermoeden dat er massa's zaken zijn waarover Mortier en ik het oneens zijn, maar minstens één zaak hebben we gemeenschappelijk: een grenzeloze bewondering voor onze retoricaleraar, pater Daniel Vandenbunder s.J. Een retoricatitularis zoals er wellicht geen meer zijn en misschien ook bijna nooit geweest zijn? Hij gaf de meerderheid van de vakken (geschiedenis, latijn, grieks, nederlands, frans, godsdienst) en dat leidde tot een grote kruisbevruchting. Filosofie was voortdurend aanwezig. Hij heeft ons zoveel Sartre doen lezen dat ik sindsdien geweigerd heb nog één letter van Sartre te lezen. Bij sommige andere auteurs was het effect wel omgekeerd natuurlijk.

De eerste les begon met pater Vandenbunder die zwijgend op bord schreef: "Es sind nur die Dummen die arbeiten". Toen wij ons al begonnen te verkneukelen, volgde het antwoord: "jullie zijn niet slim genoeg om lui te zijn, dus er zal hier gewerkt worden". Ons verstand moest dringend geactiveerd worden, want "als je erop kunt zitten, is het dat het niet scherp is". En op de vraag van een wat late 68'er "pater, gaan wij ook iets te zeggen hebben dit jaar ?" volgde de kernachtige uitdrukking van de jezuïtische filosofie: "Ja, als je iets te zeggen hebt".

Het dagelijkse Onze Vader eindige abrupt met de woorden "En geef ons heden ons dagelijks brood. Amen". Het vervolg "En vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren" werd niet gebeden "zolang er geen amnestie is".

Dat kan dus nog een tijd duren. Hoewel, over tijd gesproken: Bubu (dat was zijn bijnaam onder de leerlingen, hij was immers te veelzijdig om een andere bijnaam te hebben dan een verkleinwoord van zijn naam) wijdde ons in in het tijdsbegrip van Henri Bergson, la durée, de "morele" tijd of tijd van het geweten, onderscheiden van het wetenschappelijk tijdsbegrip. De wetenschappelijke tijd die ik aan Sint-Barbaracollege heb doorgebracht is 11 jaar (lager en middelbaar), maar de morele tijd ervan is permanent.

vrijdag, oktober 19, 2007

De kern van de zaak: BHV discrimineert in strijd met het belgisch evenwicht

Mijn eerdere bijdrage "Interpretatie zonder te zinzen: waarom de splitsing van BHV grondwettelijk moet", die verkort in de Juristenkrant nr. 154 verscheen, heeft dan toch een beargumenteerde reactie opgeroepen. In de Juristenkrant nr. 155 argumenteert Koen Lemmens waarom volgens hem een terugkeer naar de arrondissementele kieskringen met behoud van BHV grondwettig is, en mijn verwerping daarvan ‘erg speculatief’. Daarbij gebruikt hij wel een merkwaardige interpretatie van het Belgisch evenwicht, die manifest strijdig is met de Belgische grondwet maar wel overeenstemt met de retoriek van het Franstalig revanchisme.

Ter herinnering: de vraag gaat of de Grondwet, zoals meer bepaald toegepast in arrest nr. 73/2003 van het Grondwettelijk Hof (toen nog Arbitragehof) een terugkeer naar de arrondissementele kieskringen uitsluit. Mijn stelling luidde dat dit inderdaad het geval is, waarbij ik er wel aan toevoegde dat enerzijds een niet-gesplitste federale kieskring wel kon en anderzijds een splitsing gepaard kon gaan met maatregelen ter bescherming van minderheden in overeenstemming met het Belgisch evenwicht.

Lemmens verwijt me overweging B.9.5. te citeren zonder de daaraan voorafgaande B.9.4., die volgens hem aantoont dat zonder de invoering van provinciale kieskringen BHV wel behouden had kunnen blijven. Hij vergeet daarbij onder meer overweging B.9.2., waar B.9.4. op voortbouwt, en die stelt: ‘Er dient evenwel te worden opgemerkt dat, hoewel die handhaving, in 1994, bestaanbaar kon worden beoordeeld met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, diezelfde bepalingen die handhaving op dat ogenblik niet vereisten, noch thans vereisen.’

Voor de goede lezer, die de rechtspraak van het Arbitragehof kent, is duidelijk dat het Hof oordeelt dat iets wat vroeger door de beugel kon, dat niet noodzakelijk nu nog kan. Dit stemt overeen met de rechtspraak in vergelijkbare materies. Met name inzake de zetelverdeling bij de Europese verkiezingen had het Arbitragehof ook al aanvaard (arrest nr. 26/90 van 14 juli 1990) dat de voor Vlaanderen nadelige zetelverdeling tijdelijk kon blijven bestaan maar in het kader van een verdere evolutie van de staatshervorming diende te verdwijnen. Men moet weten dat in de Belgische traditie de rechter nooit openlijk een overruling toegeeft, d.w.z. een terugkomen op eerdere rechtspraak, maar die verbergt achter het aanhalen van een gewijzigde context of ander distinguo (hetzelfde geldt overigens ook voor de Engelse rechter, maar veel minder voor de Staats-Nederlandse, Duitse, Europese of Amerikaanse rechter). Dat is een normaal element van de stijl van onze rechtspraak. Psychologen zullen overigens zeer mooi kunnen uitleggen waarom ook de meeste andere mensen niet bereid zijn openlijk hun mening te veranderen zonder dat ze daarvoor een gewijzigde omstandigheid inroepen, ongeacht of die relevant is of niet.

De invoering van provinciale kieskringen behalve in Vlaams-Brabant geeft dus wel het kader aan waarin de ongrondwettigheid zich bevindt, maar niet de reden voor die ongrondwettigheid. Die reden ligt in de discriminatie in het licht van de Grondwet. Die discriminatie bestaat niet uit het al dan niet provinciaal zijn van de kieskring, maar uit het eenzijdig taalgrensoverschrijdend karakter ervan. Dat was precies de motivering van het middel dat gegrond werd verklaard. En dat is a contrario te toetsen.

Stel dat er overal provinciale kieskringen zouden zijn, behalve in Namen en Luxemburg en deze twee één kieskring zouden vormen. Zou het Hof dan de kandidaten van die twee provincies gediscrimineerd achten omdat ze in concurrentie treden met die van de andere provincie? Dat gelooft niemand. Het probleem van BHV is niet dat die kieskring provincieoverschrijdend is, maar dat die eenzijdig gewestoverschrijdend, gemeenschapsoverschrijdend en taalgrensoverschrijdend is en dat de fundamentele kenmerken van de Belgische federatie zoals opgesomd in art. 1 tot 5 juist die indeling in gemeenschappen, gewesten en taalgebieden omvatten.

Daarmee komen we aan de grond van de zaak, en het is vooral daar dat Lemmens uit de bocht gaat. Om de terugkeer naar arrondissementele kieskringen met behoud van BHV te legitimeren roept Lemmens elementen in die de verschillende behandeling tussen BHV en de andere kieskringen zouden rechtvaardigen: ‘Om evidente redenen gaat het om de uitzonderlijke situatie van de Vlamingen in Brussel en de Franstaligen in de rand’. Daarmee schrijft hij zich niet in in het Belgisch grondwettelijk kader, waar het hier om gaat, maar in de imperialistische logica van de meeste Franstalige partijen, namelijk de weigering om de twee grondslagen te aanvaarden waarop het Belgisch evenwicht berust, nl. (1) de gelijkwaardigheid tussen het Nederlands en het Frans taalgebied, tussen Vlaanderen en Wallonië, en (2) het parallellisme in de bescherming van de Franstaligen op federaal vlak en de Nederlandstaligen in Brussel (zie I.a. André ALEN, Compendium van het belgisch staatsrecht nr. 248. Vgl. daartegenover de de recente uitspraken van José Happart en de commentaar erop van Paul Geudens in de Gazet van Antwerpen van 17 september 2007 "Happart zet Belgisch evenwicht op de helling"). De positie van Franstaligen in Vlaanderen is dus gekoppeld aan die van Nederlandstaligen in Wallonië en helemaal niet aan die van de Nederlandstaligen in Brussel.

Dat evenwicht blijkt uit de in het middel aangehaalde bepalingen van de Grondwet die het volgende inhouden:
- de gelijkwaardigheid van de Vlaamse gemeenschap en de Franse gemeenschap (art. 1, 2 en passim);
- de gelijkwaardigheid van het Vlaams gewest en het Waals gewest (art. 1,3 en passim);
- de gelijkwaardigheid van het Nederlands taalgebied en het Franse taalgebied (art. 4 en passim) en het grondwettelijk bestaan van “grenzen” van deze taalgebieden, die door art. 4 lid 3 bijzonder beschermd zijn;
- de toewijzing van de provincie Vlaams-Brabant aan het Vlaams Gewest op volstrekt gelijkwaardige wijze als de toewijzing van de andere Vlaamse provincies aan dat Gewest en de toewijzing van Waals-Brabant aan het Waals Gewest en de andere Waalse provincies aan dat Gewest (art. 5 GW);
- de volstrekt parallelle territoriale regeling van de bevoegdheid van de Vlaamse gemeenschap over het Nederlands taalgebied en van de Franse Gemeenschap over het Frans taalgebied (§2 van art. 127, 128 en 129 GW);
- de volstrekt parallelle onmogelijkheid voor een inwoner van het Vlaams Gewest om verkozen te worden in de Raad van de Franse Gemeenschap en voor een inwoner van het Waals gewest om verkozen te worden in de Raad van de Vlaamse gemeenschap (art. 24bis Bijzondere Wet hervorming instellingen).
Het blijkt ook uit de vergelijkbare wijze van samenstellen van de federale en de Brusselse regering en de gelijkaardige beschermingsmechanismen (alarmbel e.d.m.)

Het bestaan van faciliteitengemeenten in Vlaams-Brabant kan geen rechtvaardiging vormen voor het verstoren van dit evenwicht ten nadele van Vlaams-Brabant, aangezien dergelijke gemeenten in meerdere provincies aanwezig zijn, en er in andere provincies ook geen bijzondere regels gelden; behalve in beperkte mate in Komen en Voeren - maar zij kunnen alvast het totaal aantal Nederlandstalige v. Franstalige volksvertegenwoordigers niet beïnvloeden. Hieruit moet men alvast afleiden dat ook een "inschrijvingsrecht" voor inwoners in Vlaams-Brabant om in Brussel te stemmen voor (Franstalige) lijsten aldaar, slechts grondwettig is voor zover dit het totaal aantal zetels voor Vlaams-Brabant niet kan beïnvloeden.

Los van alle vragen van interpretatie van een arrest dat een compromis vormde tussen 12 netjes politiek verdeelde rechters, ligt hier de kern van de zaak: de onwil van de Franstaligen tot aanvaarding van de gelijkwaardigheid van het Nederlands en de daaruit voortvloeiende eis van reciprociteit van alle faciliteiten of andere uitzonderingen.

Matthias Storme, advocaat en buitengewoon hoogleraar aan de KUL

donderdag, oktober 18, 2007

Grens als sleutelbegrip (mijmeringen n.a.v. een uitspraak van Bart Staes)

In het weekblad Knack van gisteren wordt Bart Staes geïnterviewd en op de vraag wat dan wel de progressieve waarden zijn, antwoordt hij "ik vat ze samen in drie sleutelbegrippen: grenzen, solidariteit en warmte". Interessant, want dat zijn alle drie ook conservatieve waarden. Dat geldt manifest voor het allereerste sleutelbegrip dat Staes noemt. Leuk dat hij het woord sleutelbegrip gebruikt, want dat is precies de term die ik zelf ook uitsprak in een interview voor Braambos (uitgezonden door KTRO op televisie uitgezonden op 26 september 1999 : "Er is meer"). Ik had het toen over territoriale grenzen (voor het belang waarvan ook Bart Staes als verdediger van de "kleine" volkeren wel begrip zal hebben), over ethische grenzen en vooral over de 3 "antropologische grenzen". Ik citeer hoe ik het toen improviseerde in het interview:

"De eerste is: de mens is sterfelijk, dus de dood als grens. De tweede grens is : wij zijn geboren uit onze ouders, dus wij zijn jonger dan onze ouders. Er is dus altijd een niveauverschil tussen ons en onze ouders. Wij kunnen nooit zeggen dat onze ouders uit ons zijn voortgekomen. Het is altijd éénrichtingsverkeer. De moderne mens heeft er moeite mee te aanvaarden dat er iemand voor hem is geweest, van wie hij iets heeft gekregen. Hij zou veel liever als het ware uit het niets geboren zijn. En de derde grens is: dat de mens bestaat uit mannen en vrouwen. En ook dat is een onderscheid dat in onze maatschappij zoveel mogelijk afgestoten wordt, waarbij men niet meer aanvaardt dat daar verschillen zijn. Zoals men ook niet meer aanvaardt dat er een verhouding is tussen ouders en kinderen. Zoals men eigenlijk ook de dood niet meer aanvaardt en probeert weg te steken in onze maatschappij. Het sterven is iets dat moet gebeuren zover mogelijk van de wereld, moet worden verborgen."

Later heb ik het samengevat als "sterfelijkheid, generationaliteit, en geslachtelijkheid van de mens".

Ik heb de idee van die 3 grenzen niet zelf uitgevonden, wel geherinterpreteerd. Ik heb me al suf gepiekerd waar ik de idee gehaald heb, maar vind het niet. Vermoedelijk van één van mijn professoren wijsbegeerte in Leuven. Ik had zo'n vage idee dat ik dit zou geleerd hebben van de onlangs overleden prof. Jacques Schotte (een leerling van Lipót (Leopold) Szondi), maar daar heb ik nooit les van gehad en ik kan me niet herinneren er ooit een wijsgerig gesprek mee te hebben gevoerd. Misschien kan een van de lezers me helpen ? Wel vond ik recent in een artikel van G. Ossimitz over de conflictsociologie van Gerhard Schwartz, getiteld "The evolution of conflicts. The Conflict Theory of Gerhard Schwarz
and its Application to Xenophobia
", een merkwaardige parallel. Hij beschrijft daarin de fundamentele aporetische polariteiten van de mensheid (dit zijn de polariteiten die leiden tot aporetische conflicten, conflicten die in beginsel onoplosbaar zijn omdat beide zijden evenzeer gelijk hebben en bovendien niet onafhankelijk van elkaar kunnen bestaan): leven/dood, individu/groep, jong/oud en man/vrouw. Schwartz legt uit dat een maatschappelijke hiërarchie de oplossing is waardoor die die aporieën overstegen worden (uitgewerkt in zijn boek "Die Heilige Ordnung der Männer. Hierarchie, Gruppendynamik und die neue Rolle der Frauen"). Naast de drie grenzen waarop ik eerder alludeerde wordt de aporie individu/gemeenschap opgevoerd. Dat heeft ook iets met grenzen van gemeenschappen te maken: indien de mens deel uitmaakt van een gemeenschap, heeft die ook grenzen (wat niet uitsluit dat men van meerdere niveaus van gemeenschap deel kan uitmaken en in zekere zin ook van meerdere gemeenschappen); zowel een individu als een gemeenschap hebben nood aan territoriale grenzen. En die vierde aporie is ook iets waar de moderne westerse ideologie het al even moeilijk mee heeft als met de drie andere (zie de typisch linksliberale verwerping van alles wat op groepsdenken zou wijzen).

De tegenstelling individu/gemeenschap is natuurlijk de traditionele tegenstelling tussen liberalen en socialisten (al klopt dat in de hedendaagse politiek al veel minder), waarin conservatieven net als christendemocraten een middenpositie innemen. Welnu, hier komt nog een ander aspect van het sleutelbegrip grens om het hoekje kijken. Dat betreft de grenzen die men moet stellen aan maatschappelijke sferen, en in het bijzonder de grenzen aan de staat enerzijds en de markt anderzijds. Ik kom er dadelijk op terug, maar citeer eerst even terug Bart Staes.

Bij het noemen van grens als sleutelbegrip merk je de verbazing van de Knack-journalisten die uitleg vragen. En als groene jongen (en dat is hier helemaal niet negatief bedoeld) noemt Staes met name "grenzen aan wat mensen in een razendsnel draaiende en consumerende samenleving kunnen verdragen. Grenzen ook aan wat de planeet kan verdragen". Ook deze twee voorbeelden passen bij uitstek in een conservatieve levensbeschouwing. Het is allicht niet toevallig dat de Knack-journalisten dan ook precies op de invulling van dit sleutelbegrip niet doorvragen en dan maar over de twee andere verdergaan: het sleutelbegrip grens lijkt hen vreemd. Anders dan Staes hebben zij wellicht de conservatieve intuïtie verloren.

Grenzen stellen "aan wat mensen in een razendsnel draaiende en consumerende samenleving kunnen verdragen"zal, mogen we aannemen, onder meer grenzen aan de vermarkting betekenen. Conservatieven hebben niets tegen de markt, zolang die markt grenzen kent. En daarmee bedoel ik dat een heleboel menselijke waarden niet aan het marktmechanisme mogen onderworpen worden (tenzij dan in overdrachtelijke betekenis zoals "de markt der ideeën"). De markt is een uitstekend mechanisme voor de productie en distributie van materiële waarden. Ze is dodelijk voor persoonswaarden. Menselijke relaties moeten gevrijwaard worden tegen vermarkting. Dat is de reden waarom alle grote beschavingen onder meer een familierecht hebben, een geheel van instituties dat door de paarse ideologie vakkundig is vernield. Liberale en socialistische ideologen zijn daarin wel degelijk bondgenoten.

Ik weet niet of Bart Staes het zich nog herinnert, maar op 4 december zat ik samen met hem, Dirk Sterckx, Anne van Lancker en Miet Smet aan tafel in het Europees Parlement als panel in een debat georganiseerd door Hendrik Vos. Voor de curieuzeneuzen onder jullie: ik zat daar inderdaad namens de N-VA (dat was toen ik nog de illusie koesterde dat de N-VA mij op de lijst voor de Europese verkiezingen van 2004 zou uitspelen. Na het kartel gesloten op 14 februari 2004 heeft Dehaene, die de lijst zou trekken, zich daar tegen de kartelafspraken in vierkant tegen verzet en de N-VA heeft zich bij dat veto neergelegd. Op vragen daarover op de partijraad van 13 maart 2004 heeft de N-VA-top dat veto bij hoog en bij laag ontkend. Dat is de reden - die ontkenning bedoel ik dus, niet het niet figureren op de lijst - waarom ik na ontvangst van het verslag op 25 maart mijn actieve medewerking aan de N-VA heb opgeschort). Terug naar het debat in het EP nu. Sterckx en Van Lancker hielden het voorspelbare verhaal van liberalen en socialisten: voor de ene moest er vooral meer markt zijn en voor de andere vooral meer overheid. Aangezien Miet Smet het niet deed, heb ik dan maar verteld wat het christendemocratische antwoord daarop moest zijn, namelijk: minder markt én minder overheid, maar meer civil society (middenveld zo men wil, in traditioneel CVP-jargon). Dat is precies het tegendeel van paars, de coalitie van markt en overheid tégen het middenveld of de civil society. Meer civil society vereist ook, en dat hebben de christendemocraten bij ons anders dan in Duitsland niet begrepen, het terugdringen van de juridisering van die burgerlijke samenleving. Met natuurlijk om te beginnen legem antidiscriminationis esse delendam .... (Ceterum censeo dat de antidiscriminatiewetten moeten worden afgeschaft). Want het is niet de doorhollende markt die daar last van heeft, het zijn naast de maatschappelijke vrijheden ook de vele menselijke waarden die niet in het keurslijf van de winstlogica en de "redelijke verantwoording van elk onderscheid" passen. Enkel door ook dat roer om te gooien kunnen we, om het te stellen in termen van Jürgen Habermas waarmee Bart Staes misschien wat meer affiniteit heeft, grenzen stellen aan de "kolonisering van de menselijke leefwereld".
 
Locations of visitors to this page